Nederland in Last, tekortschieten in de EU

Als Voorzitter van de Europese Innovatieraad wordt ik veel gevraagd, op mijn reizen door de EU, naar hoe een lidstaat haar beleid ten aanzien van onderzoek en innovatie kan verbeteren. Ik heb dat gedaan in o.a. Slovenie, Slowakije en Polen. Maar ik heb ook gereflecteerd op landen dichterbij zoals Duitsland en Denemarken. Dat doe ik vaak samen met bestuurders van die landen, en ook wel eens in de pers van dat land. Waarom doe ik dit: omdat een sterk regionaal beleid, een goede nationale financiering de basis zijn voor succesvol gebruik van Europese Fondsen. Dat zijn ook conclusies van de rapporten van Draghi, Letta en Heitor.

Ik ga dus ook iets zeggen over Nederland. Ik heb altijd het perspectief gekozen van de innovatieve start-ups in complexe technologieën. Want daar gaat de Europese Innovatieraad immers over. Innovatieve start-ups hebben een essentiele functie in een dynamische economie. Ze vullen de gaten die de gevestigde orde open laat, maar dragen ook bij aan de vernieuwing van de gevestigde orde, en anders wel tot de vervanging van de gevestigde orde. De Oostenrijkse econoom Schumpeter spreekt van creatieve destructie. Let op dat is een dubbel begrip: het bestaat uit creatie naast destructie, en die beide krachten moeten in evenwicht zijn, anders ontstaan bubbles of kaalslag. In slecht gebalanceerde economieën zien we beide fenomenen: bubbels in Silicon Valley en kaalslag in Detroit.

Een goed innovatiebeleid kent een gezonde dosis concurrentie en een flinke inzet op samenwerking en is daarom het best als elke bestuurslaag op haar manier bijdraagt aan innovatie door financiering, ondersteuning van instellingen en broedplaatsen, door het bevorderen van samenwerking in ontwikkeling en concurrentie op markten. Elke overheid moet ook streven naar innovatiebevorderende regelgeving of juist luwe plekken in regelgeving.  Tenslotte moet een overheid ook via openbare aanbesteding innovatie aanjagen, vermits die een zinvolle bijdrage levert aan maatschappelijke uitdagingen. Draghi roept in zijn recent rapport al deze instrumenten in te zetten, en constateert dat de achterstand op Amerika alleen ingelopen kan orden door publieke investeringen op alle niveau’s. Daarbij moeten slimme investeringen het bedrijfsleven uitdagen een hogere bijdrage te leveren.

Nederland staat in dit perspectief met de nieuwe regering op een ander kruispunt bestaande uit de wens van een lagere afdracht naar Brussel (dat zou kunnen terugslaan in een lagere inzet op onderzoek en innovatie) en forse besparingen op hoger onderwijs en onderzoek. Een mogelijke korting op het provinciefonds kan ook leiden tot een soberder regionaal economisch beleid. De combinatie van de drie inzetten verzwakken de invloed op het Europees beleid, verkleint de rol van kennisinstellingen in Europese samenwerkingen en versterken de tegenstellingen tussen regio’s in Nederland. Tenslotte maken de drie bezuinigingen het ook moeilijker om beleidsdoelen ingezet door vorige regeringen maar ook deze regering te halen.

Laat ik met dat laatste beginnen. Willen de verzorgingsstaat in stand houden hebben we een groei in welvaart nodig (ja op een duurzame manier bereikt en berekend). Dat kan op vier manieren: innovatie door het lanceren van nieuwe technologieën, het verhogen van de arbeidsproductiviteit door digitalisering en robotisering, het verhogen van toegevoegde waarde door beter design en service en door meer export. Alle vier de doelen vereisen een sterke basis in onderzoek en onderwijs: dat gaat van beta wetenschap maar ook een beter inzicht in maatschappelijke behoefte en begrip van buitenlandse talen en culturen. Nederland moet het hebben van een sterke internationale oriëntatie, dat betekent mensen opleiden die zich internationaal kunnen bewegen, maar ook open staan voor buitenlands talent. Het opheffen van kleine talenopleidingen betekent ook dat we geen tolken en vertalers meer opleiden. En Hongaars is een moeilijke taal, en voor Frans of Duits moet je de finesses verstaan.

Een goed innovatiebeleid speelt ook in op urgente uitdagingen. Om een aantal van de regering te benoemen: om een sterke landbouw in dit land te behouden zal ze moeten innoveren onder andere door en sterkere inzet op plantaardige proteïnen, door robotiseren van teelt, oogst en verwerking, door reductie van energie en watergebruik, door verwerking van agrarisch afval tot grondstoffen voor materialen. Behoud van een toegankelijke en betaalbare zorg vereist de massale inzet van kunstmatige intelligentie en quantumcomputers voor diagnose en ontwikkeling van medicaties, maar ook voor het verbeteren van zorg op afstand. De grote woningbouw opgave kan alleen maar in combinatie van een goede kennis van de draagkracht van bodem en waterhuishouding. Tenslotte heeft Nederland een sterke positie rond micro-electronica en die vereist een voortdurende inzet op onderzoek en innovatie. En dit is maar een reeks voorbeelden.

Ik heb eerder aangegeven dat Nederland een sterke positie on ondernemerschap heeft. We hebben dat in commercieel ondernemerschap, maar logistiek en handel leveren weinig toegevoegde waarde op (en laagwaardige arbeid). Innovatief en technologisch ondernemerschap leveren een hoge toegevoegde waarde op een hoogwaardige competenties. Nederland heeft in de afgelopen 30 jaar een fijnmazige piramide rond startersbeleid opgezet met kweekvijvers in steden, hoogwaardige faciliteiten rond universiteiten, opleidingen voor technologisch ondernemerschap en een mooie trap aan financiering van lokale vouchers tot participaties van regionale ontwikkelingsmaatschappijen en sinds enkele jaren het succesvolle InvestNL.

Europese financiering is soms een basis geweest maar heel vaak een volgende stap. Nederlandse technostarters zijn zeer succesvol geweest bij de European Innovation Council. Tot voor kort hadden we de 3de plaats in aantal toekenningen en bijna de tweede plaats in financieringstroon. Dat succes is gebaseerd op een goede voedingsbodem op Universiteiten en in regio’s. Het is fijn dat InvestNL extra middelen krijgt, maar de bezuinigingen op onderzoek en hoger onderwijs verzwakken die voedingsbodem aanzienlijk. Dat zal op langere termijn merkbaar zijn, en we worden ingehaald door andere Europese landen, die niet een doodlopende weg inslaan.

Sommige optimisten hopen dat Europees geld de bezuinigingen gaan compenseren. Dat werkt niet zo. Het is van belang te weten dat Europese programma’s in theorie 100% van de toegestane kosten vergoeden, alleen zijn de toegestane kosten maar 70-75% van de echte kosten van onderzoek. Er moet dus altijd geld bij, die voortkomt uit de basisfinanciering van kennisinstellingen en een beetje uit winst op commercieel onderzoek, maar die is relatief klein). De marge die universiteiten op buitenlandse studenten maken gaat ook teruglopen, dus dat verkleint ook de slagvaardigheid van Universiteiten. Minder nationale financiering betekent ook minder ruimte om financiering bij de EU te verkrijgen. Daarbij is de concurrentie voor Europese financiering hoog dus je moet goe beslagen te ijs komen. En omdat te kunnen moet je ook een basis gelegd hebben met NWO financiering. Om het HBO in staat te stellen Europese allianties aan te gaan heb je een goede nationale basisfinanciering nodig.

Een andere uitdaging is dat Universiteiten weliswaar een wettelijke taak hebben tot kennisvalorisatie, maar daar geen financiering voor krijgen. Met de aangekondigde bezuinigingen kunnen Universiteiten gedwongen worden die afdelingen in te krimpen. Ze kunnen ook verleid worden door hogere vergoedingen te krijgen voor patenten of door een groter aandeel te nemen in startups. Dat is een ongelukkige weg. Het succes van de spinoffs van kennisinstellingen in Nederland ten opzichte van andere landen komt door de snelle regelingen van patentoverdracht en aandelenparticipatie en door het 10% principe. Spinoffs betalen maximaal 10% royalty over de omzet, of geven 10% van de aandelen aan de Universiteit. Landen die hogere percentages hanteren hebben als bij effect langere onderhandelingen en een tragere groei van startende bedrijven. Universiteiten worden dan een blok aan het been van starters in plaats van kweekvijvers.

Het rapport van Draghi geeft aan dat Europa een forse achterstand in onderzoeksbudgetten heeft en ook in innovatief ondernemerschap achterloopt. Dat is te verklaren door minder publieke investeringen, minder private financiering en dan ook nog eens een versnipperde markt met 27 lidstaten met eigen regelgeving en overheidsaanbestedingen. Draghi en Heitor pleiten voor meer investeringen op alle niveaus. Terecht lijkt Minister Bruins te pleiten voor meer Europese investeringen in de komende jaren, maar om daar als Nederland baat te hebben moeten de regionale broedplaatsen gekoesterd worden, moet er jong talent opgeleid worden en moet er nationaal geconfinancierd worden. Deze regering gaat een andere richting op, ten koste van de nieuwe generatie.

Meld u aan als u commentaar wilt bekijken of toevoegen