European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

L-serie


2024/3110

18.12.2024

VERORDENING (EU) 2024/3110 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 27 november 2024

tot vaststelling van geharmoniseerde regels voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 305/2011

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad (3) werd vastgesteld in het kader van de interne markt, teneinde de voorwaarden voor het in de handel brengen van bouwproducten te harmoniseren en belemmeringen voor de handel in bouwproducten tussen de lidstaten weg te nemen.

(2)

Uit hoofde van Verordening (EU) nr. 305/2011 moet de fabrikant om een bouwproduct dat onder een geharmoniseerde technische specificatie valt in de handel te kunnen brengen, een prestatieverklaring voor een dergelijk product opstellen. De fabrikant neemt de verantwoordelijkheid voor de conformiteit van het product met de aangegeven prestaties en toepasselijke vereisten op zich. Fabrikanten zijn voor bepaalde producten vrijgesteld van die verplichting.

(3)

De ervaring met de uitvoering van Verordening (EU) nr. 305/2011, de door de Commissie in 2019 uitgevoerde evaluatie en het verslag over de Europese Organisatie voor technische goedkeuringen hebben aangetoond dat het kader voor bouwproducten op verschillende punten ondermaats presteert, onder meer wat betreft de ontwikkeling van normen en het markttoezicht. Bovendien is uit de feedback die in de loop van de evaluatie is ontvangen, gebleken dat de overlappingen moeten worden beperkt, en tegenstrijdigheden en herhaalde vereisten, ook met betrekking tot andere Uniewetgeving, moeten worden verwijderd, om meer juridische duidelijkheid te verschaffen en de administratieve lasten voor de marktdeelnemers te beperken. Het is daarom noodzakelijk de wettelijke verplichtingen van de marktdeelnemers te actualiseren en in overeenstemming te brengen met de verplichtingen uit hoofde van andere Uniewetgeving, en tevens nieuwe bepalingen toe te voegen, onder meer met betrekking tot het markttoezicht, om de rechtszekerheid te vergroten en uiteenlopende interpretaties te vermijden.

(4)

Er moeten goed functionerende informatiestromen tot stand worden gebracht, onder meer via elektronische middelen en in een machineleesbare vorm, om ervoor te zorgen dat in de hele toeleveringsketen coherente en transparante informatie over de prestaties van bouwproducten beschikbaar is. Dat zal naar verwachting de transparantie vergroten en de efficiëntie wat betreft de informatieoverdracht verbeteren. Door te zorgen voor digitale toegang tot uitgebreide informatie over bouwproducten kan worden bijgedragen tot de digitalisering van de bouwsector in zijn geheel, en kan het kader geschikt worden gemaakt voor het digitale tijdperk. Bovendien zou het verschaffen van toegang tot betrouwbare en duurzame informatie ook betekenen dat de marktdeelnemers en andere actoren niet bijdragen tot elkaars non-conformiteit met vereisten.

(5)

In de resolutie van het Europees Parlement van 10 maart 2021 over de uitvoering van Verordening (EU) nr. 305/2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten (de bouwproductenverordening) (4) toonde het Europees Parlement zich ingenomen met de doelstelling van de Commissie om de bouwsector duurzamer te maken door de duurzaamheidsprestaties van bouwproducten aan te pakken in het kader van de herziening van Verordening (EU) nr. 305/2011, zoals was aangekondigd in de mededeling van de Commissie van 11 maart 2020 getiteld “Een nieuw actieplan voor een circulaire economie. Voor een schoner en concurrerender Europa”. In de conclusies van de Raad van 28 november 2019 over de circulaire economie in de bouwsector werd er bij de Commissie op aangedrongen bij de herziening van Verordening (EU) nr. 305/2011 de circulariteit van bouwproducten te bevorderen. In de mededeling van de Commissie van 10 maart 2020 getiteld “Een nieuwe industriestrategie voor Europa” werd benadrukt dat de duurzaamheid van bouwproducten moet worden aangepakt en werd erop gewezen dat een duurzamere gebouwde omgeving essentieel is voor de transitie van Europa naar klimaatneutraliteit. In de mededeling van de Commissie van 5 mei 2021 getiteld “Actualisering van de nieuwe industriestrategie van 2020: een sterkere eengemaakte markt tot stand brengen voor het herstel van Europa” werd de bouw aangemerkt als een van de prioritaire ecosystemen die worden geconfronteerd met de zeer belangrijke uitdagingen om enerzijds de klimaat- en duurzaamheidsdoelstellingen te verwezenlijken en anderzijds de digitale transformatie te omarmen, uitdagingen waarvan het concurrentievermogen van de bouwsector afhankelijk is. Het is daarom passend regels vast te stellen voor de verklaringen over de prestaties inzake ecologische duurzaamheid van bouwproducten, met inbegrip van de mogelijkheid om relevante drempelniveaus en klassen vast te stellen. Prestatieklassen voor de milieuprestaties van producten moeten de diversiteit aan producten en hun stand van de techniek correct weergeven en moeten het mogelijk maken dat de meest milieuvriendelijke producten correct als zodanig te identificeren zijn. Bovendien moeten dergelijke prestatieklassen wanneer wordt verwezen naar milieueffecten begrijpelijk zijn, mogen zij niet misleidend zijn en geen ruimte laten voor lastenverschuiving.

(6)

Ook in de EU-strategie inzake normalisatie van 2022, zoals omschreven in de mededeling van de Commissie van 2 februari 2022 getiteld “Een EU-strategie voor normalisatie — Mondiale normalisatie ter ondersteuning van een veerkrachtige, groene en digitale eengemaakte markt in de EU”, werd de bouw genoemd als een van de meest relevante gebieden waarop geharmoniseerde normen het concurrentievermogen zouden kunnen verbeteren en de marktbelemmeringen zouden kunnen verminderen.

(7)

Om de milieudoelstellingen te verwezenlijken, met inbegrip van de strijd tegen de klimaatverandering en de transitie naar een circulaire economie, moeten nieuwe milieuverplichtingen worden vastgesteld, zonder dat de bureaucratie en kosten voor marktdeelnemers, met name kleine en middelgrote ondernemingen onevenredig toenemen, en moet de basis worden gelegd voor de ontwikkeling en toepassing van een beoordelingsmethode voor de berekening van de ecologische duurzaamheid van bouwproducten. De berekeningen moeten betrekking hebben op de levenscyclus van het product, waarbij wordt gebruikgemaakt van de methoden die door middel van normalisatie zijn vastgesteld. Voor nieuwe producten moeten de berekende levenscycli alle levensfasen van een product omvatten, van de aankoop van grondstoffen of de opwekking uit natuurlijke hulpbronnen tot aan de definitieve verwijdering van het product, ook rekening houdend met potentiële voordelen en belastingen die buiten de grenswaarden vallen. Voor gebruikte en geherproduceerde producten moet de berekende levenscyclus beginnen bij de de-installatie van het product uit een bouwwerk en vervolgens alle daaropvolgende fasen, tot aan de definitieve verwijdering van het product omvatten. De Commissie moet software beschikbaar stellen om de berekening uit te voeren, met name de karakteriseringsfactoren die van toepassing zijn overeenkomstig Europese norm EN 15804 of toekomstige toepasselijke normen. Software-updates moeten worden meegedeeld en moeten aanzetten tot actualisering, binnen één jaar, van de desbetreffende berekeningen.

(8)

Om de veiligheid en functionaliteit van de bouwproducten en, in het verlengde daarvan, van de bouwwerken, alsook de veiligheid van arbeidskrachten en gebruikers te waarborgen, moet worden voorkomen dat bepaalde dienstverleners, zoals fulfilmentdienstverleners, onlinemarktplaatsen en aanbieders van tussenhandelsdiensten, bijdragen tot de non-conformiteit van andere actoren. Daarom moeten de relevante bepalingen ook van toepassing worden op die diensten en hun aanbieders.

(9)

Om het noodzakelijke verband te leggen tussen bouwproducten en de bouwwerken, met inbegrip van gebouwen, waarin die bouwproducten kunnen worden verwerkt, mag het begrip “bouwwerken” alleen worden gedefinieerd voor de toepassing van deze verordening en onverminderd de bevoegdheden van de lidstaten om bouwwerken en gebouwen te definiëren en te reguleren.

(10)

Om te voorkomen dat innovatieve distributiemodellen worden gebruikt om de verplichtingen uit hoofde van deze verordening te omzeilen, moet worden verduidelijkt dat elke levering van een product in het kader van een handelsactiviteit, ook wanneer de eigendom of het bezit van de producten wordt overgedragen als onderdeel van de verlening van een dienst, wordt beschouwd als het op de markt aanbieden van het product.

(11)

Het waarborgen van het vrije verkeer van kits voor bouwproducten op de interne markt zou het concurrentievermogen van de sector ondersteunen. Met die aanpak zou een grotere markt bereikt kunnen worden, zouden de productieprocessen voor bedrijven gestroomlijnd worden en zou het gemak voor zowel consumenten als bedrijven worden vergroot.

(12)

De conformiteit van bouwproducten met de Uniewetgeving hangt vaak af van de conformiteit van de belangrijke onderdelen ervan met die Uniewetgeving. Omdat belangrijke onderdelen vaak in verschillende bouwproducten worden geïntegreerd, zou de veiligheid en de bescherming van het milieu, met inbegrip van het klimaat, echter beter kunnen worden bereikt wanneer de belangrijke onderdelen stroomopwaarts zouden worden beoordeeld, dat wil zeggen wanneer de prestaties en de conformiteit vooraf zouden worden beoordeeld en onafhankelijk van de beoordeling van het uiteindelijke bouwproduct waarin zij worden geïntegreerd. Evenzo zou het markttoezicht efficiënter worden wanneer non-conforme belangrijke onderdelen zouden kunnen worden geïdentificeerd en aangepakt. Daarom moeten er verplichte voorschriften worden vastgesteld die op belangrijke onderdelen van bouwproducten van toepassing zijn. Dezelfde aanpak moet worden gevolgd voor onderdelen of materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt in bouwproducten die baat zouden hebben bij de vrijwillige toepassing van de verordening.

(13)

Items, zoals bouwproducten, hun belangrijke onderdelen of hun andere onderdelen of materialen, kunnen als zodanig of als een reeks afzonderlijke componenten die bestemd zijn om samen te worden gebruikt in de handel worden gebracht, en moeten worden onderworpen aan specifieke geharmoniseerde technische specificaties. Om de toepassing van deze verordening te vereenvoudigen, moeten de items en componenten die onder het toepassingsgebied van de verordening vallen duidelijk worden geïdentificeerd. Een dergelijke identificatie mag echter niet de mogelijkheid uitsluiten dat de componenten als bouwproducten in de handel worden gebracht wanneer die componenten afzonderlijk, als belangrijke onderdelen of anderszins in de handel worden gebracht.

(14)

Met behoud van een breed toepassingsgebied voor de mogelijke toepassing van deze verordening, moet de toepassing ervan op bepaalde producten die reeds bij andere rechtshandelingen van de Unie zijn geharmoniseerd, worden uitgesloten om overlapping van regelgeving te voorkomen. Om diezelfde reden is het ook belangrijk een onderscheid te maken tussen aspecten van dezelfde producten die onder deze verordening vallen en aspecten die onder andere sectorale wetgeving vallen. Dat zou bijvoorbeeld het geval zijn voor verlichtingsproducten en elektrische en elektronische producten, die onder de Richtlijnen 2014/35/EU (5), 2014/30/EU (6), 2014/53/EU (7) en 2001/95/EG (8) van het Europees Parlement en de Raad vallen. Het brede toepassingsgebied van deze verordening mag echter niet worden uitgelegd als een intentie om alle producten te harmoniseren die in de handel kunnen worden gebracht om in bouwwerken te worden verwerkt. Producten die niet geschikt zijn voor harmonisatie, bijvoorbeeld vanwege hun verband met cultureel erfgoed, hun gebruik van specifiek materiaal dat alleen op bepaalde plaatsen kan worden verkregen of vanwege heterogene omstandigheden tussen lidstaten, mogen niet onder de harmoniserende werking van deze verordening vallen. Dat kan worden bereikt door de actieve keuze om voor die producten geen geharmoniseerde technische specificaties te laten gelden.

(15)

Gebruikte producten die onder deze verordening vallen en uit derde landen worden ingevoerd, moeten, bij gebrek aan specifieke regels voor gebruikte producten, aan dezelfde regels worden onderworpen als nieuwe bouwproducten.

(16)

Bouwproducten die in de ultraperifere gebieden van de Unie in de handel worden gebracht, worden vaak vanuit buurlanden ingevoerd en zijn daarom niet onderworpen aan de vereisten van het Unierecht. Het zou onevenredig duur zijn om die bouwproducten aan dergelijke vereisten te onderwerpen. Tegelijkertijd circuleren de in de ultraperifere gebieden vervaardigde bouwproducten nauwelijks in andere lidstaten. Daarom moeten lidstaten de mogelijkheid hebben om bouwproducten die in de ultraperifere gebieden van de Unie in de handel worden gebracht van die vereisten vrij te stellen.

(17)

Om een sterke koppeling tussen normen en de regelgevingsbehoeften van de lidstaten te waarborgen, moet een deskundigengroep de Commissie ondersteunen bij de voorbereiding van normalisatieverzoeken en andere geharmoniseerde technische specificaties. De werkzaamheden van de deskundigengroep moeten aansluiten op een werkplan dat is opgesteld op basis van input van de lidstaten, in aanvulling op de algemene prioriteiten van de Unie, zoals de doelstellingen van de EU op het gebied van klimaat en circulaire economie. Bij de vaststelling van de prioriteiten van het werkplan moet de Commissie bijzondere aandacht besteden aan de vervanging van de uit hoofde van Verordening (EU) nr. 305/2011 vastgestelde geharmoniseerde technische specificaties. De Commissie moet de lidstaten en het Europees Parlement jaarlijks informeren over de voortgang van de uitvoering van het werkplan, met onder meer informatie over de uitgebrachte normalisatieverzoeken, het aantal door de Europese normalisatieorganisaties voorgestelde normen, de gemiddelde tijd die de Commissie nodig had voor de beoordeling van normen, en de verhouding tussen normen die door de Commissie zijn aanvaard en normen die door de Commissie zijn verworpen.

(18)

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel is het voor de verwezenlijking van de basisdoelstelling van harmonisatie van de interne markt voor bouwproducten noodzakelijk en passend om tegemoet te komen aan de regelgevingsbehoeften van de lidstaten door alleen de essentiële kenmerken te definiëren die nodig zijn om de productprestaties te beoordelen. De definitie van die essentiële kenmerken en de daarop toepasselijke beoordelingsmethoden moeten voorzien in een minder belastende aanpak die voldoende betrouwbaar is en zij moeten overlappingen en inconsistenties voorkomen. Deze verordening gaat overeenkomstig artikel 5, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(19)

Omwille van een maximale coherentie van de regelgeving moet deze verordening zo veel mogelijk voortbouwen op het horizontale rechtskader, in dit geval met name op Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad (9). De verordening volgt de recente trend in de productwetgeving om een terugvaloplossing te ontwikkelen wanneer de Europese normalisatieorganisaties geen geldige geharmoniseerde normen vaststellen. De Commissie moet, wanneer een Europese normalisatieorganisatie naar aanleiding van een normalisatieverzoek een geharmoniseerde norm levert die elementen bevat die niet tegemoetkomen aan de regelgevingsbehoeften van de lidstaten of die niet in overeenstemming zijn met de veiligheids-, milieu-, circulariteits- en klimaatdoelstellingen van de Unie, het normalisatieverzoek herzien of de geharmoniseerde norm met beperkingen verplicht stellen. Het moet mogelijk zijn een terugvaloplossing toe te passen op geharmoniseerde normen die niet in overeenstemming zijn met het normalisatieverzoek en die betrekking hebben op een productfamilie of productcategorie die ofwel nog niet eerder onder een geharmoniseerde norm viel, ofwel onder een geharmoniseerde norm valt die al meer dan vijf jaar van toepassing is, ofwel onder een geharmoniseerde norm valt die met beperkingen van toepassing is.

(20)

Wanneer geharmoniseerde normen regels vastleggen voor de beoordeling van de prestaties met betrekking tot essentiële kenmerken die relevant zijn voor de bouwregelgeving van lidstaten, moeten die normen als geharmoniseerde prestatienormen verplicht worden gesteld voor de toepassing van deze verordening, aangezien alleen op grond van dergelijke verplichte normen producten tot het vrije verkeer kunnen worden toegelaten, terwijl zij waarborgen dat de lidstaten kunnen verzoeken om productkenmerken die verband houden met de basisvereisten voor bouwwerken in het licht van hun specifieke nationale situatie, zoals uiteenlopende klimatologische, geologische, geografische en andere omstandigheden. Wanneer die beide doelstellingen samen worden nagestreefd, vereisen zij dat producten volgens één enkele beoordelingsmethode worden beoordeeld, vandaar dat de methode verplicht moet zijn. Er kunnen echter vrijwillige normen worden gebruikt om productvereisten, die voor de desbetreffende productfamilie of -categorie bij gedelegeerde handelingen zijn gespecificeerd, nog concreter te maken, volgens het pad van Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad (10). In lijn met Besluit nr. 768/2008/EG moeten die vrijwillige normen kunnen voorzien in een vermoeden van conformiteit met de vereisten waarop zij betrekking hebben.

(21)

Voor de beoordeling van de prestaties met betrekking tot essentiële kenmerken kan het nodig zijn drempelniveaus vast te stellen. Voor bepaalde aanvragen moet aan vrijwillige drempelniveaus worden voldaan. Als voorwaarde voor het in de handel brengen van het product op de interne markt moet aan verplichte drempelniveaus worden voldaan, ongeacht de aanvraag ervan.

(22)

Om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese Green Deal zoals beschreven in de mededeling van de Commissie van 11 december 2019 getiteld “De Europese Green Deal”, het actieplan voor de circulaire economie en het actieplan om verontreiniging tot nul terug te brengen zoals beschreven in de mededeling van de Commissie van 12 mei 2021 getiteld “Route naar een gezonde planeet voor iedereen. EU-actieplan: Verontreiniging van lucht, water en bodem naar nul”, en te zorgen voor veilige bouwproducten — veiligheid is tenslotte een van de doelstellingen die moeten worden nagestreefd in de wetgeving op basis van artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) — zijn productvereisten met betrekking tot de functionaliteit, veiligheid en bescherming van het milieu, met inbegrip van het klimaat, noodzakelijk. Bij het vaststellen van die vereisten moet de Commissie de veiligheidsrisico’s meenemen en rekening houden met de potentiële bijdrage van het product tot de verwezenlijking van de klimaat-, milieu- en energie-efficiëntiedoelstellingen van de Unie gedurende de levenscyclus van het product. Die vereisten hebben geen betrekking op de prestaties van bouwproducten. In tegenstelling tot haar voorloper, Richtlijn 89/106/EEG (11) van de Raad, voorziet Verordening (EU) nr. 305/2011 niet in de mogelijkheid om dergelijke productvereisten vast te stellen. Bepaalde geharmoniseerde normen voor bouwproducten bevatten echter dergelijke productvereisten. Die normen tonen aan dat er een praktische behoefte bestaat aan dergelijke vereisten inzake functionaliteit, veiligheid, en bescherming van het milieu. Als rechtsgrondslag van deze verordening legt artikel 114 VWEU ook het streven naar een hoog niveau van gezondheid, veiligheid en bescherming van het milieu op. Daarom moet deze verordening productvereisten herinvoeren of valideren. Bijgevolg moet overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om handelingen vast te stellen waarin die vereisten voor de respectieve productfamilie of -categorie worden gespecificeerd.

(23)

De productie en distributie van bouwproducten worden steeds complexer, wat leidt tot de opkomst van nieuwe gespecialiseerde marktdeelnemers, zoals fulfilmentdienstverleners. Duidelijkheidshalve moeten bepaalde generieke verplichtingen, onder meer inzake de samenwerking met de autoriteiten, van toepassing zijn op alle actoren in de toeleveringsketen.

(24)

Om geharmoniseerde praktijken tussen de lidstaten te bevorderen, zelfs wanneer er geen consensus over die praktijken kon worden bereikt, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om met betrekking tot een beperkt aantal kwesties uitvoeringshandelingen vast te stellen voor de uitvoering van deze verordening. De respectieve bevoegdheden moeten betrekking hebben op de verplichtingen en rechten van marktdeelnemers en de verplichtingen van aangemelde instanties.

(25)

Om de rechtszekerheid te verbeteren en de versnippering van de Uniemarkt voor bouwproducten te beperken, moet het gebied dat op Unieniveau wordt gereguleerd, de zogenaamde “geharmoniseerde zone”, duidelijk worden gedefinieerd en worden afgezet tegen de elementen ten aanzien waarvan de lidstaten bevoegd zijn. De lidstaten blijven bevoegd om bepalingen vast te stellen met betrekking tot bouwwerken, met inbegrip van aspecten zoals ontwerp en dimensionering. De instelling van de geharmoniseerde zone mag geen afbreuk doen aan het recht van de lidstaten om nationale voorschriften inzake bouwwerken vast te stellen en mag geen afbreuk doen aan het beschermingsniveau dat in de lidstaten reeds bestaat en gerechtvaardigd is. Nationaal milieubeleid dat van toepassing is op bouwwerken mag niet worden beschouwd als een verbod op of belemmering voor het op de markt aanbieden van producten, mits het geharmoniseerde gebied in acht wordt genomen.

(26)

De lidstaten stellen het veiligheidsniveau voor bouwwerken vast op basis van hun verantwoordelijkheid ten aanzien van hun burgers, terwijl de Unie de kadervoorwaarden voor de interne markt vaststelt. De bevoegdheid om bepalingen inzake bouwwerken vast te stellen blijft bij de lidstaten berusten. De fundamentele eisen voor bouwwerken zoals uiteengezet in deze verordening moeten de verbanden leggen met bouwproducten die technisch noodzakelijk zijn, en moeten als basis dienen voor de afgifte van normalisatieverzoeken bij de Europese normalisatieorganisaties voor de ontwikkeling van geharmoniseerde normen voor bouwproducten, desbetreffende gedelegeerde handelingen alsook voor de ontwikkeling van Europese beoordelingsdocumenten.

(27)

De geharmoniseerde zone moet ook van toepassing zijn op overheidsopdrachten, subsidies of andere positieve stimulansen, met uitzondering van fiscale stimulansen.

(28)

Om een evenwicht te vinden tussen het beperken van de versnippering van de markt en de legitieme belangen van de lidstaten bij het reguleren van bouwwerken, moet worden voorzien in een mechanisme om de behoeften van de lidstaten beter aan bod te laten komen in de ontwikkeling van geharmoniseerde technische specificaties. Om dezelfde reden moet een aanvullend mechanisme voor de verlening van voorafgaande toestemming worden vastgesteld dat de lidstaten in staat stelt om op grond van dwingende redenen van gezondheid en veiligheid van personen of van bescherming van het milieu voor binnen de geharmoniseerde zone vallende producten andere vereisten dan die welke zijn vastgesteld in de geharmoniseerde technische specificaties vast te stellen. Dat mechanisme moet de lidstaten de mogelijkheid bieden om, in afwachting van geactualiseerde geharmoniseerde technische specificaties die aan hun regelgevingsbehoeften beantwoorden, nationale maatregelen die van invloed zijn op de prestaties van een essentieel kenmerk dat niet onder de geharmoniseerde technische specificatie valt, aan te melden en daarvoor toestemming te vragen. Dat mechanisme moet een aanvulling vormen op de mogelijkheid van een lidstaat om de Commissie overeenkomstig artikel 114 VWEU in kennis te stellen wanneer de lidstaat het noodzakelijk acht op basis van nieuwe wetenschappelijke gegevens met betrekking tot de bescherming van het milieu of de werkomgeving, wegens een specifiek probleem in die lidstaat, nationale bepalingen in te voeren die in strijd zijn met geharmoniseerde technische specificaties. Om ervoor te zorgen dat toegestane nationale maatregelen slechts tijdelijke afwijkingen van de geharmoniseerde zone blijven, is het belangrijk snel overleg mogelijk te maken over de noodzaak om geharmoniseerde technische specificaties bij te werken in het licht van die regelgevingsbehoeften, onder meer, indien passend, middels normalisatieverzoeken met termijnen die specifiek zijn vastgesteld om rekening te houden met de urgentie waarvan sprake is.

(29)

Een circulaire economie, het belangrijkste element van het actieplan voor de circulaire economie, kan worden bevorderd door verplichte statiegeldregelingen en de verplichting voor fabrikanten om nieuwe, overtollige of onverkochte producten die niet als maatwerk zijn vervaardigd, terug te nemen. Het moet lidstaten derhalve worden toegestaan dergelijke maatregelen te nemen en verplichtingen vast te stellen met betrekking tot de inzameling en verwerking van afvalproducten. De eigenaar van het product moet verantwoordelijk zijn voor het vervoer van het product terug naar de distributeur, importeur of fabrikant.

(30)

Om de juridische duidelijkheid te vergroten en de administratieve lasten voor de marktdeelnemers te verminderen, moet worden vermeden dat bouwproducten uit hoofde van verschillende rechtshandelingen van de Unie aan meerdere beoordelingen worden onderworpen met betrekking tot hetzelfde aspect van de gezondheid en veiligheid van personen of de bescherming van het milieu, met inbegrip van het klimaat. Dat werd bevestigd door het Refit-platform, opgericht bij Besluit C(2015) 3261 van de Commissie, waarin de Commissie werd aanbevolen prioriteit te geven aan het aanpakken van overlappende en repetitieve vereisten. Hoewel de Commissie het op bouwniveau reeds bestaande en gerechtvaardigde beschermingsniveau in de lidstaten niet omlaag mag brengen en daarop geen inbreuk mag maken, moet zij dus kunnen bepalen onder welke voorwaarden de nakoming van verplichtingen uit andere rechtshandelingen van de Unie ook aan bepaalde verplichtingen van deze verordening voldoet, indien anders hetzelfde aspect van gezondheid en veiligheid van personen of bescherming van het milieu, met inbegrip van het klimaat, parallel zou worden beoordeeld in het kader van deze verordening en ander Unierecht.

(31)

Om uiteenlopende praktijken van lidstaten en marktdeelnemers te voorkomen, moet bovendien aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 291 VWEU uitvoeringshandelingen vast te stellen om te bepalen of bepaalde items onder de definitie van product vallen.

(32)

Gezien het feit dat deze verordening is ontwikkeld in overeenstemming met het kader van Verordening (EU) 2024/1781 van het Europees Parlement en de Raad (12), met dien verstande dat de bepalingen zijn aangepast aan de sectorspecifieke kenmerken van bouwproducten, zal dat, een beperkt aantal uitzonderingen daargelaten, de rechtshandeling zijn die wordt gebruikt voor de harmonisatie van alle relevante aspecten van bouwproducten, waaronder duurzaamheidsaspecten, ook al komen die eventueel ook via Verordening (EU) 2024/1781 aan bod. Indien in het kader van Verordening (EU) 2024/1781 horizontaal een beleidsbehoefte wordt vastgesteld, moet de Commissie met betrekking tot bouwproducten in de eerste plaats deze verordening gebruiken om aan die behoefte tegemoet te komen. Alleen in uitzonderlijke gevallen waarin de voorschriften uit hoofde van deze verordening ontoereikend zijn en niet binnen een redelijke termijn kunnen worden gewijzigd of aangevuld, moet het mogelijk zijn Verordening (EU) 2024/1781 op complementaire wijze toe te passen op bouwproducten, mits wordt aangetoond dat de administratieve kosten die dat met zich meebrengt, onder meer als gevolg van het feit dat marktdeelnemers mogelijk aan twee conformiteitsbeoordelingsprocedures moeten voldoen, redelijk zijn. Bij wijze van uitzondering geldt dat in het geval van in werkplannen inzake ecologisch ontwerp opgenomen energiegerelateerde producten die ook bouwproducten zijn, en voor intermediaire producten in de zin van Verordening (EU) 2024/1781, met uitzondering van cement, bij de vaststelling van duurzaamheidsvereisten prioriteit zal worden gegeven aan die verordening. Dat zal bijvoorbeeld het geval zijn voor verwarmingstoestellen, ketels, warmtepompen, water- en ruimteverwarmingstoestellen, ventilatoren, koel- en ventilatiesystemen en fotovoltaïsche producten, met uitzondering van in gebouwen geïntegreerde fotovoltaïsche panelen. Deze verordening zou waar nodig op complementaire wijze van toepassing zijn, voornamelijk met betrekking tot veiligheidsaspecten, waarbij ook rekening wordt gehouden met andere Uniewetgeving inzake producten zoals gastoestellen, laagspanning en machines. In geval van strijdigheid met Verordening (EU) 2024/1781 moeten de relevante bepalingen van deze verordening prevaleren. Voor andere producten kan, om onnodige lasten voor marktdeelnemers te vermijden, de noodzaak ontstaan om te bepalen onder welke voorwaarden door nakoming van verplichtingen uit hoofde van ander Unierecht ook aan bepaalde verplichtingen uit hoofde van deze verordening wordt voldaan. Aan de Commissie moet derhalve de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen om dergelijke voorwaarden vast te stellen.

(33)

Om een stimulans voor naleving te creëren, moet de fabrikant van bouwproducten aansprakelijk zijn voor onjuiste prestatie- en conformiteitsverklaringen.

(34)

Het toegenomen hergebruik van bouwproducten maakt deel uit van een verschuiving naar een meer circulaire economie en een verkleining van de ecologische en koolstofvoetafdruk van de bouw. De tweedehandsmarkt voor bouwproducten is momenteel niet erg ontwikkeld en de vereisten voor bouwproducten die al eens gebruikt zijn, lopen sterk uiteen in de lidstaten. Om die reden moeten gebruikte bouwproducten, met inbegrip van andere gebruikte items die onder deze verordening vallen, het voorwerp uitmaken van harmonisatie op lange termijn door de mogelijkheid te creëren om in het kader van deze verordening specifieke geharmoniseerde technische specificaties te ontwikkelen. Dergelijke geharmoniseerde technische specificaties moeten van toepassing zijn op gebruikte producten en zolang het gebruikte product geen afval is of niet langer afval is. De vaststelling van specifieke geharmoniseerde technische specificaties voor gebruikte producten mag geen afbreuk doen aan het toepassingsgebied en de definitie van afvalstoffen uit hoofde van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (13). Producten die rechtstreeks in een bouwwerk worden hergebruikt, mogen echter niet worden beschouwd als producten die opnieuw in de handel zijn gebracht, en derhalve zijn geen van de maatregelen uit hoofde van deze verordening op die producten van toepassing.

(35)

Om duidelijkheid te verschaffen over de reikwijdte van de geharmoniseerde zone, is het belangrijk dat alle geharmoniseerde technische specificaties expliciet uitsluitsel geven over de vraag of zij al dan niet van toepassing zijn op gebruikte producten. Wanneer gebruikte producten buiten het toepassingsgebied van een geharmoniseerde technische specificatie worden gelaten, mag dat marktdeelnemers echter niet beletten ervoor te kiezen deze verordening toe te passen alsof het gebruikte product nieuw was.

(36)

Volgens de definitie van gebruikte producten moeten geharmoniseerde technische specificaties die expliciet betrekking hebben op gebruikte producten, ook van toepassing zijn op gebruikte producten die een transformatieproces hebben ondergaan dat verder gaat dan controleren, reinigen of repareren van teruggewonnen producten en dat volgens de geharmoniseerde technische specificatie wordt aangemerkt als niet-essentieel voor de prestaties van het product. Bij de berekening van het milieueffect gedurende de levenscyclus van geherproduceerde producten hoeft, ongeacht de geharmoniseerde technische specificatie, geen rekening te worden gehouden met gebeurtenissen van vóór de laatste de-installatie van het product. Geherproduceerde producten moeten ook profiteren van vereisten of stimulansen die een hoog gehalte aan gerecycled materiaal bevorderen.

(37)

Om de toegang tot gemakkelijk beschikbare en uitgebreide informatie over bouwproducten te verbeteren en zo bij te dragen tot de veiligheid, functionaliteit en duurzaamheid ervan, moet ervoor worden gezorgd dat de prestatie- en conformiteitsverklaring alle informatie bevat die gebruikers en autoriteiten nodig hebben. Gezien het nut ervan voor de gebruikers, moeten fabrikanten in die verklaringen ook aanvullende informatie kunnen opnemen, mits de prestatie- en conformiteitsverklaringen uniform en gemakkelijk leesbaar blijven en niet worden misbruikt als reclame.

(38)

Om de lasten voor marktdeelnemers, en in het bijzonder voor fabrikanten, te verminderen, moet het marktdeelnemers die prestatie- en conformiteitsverklaringen afgeven, zijn toegestaan kopieën van die verklaringen langs elektronische weg te verstrekken en moeten zij bevoegd zijn die verklaringen op websites beschikbaar te stellen op voorwaarde dat de verklaringen niet kunnen worden gewijzigd, zowel voor mensen leesbaar als machineleesbaar zijn, beschikbaar en toegankelijk zijn en ondubbelzinnig met het product verbonden zijn. Om de communicatie binnen de toeleveringsketen te vereenvoudigen moeten prestatie- en conformiteitsverklaringen de gebruiker in staat stellen door middel van een IT-applicatie de conformiteit van het product na te gaan met de toepasselijke voorschriften van de lidstaat waar het wordt gebruikt. Een belangrijke voorwaarde voor machineleesbare verklaringen is een genormaliseerd IT-formaat, dat bij elke geharmoniseerde technische specificatie vereist is.

(39)

Om de fabrikanten te laten aantonen dat de bouwproducten die van het vrije verkeer van goederen profiteren, aan de relevante vereisten van de Unie voldoen, moet ter aanvulling van de prestatieverklaring een conformiteitsverklaring worden vereist, waardoor het regelgevingssysteem voor bouwproducten dichter bij Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad (14) wordt gebracht. Om de potentiële administratieve lasten tot een minimum te beperken, moeten de conformiteitsverklaring en de prestatieverklaring echter worden gecombineerd. De administratieve lasten voor kleine en middelgrote ondernemingen moeten verder tot een minimum worden beperkt door middel van gerichte vereenvoudigingsbepalingen, onder meer wat betreft het delen van testresultaten, de erkenning van certificaten, het cascaderen van technische documentatie en verklaringen zonder beoordeling, de mogelijkheid voor micro-ondernemingen om gebruik te maken van het mildere beoordelings- en verificatiesysteem en verlaging van de vereisten voor als maatwerk vervaardigde niet-seriematige producten. Wanneer dergelijke producten in een geïdentificeerd afzonderlijk bouwwerk worden geïnstalleerd, moeten vrijstellingen van de verplichting om een prestatie- en conformiteitsverklaring op te stellen mogelijk zijn. Wanneer een fabrikant voldoet aan de criteria voor zowel de toepassing van een vereenvoudigde procedure als een vrijstelling van de verplichting om een prestatie- en conformiteitsverklaring op te stellen, moet hij de mogelijkheid krijgen om een van beide te kiezen of om een prestatie- en conformiteitsverklaring te verstrekken zonder toepassing van de vereenvoudigde procedure, zodat hij zijn aanbod beter kan afstemmen op de behoeften van potentiële klanten.

(40)

Omwille van de afstemming op andere productwetgeving en met inachtneming van de algemene beginselen van Verordening (EG) nr. 765/2008, moet de CE-markering enkel worden aangebracht op bouwproducten waarvoor de fabrikant een prestatieverklaring en conformiteitsverklaring heeft opgesteld. De fabrikant neemt daardoor de verantwoordelijkheid op zich voor de conformiteit van het product met de aangegeven prestaties en de toepasselijke productvereisten.

(41)

De procedurele rechten van alle marktdeelnemers en natuurlijke of rechtspersonen die namens hen optreden in verband met maatregelen, besluiten of bevelen van markttoezichtautoriteiten en andere bevoegde nationale autoriteiten, dienen te worden gewaarborgd in overeenstemming met Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad (15). Het is noodzakelijk dat de lidstaten voor adequate beroepsprocedures tegen dergelijke maatregelen, besluiten of bevelen zorgen.

(42)

Om de functionaliteit, veiligheid en duurzaamheid van bouwproducten, en zodoende ook die van bouwwerken te waarborgen, moeten alle marktdeelnemers die betrokken zijn bij de toeleverings- en distributieketen passende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat zij uitsluitend bouwproducten in de handel brengen, op de markt aanbieden, of een ondersteunende rol hebben bij het op de markt aanbieden van die producten, die aan de bindende voorschriften van de Unie voldoen. Voor een betere juridische duidelijkheid moeten de verplichtingen van de marktdeelnemers uitdrukkelijk worden vastgesteld.

(43)

Fabrikanten van bouwproducten moeten het producttype nauwkeurig en ondubbelzinnig bepalen om te zorgen voor een nauwkeurige basis voor de beoordeling van de conformiteit van een dergelijk product met de vereisten van de Unie. Om te voorkomen dat de toepasselijke voorschriften worden omzeild, moet het fabrikanten tegelijkertijd worden verboden om telkens nieuwe producttypen te creëren terwijl de producten in kwestie, gelet op de cruciale kenmerken ervan, identiek zijn.

(44)

Op de interne markt moet de CE-markering de enige markering zijn waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de beoordelingsmethoden met betrekking tot essentiële kenmerken die onder geharmoniseerde technische specificaties vallen. Om marktfragmentatie en misleidende claims als gevolg van de toepassing van verschillende beoordelingsmethoden te voorkomen, moet de CE-markering de enige markering zijn die is toegestaan op producten die onder geharmoniseerde technische specificaties vallen en die aangeeft dat het product in kwestie is beoordeeld op basis van de essentiële kenmerken die onder de geharmoniseerde technische specificaties vallen en aan de toepasselijke productvereisten voldoet. De markt voor bouwproducten kent een wildgroei aan markeringen die vaak tot verwarring en wantrouwen bij marktdeelnemers leiden, maar die ook de consument misleiden. Het gebruik van aanvullende markeringen heeft een negatief effect op de bewijskracht van de CE-markering wanneer dat gebeurt op basis van beoordelingsmethoden die verschillen van die welke in de relevante geharmoniseerde technische specificaties zijn gedefinieerd. Bovendien kunnen kleine en middelgrote ondernemingen niet altijd profiteren van dergelijke markeringen, waardoor de gelijkheid tussen marktspelers wordt verstoord en de toegang tot de markt mogelijk wordt belemmerd. Die aanvullende markeringen mogen daarom niet in combinatie met de CE-markering op de producten worden aangebracht. Dat verbod belet echter niet dat producten met andere markeringen op de interne markt worden gebracht, mits die markeringen de consument niet misleiden en geen verwarring met de CE-markering veroorzaken. Bovendien mogen de markeringen de zichtbaarheid, de leesbaarheid of de betekenis van de CE-markering niet aantasten. Als zodanig mogen die markeringen geen informatie, tekst of claims met betrekking tot de prestaties van het product weergeven.

(45)

Om misleidende claims te voorkomen, moeten claims van fabrikanten van bouwproducten gebaseerd zijn op een beoordelingsmethode die in geharmoniseerde technische specificaties is opgenomen, indien beschikbaar.

(46)

Door de fabrikant opgestelde technische documentatie over bouwproducten vergemakkelijkt de toetsing van die producten door de bevoegde nationale autoriteiten en aangemelde instanties aan de vereisten van de Unie. Voor een betere toegang tot uitgebreide informatie moet die technische documentatie de nodige informatie omvatten ter validering van de berekening waarmee de beoordeling van de ecologische duurzaamheid van het bouwproduct wordt onderbouwd.

(47)

Om transparantie voor gebruikers van bouwproducten te creëren en oneigenlijk gebruik van die producten te voorkomen, moeten bouwproducten en het beoogde gebruik ervan nauwkeurig door de fabrikant worden geïdentificeerd. Om dezelfde reden moet de fabrikant duidelijk maken of de bouwproducten bestemd zijn voor professioneel gebruik. Om ervoor te zorgen dat bouwproducten op herkomst kunnen worden getraceerd, moeten de fabrikanten een fabrikantspecifieke unieke identificatiecode van het producttype aangeven op het product of, wanneer dat niet mogelijk is, bijvoorbeeld vanwege de grootte of het oppervlak van het product, op een aangebracht etiket, op de verpakking of, wanneer ook dat niet mogelijk is, in een bij het product gevoegd document.

(48)

Om ervoor te zorgen dat aan de voorschriften van deze verordening wordt voldaan, moeten fabrikanten actief informatie zoeken, opslaan en evalueren en passende maatregelen nemen wanneer non-conformiteit of onderprestatie is bevestigd of wanneer er een risico bestaat.

(49)

Om de doelstellingen van de Europese Green Deal en het actieplan voor de circulaire economie te verwezenlijken, moet de Commissie de mogelijkheid hebben minimumdrempelniveaus voor de milieuprestaties van bouwproducten en milieueisen van producten vast te stellen, om de impact van bouwproducten op het milieu te voorkomen en te verminderen. Het beginsel “veiligheid voor alles”, dat zowel op het bouwproduct als op de bouwwerken van toepassing is, moet echter in alle gevallen worden nageleefd en ook de bescherming van de gezondheid omvatten.

(50)

Omwille van de ecologische en functionele duurzaamheid van bouwproducten moeten fabrikanten ervoor zorgen dat producten gedurende een zo lang mogelijke tijd kunnen worden gebruikt. Een dergelijk langdurig gebruik vereist een adequaat ontwerp, gebruik van betrouwbare onderdelen, repareerbaarheid van producten, beschikbaarheid van informatie over de reparatie en toegang tot reserveonderdelen. Indien de reserveonderdelen niet algemeen op de markt verkrijgbaar zijn, moet de Commissie de bevoegdheid hebben om van de fabrikant te eisen dat die reserveonderdelen tegen een redelijke en niet-discriminerende prijs beschikbaar zijn voor een periode van tien jaar, die kan worden verlengd indien de beschikbaarheid voor een langere periode naar verwachting de levensduur van het product zal verlengen.

(51)

Om de circulariteit van bouwproducten te verbeteren, moet het door middel van productvereisten, in overeenstemming met de doelstellingen van het actieplan voor de circulaire economie en de afvalhiërarchie, mogelijk zijn de hulpbronnenefficiëntie te verbeteren, afvalproductie te verhinderen, reparatie, hergebruik en herproductie te prioriteren, bij voorkeur secundaire materialen te gebruiken en rekening te houden met de recycleerbaarheid van het product en de productie van bijproducten. Voorbereiding op hergebruik, hergebruik, herproductie en recycling vereisen een bepaald ontwerp, namelijk om de scheiding van producten, componenten en materialen bij de de-installatie, ontmanteling en sloop en in een later stadium van recycling te vergemakkelijken en, indien mogelijk, gemengde, gecombineerde of complexe materialen en zorgwekkende stoffen te vermijden. Aangezien de gebruikelijke gebruiksaanwijzingen en veiligheidsinformatie niet noodzakelijkerwijs de marktdeelnemers bereikt die verantwoordelijk zijn voor de voorbereiding op hergebruik, het hergebruik, de herproductie en de recycling, moet de in dat verband benodigde informatie in digitale productpaspoorten die via gegevensdragers toegankelijk zijn en op de websites van de fabrikant beschikbaar worden gesteld.

(52)

Algemene productinformatie, gebruiksaanwijzingen en veiligheidsinformatie zijn een essentieel hulpmiddel om informatie te verstrekken die volstaat om goed geïnformeerde beslissingen te kunnen nemen over de aankoop, de installatie, het gebruik, het onderhoud, de demontage, het hergebruik en de recycling van het product, aan een brede groep die die informatie eventueel nodig heeft. Daarom moet in deze verordening worden gespecificeerd welke elementen in de algemene productinformatie, gebruiksaanwijzingen en veiligheidsinformatie moeten worden opgenomen, en moet het mogelijk zijn om in geharmoniseerde prestatienormen richtsnoeren op te nemen over de gangbare wijze waarop die elementen ten aanzien van een bepaald product kunnen worden opgenomen. Dergelijke richtsnoeren mogen de verantwoordelijkheid van de fabrikant om informatie te verstrekken zoals bepaald in de verordening, echter niet uitbreiden of beperken. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om gedelegeerde handelingen vast te stellen om te zorgen voor een adequate en homogene uitvoering van de verplichting om de algemene productinformatie, gebruiksaanwijzingen en veiligheidsinformatie te verstrekken voor specifieke productfamilies of -categorieën wanneer dat niet door middel van geharmoniseerde prestatienormen kan worden gedaan.

(53)

Sommige bouwproducten worden afval, hoewel ze nooit zijn gebruikt. Om die verspilling van hulpbronnen te voorkomen, mag de verordening niet beletten dat lidstaten fabrikanten kunnen verplichten te aanvaarden dat producten die na levering op een bouwplaats of aan de gebruiker niet zijn gebruikt en zich in een toestand bevinden die gelijkwaardig is aan die waarin zij in de handel zijn gebracht, rechtstreeks of via hun importeurs en distributeurs worden teruggenomen en gerestitueerd.

(54)

Om geïnformeerde keuzes te kunnen maken, moeten gebruikers van bouwproducten voldoende worden geïnformeerd over de milieuprestaties van producten, de conformiteit ervan met de milieuvereisten en de mate waarin de fabrikant in dat verband aan zijn milieuverplichtingen voldoet. Daarom is de Commissie bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen om specifieke etiketteringsvereisten vast te stellen.

(55)

De gemachtigden zijn vaak de enige bereikbare personen in het geval van ingevoerde producten, terwijl fabrikanten hun vaak zeer beperkte taken toevertrouwen en niet alle benodigde informatie verstrekken om de fabrikanten effectief te kunnen vertegenwoordigen. Daarom moeten de rol en verantwoordelijkheden van gemachtigden worden versterkt en duidelijk in deze verordening worden omschreven, onder meer wat betreft de taken die in het mandaat van de fabrikant moeten worden opgenomen. Het opstellen van technische documentatie mag niet tot het mandaat van de gemachtigde behoren. Het moet fabrikanten echter zijn toegestaan om voor dat doel een afzonderlijk contract met hun gemachtigde te sluiten, dat buiten het bestek van het mandaat valt.

(56)

Er moet altijd een fabrikant zijn wanneer de verordening verplichtingen vaststelt met betrekking tot het in de handel brengen van een product. Indien er geen fabrikant in de zin van deze verordening is, moet de distributeur of importeur als fabrikant optreden en de bijbehorende verantwoordelijkheden op zich nemen.

(57)

Een marktdeelnemer die een product zodanig wijzigt of opslaat dat de prestaties of veiligheid ervan in het gedrang kunnen komen, moet worden onderworpen aan de verplichtingen van de fabrikanten om te waarborgen dat de prestaties of veiligheid van het product nog steeds dezelfde zijn. Die verplichting mag echter niet worden opgelegd aan een marktdeelnemer die producten herverpakt, omdat anders de secundaire handel en het vrije verkeer van producten zouden worden belemmerd en herverpakking in beginsel geen afbreuk doet aan de prestaties of veiligheid van het bouwproduct. Met het oog op het behoud van de prestaties en de veiligheid van de producten moet de marktdeelnemer die de herverpakking uitvoert echter verantwoordelijk zijn voor de correcte uitvoering van die handelingen om ervoor te zorgen dat het product niet wordt beschadigd en de gebruikers nog steeds correct worden geïnformeerd in de taal die is vastgesteld door de lidstaat waar de producten worden aangeboden.

(58)

In verband met milieueffecten moet de berekening van de ecologische duurzaamheid van een bouwproduct ook betrekking hebben op de verpakkingen die worden gebruikt of naar alle waarschijnlijkheid zullen worden gebruikt. De verpakking van een product kan ook van vitaal belang zijn om de prestaties van het product door de distributieketen tot aan de gebruiker te behouden. Hoewel de verpakking op zich niet is opgenomen in andere beoordelingen van de prestaties van een product, moeten alle marktdeelnemers, in het kader van hun verplichting om de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat producten doorlopend aan deze verordening voldoen, verantwoordelijk worden gehouden voor het gebruik van verpakkingen die geschikt zijn om de prestaties en de conformiteit met de productvereisten in stand te houden. De verpakking op zich kan een risico vormen voor gebruikers, en de verplichting om informatie te verstrekken over de risico’s in verband met het gebruik van het product moet daarmee rekening houden.

(59)

Om de naleving door fabrikanten van de verplichtingen uit hoofde van deze verordening te verbeteren, bij te dragen aan de aanpak van de vastgestelde tekortkomingen en het markttoezicht te verbeteren, moeten fulfilmentdienstverleners, onlinemarktplaatsen en andere marktactoren er actief toe bijdragen dat alleen conforme producten de gebruikers bereiken.

(60)

Om te voorkomen dat de verplichtingen uit hoofde van deze verordening worden omzeild wanneer het een productietechnologie betreft waarbij verschillende actoren betrokken zijn die bijdragen aan het ontwerp en de vervaardiging van een bouwproduct, moet de rol van de fabrikant duidelijk omschreven worden waarbij de natuurlijke of rechtspersoon die het bouwproduct feitelijk vervaardigt de verantwoordelijkheden uit hoofde van deze verordening voor het gehele product op zich neemt, tenzij er een andere persoon is die het product onder zijn of haar naam of handelsmerk in de handel brengt of de verantwoordelijkheid voor het product op zich neemt door een prestatie- en conformiteitsverklaring op te stellen. Dat is met name van belang met betrekking tot 3D-printen, waarbij een natuurlijke of rechtspersoon door middel van 3D-printen bouwproducten vervaardigt en in de handel brengt. Die persoon moet voldoen aan de verplichtingen voor fabrikanten, onder meer met betrekking tot het gebruik van de juiste 3D-datasets en van materialen die de voor producten geldende procedures hebben ondergaan, alsook met betrekking tot de overeenkomst van de door de fabrikant van de 3D-dataset te verstrekken informatie met de door de fabrikant van het printmateriaal te verstrekken informatie.

(61)

Wanneer het product niet bestemd is om voor de bouw te worden gebruikt, maar het uiterlijk van het product zodanig is dat consumenten geneigd zijn het product in de bouw te gebruiken, gaat het product vergezeld van gebruiksaanwijzingen en veiligheidsinformatie op grond van Verordening (EU) 2023/988 van het Europees Parlement en de Raad (16) of een andere toepasselijke verordening waaruit blijkt dat het product ondanks zijn uiterlijk niet als bouwproduct werd ontworpen. De markttoezichtautoriteiten moeten passende maatregelen nemen, met inbegrip van de mogelijkheid om het product uit de handel te nemen, indien het uiterlijk van dat product tot verwarring bij de consument of tot misbruik zou kunnen leiden.

(62)

Om de toepasselijkheid van deze verordening op onlineverkopen en andere verkopen op afstand te verduidelijken, moet worden bepaald onder welke voorwaarden een bepaald product geacht wordt aan klanten in de Unie te worden aangeboden. Aangezien bij onlinehandel een grotere kans op non-conformiteit bestaat, moeten de lidstaten een bijzondere inspanning leveren om één markttoezichtautoriteit aan te wijzen voor het opsporen van aanbiedingen voor verkoop op afstand die gericht zijn op klanten op hun grondgebied, zodat de verantwoordelijke markttoezichtautoriteiten passende maatregelen kunnen nemen. Aanbiedingen in de valuta van de lidstaten, die beschikbaar zijn via een internetdomeinnaam die in een van de lidstaten is geregistreerd of die verwijst naar de Unie of een van de lidstaten, en met verzendingen naar een lidstaat, moeten worden beschouwd als gericht op klanten in de Unie. Ook andere elementen, zoals het gebruik van een officiële taal van een lidstaat, kunnen door de markttoezichtautoriteiten worden beschouwd als een indicatie dat de aanbieding gericht is op klanten in de Unie.

(63)

Digitale technologieën, die een aanzienlijk potentieel bieden om de administratieve lasten en kosten voor marktdeelnemers en instanties te verminderen en tegelijkertijd innovatieve en nieuwe zakelijke kansen en modellen bevorderen, evolueren in snel tempo. De invoering van digitale technologieën zal ook aanzienlijk bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de renovatiegolf, waaronder de energie-efficiëntie, levenscyclusbeoordelingen en monitoring, alsook van het gebouwenbestand.

(64)

Om ervoor te zorgen dat geharmoniseerde normen en Europese beoordelingsdocumenten tijdig worden vastgesteld, moet de Commissie de mogelijkheid hebben die verplicht te stellen met beperkingen van de rechtsgevolgen ervan uit hoofde van deze verordening. Dergelijke beperkingen moeten bijvoorbeeld betrekking kunnen hebben op verouderde verwijzingen naar andere normen of documenten, bepalingen die in strijd zijn met deze verordening of ander Unierecht, bepalingen die in strijd zijn met andere geharmoniseerde normen, of bepalingen die niet in overeenstemming zijn met de eisen waaraan moet worden voldaan met betrekking tot de in een normalisatieverzoek vastgestelde basisbeginselen en referentiepunten.

(65)

Voor de samenhang van het systeem moet deze verordening voortbouwen op het horizontale rechtskader voor normalisatie. Daarom moet Verordening (EU) nr. 1025/2012 voor zover mogelijk ook van toepassing zijn op normen die overeenkomstig deze verordening verplicht zijn gesteld. Verordening (EU) nr. 1025/2012 moet dus onder meer voorzien in een procedure voor bezwaren tegen geharmoniseerde normen wanneer die normen niet volledig overeenstemmen met toepasselijke wettelijke vereisten of niet volledig voldoen aan de vereisten in het desbetreffende normalisatieverzoek of aan andere vereisten van deze verordening.

(66)

De Commissie moet Europese normalisatieorganisaties ondersteunen bij de ontwikkeling van richtsnoeren die duidelijke en stabiele regels vastleggen voor het hele normalisatieproces, met inbegrip van de rollen, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en algemene procedurele termijnen voor alle betrokken belanghebbenden, evenals de te gebruiken templates. De Commissie moet ook ondersteuning bieden bij de waarborging van de afstemming van normen op, en de overeenstemming van normen met, wettelijke vereisten en zij moet deelnemen aan de informele en formele gesprekken van Europese normalisatieorganisaties die de gevraagde Europese normalisatieproducten ontwikkelen, met name inzake kwesties die verband houden met de conformiteit van de normalisatieproducten met deze verordening en met ander Unierecht. Bij die activiteiten moet worden gebruikgemaakt van het horizontale werk dat is verricht in het kader van de uitvoering van Verordening (EU) nr. 1025/2012.

(67)

Wanneer de Commissie door middel van gedelegeerde handelingen haar goedkeuring hecht aan voorstellen van Europese normalisatieorganisaties met betrekking tot vrijwillige of verplichte drempelniveaus en prestatieklassen met betrekking tot de essentiële kenmerken en de essentiële kenmerken die altijd door de fabrikanten moeten worden aangeven, moeten die gedelegeerde handelingen vergezeld gaan van een effectbeoordeling indien vereist overeenkomstig het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (17).

(68)

Aangezien Europese beoordelingsdocumenten geen handelingen van algemene strekking zijn, maar de eerste stap van een tweestaps administratieve procedure die tot de CE-markering leidt, mogen die documenten niet als geharmoniseerde technische specificaties worden aangemerkt. De basisbeginselen voor de opstelling van geharmoniseerde normen, zoals transparantie voor concurrenten, kunnen en moeten echter ook van toepassing zijn op Europese beoordelingsdocumenten. Bovendien moet in het beoordelings- en verificatieproces naar Europese beoordelingsdocumenten op dezelfde wijze worden verwezen als naar geharmoniseerde normen. Om de concurrenten transparantie te bieden, moeten Europese beoordelingsdocumenten publiek toegankelijk worden gemaakt en moeten de referentienummers van alle Europese beoordelingsdocumenten in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.

(69)

Momenteel dreigt het toenemende aantal moeilijk van elkaar te onderscheiden Europese beoordelingsdocumenten, die vaak weinig toegevoegde waarde hebben in vergelijking met andere of bestaande geharmoniseerde normen, de bekendmaking ervan te vertragen. Om dat risico op een kosteneffectieve wijze aan te pakken, moeten bepaalde beginselen voor de ontwikkeling en vaststelling van Europese beoordelingsdocumenten worden vastgesteld of concreter worden gemaakt. Bovendien moet de controle door de Commissie worden aangescherpt.

(70)

Wanneer de organisatie van technischebeoordelingsinstanties (TBI’s) de ontwikkeling van een Europees beoordelingsdocument nuttig acht, zelfs wanneer een fabrikant daar niet om gevraagd heeft, moet de organisatie van TBI’s de kwestie onder de aandacht brengen van de Commissie, die moet beslissen over een verzoek tot ontwikkeling van het Europees beoordelingsdocument, rekening houdend met de door de organisatie van TBI’s verstrekte motivering en de marktbehoeften.

(71)

De vereisten die van toepassing zijn op aanwijzende autoriteiten van TBI’s mogen niet achterblijven bij de vereisten die op aanmeldende autoriteiten van toepassing zijn, gezien de overeenkomsten van hun respectieve rollen. Om dezelfde reden moeten TBI’s dezelfde mate van onafhankelijkheid en controle over de besluitvorming hebben als aangemelde instanties.

(72)

Om op een noemenswaardig percentage van op onvolledige of foutieve beoordelingen gebaseerde aanmeldingen te kunnen reageren, met name wanneer juridische instanties zonder eigen interne technische vakbekwaamheid werden aangemeld, is het noodzakelijk de vereisten voor aangemelde instanties nauwkeuriger te maken, met name wat betreft hun onafhankelijkheid, de delegatie aan andere juridische entiteiten en het eigen vermogen om te presteren; voldoende toereikend gekwalificeerd personeel bij aangemelde instanties te vereisen en de toereikendheid van het personeel te controleren, waarvoor een kwalificatiematrix een efficiënt instrument kan zijn; te waarborgen en te verifiëren dat de aangemelde instantie daadwerkelijk controle heeft over het personeel, de toewijzing van externe deskundigen, procedures, criteria en besluitvorming, en niet over een onderaannemer, dochteronderneming of een ander bedrijf dat tot dezelfde familie van ondernemingen behoort, en de documentatie die instanties moeten verstrekken wanneer zij een aanvraag tot aanwijzing als aangemelde instantie indienen, uit te breiden om de aanmeldende autoriteiten een stevigere en verhoudingsgewijs redelijkere basis voor hun beslissingen te bieden.

(73)

Met het oog op de correcte uitvoering van deze verordening moet ervoor worden gezorgd dat de accreditatie-instanties zich op deze verordening baseren en niet op afwijkende normen. Het is ook belangrijk ervoor te zorgen dat de accreditatie-instanties de bekwaamheid van de aanvragende instantie beoordelen en niet die van een groep ondernemingen, aangezien het de aanvragende instantie zelf is die de controle moet hebben over de toekomstige certificering.

(74)

Om een gelijk speelveld te bereiken en rechtsonzekerheid te voorkomen, moeten de verplichtingen van aangemelde instanties duidelijker worden omschreven en expliciet worden gemaakt, zowel voor hun beoordelings- en verificatieactiviteiten als voor de aanverwante aspecten.

(75)

Om te nauwe banden tussen het personeel van de aangemelde instanties en de fabrikanten te voorkomen, moeten de aangemelde instanties de mogelijkheid hebben het personeel dat met de uitvoering van de verschillende conformiteitsbeoordelingstaken belast is te laten rouleren.

(76)

De autoriteiten van lidstaten kunnen vragen hebben die slechts door een bepaalde aangemelde instantie kunnen worden beantwoord. Aangemelde instanties moeten dus ook antwoorden op vragen die de autoriteiten uit andere lidstaten kunnen stellen.

(77)

Om autoriteiten in staat te stellen gevallen van non-conformiteit door aangemelde instanties, fabrikanten en producten gemakkelijker te herkennen en een gelijk speelveld te waarborgen, moeten aangemelde instanties de bevoegdheid krijgen en, wanneer de non-conformiteit duidelijk kan worden aangetoond, zelfs verplicht worden om proactief informatie over gevallen van non-conformiteit aan de relevante bevoegde nationale autoriteiten of aanmeldende autoriteiten door te geven. Aangemelde instanties mogen de informatieverplichting echter niet overschrijden door onderzoek te doen naar andere marktdeelnemers dan hun eigen klanten of vakgenoten.

(78)

Met het oog op de totstandbrenging van een gelijk speelveld voor aangemelde instanties en fabrikanten, moet de coördinatie tussen de aangemelde instanties worden verbeterd. Aangezien slechts de helft van de huidige aangemelde instanties op eigen initiatief deelneemt aan de activiteiten van de reeds bestaande coördinatiegroep van aangemelde instanties moet deelname daaraan, hetzij rechtstreeks hetzij via aangewezen vertegenwoordigers, derhalve verplicht worden gesteld.

(79)

De pogingen om in Verordening (EU) nr. 305/2011 vereenvoudigde procedures voor kleine en middelgrote ondernemingen vast te stellen en zo de lasten en kosten voor kleine en middelgrote ondernemingen en micro-ondernemingen te verminderen, zijn niet volledig doeltreffend gebleken en zijn vaak verkeerd begrepen of niet gebruikt vanwege het gebrek aan bewustzijn daarover of het gebrek aan duidelijkheid over de toepassing ervan. Om de vastgestelde tekortkomingen aan te pakken en tegelijkertijd voort te bouwen op de eerder vastgestelde regels, is het noodzakelijk de toepassing ervan te verduidelijken en te vergemakkelijken en zo de doelstelling om kleine en middelgrote ondernemingen te ondersteunen, te verwezenlijken en tegelijkertijd de prestaties, veiligheid en ecologische duurzaamheid van bouwproducten te waarborgen.

(80)

De in artikel 36, lid 1, punt b), van Verordening (EU) nr. 305/2011 bedoelde erkenning van testresultaten die door een andere fabrikant zijn verkregen, moet worden veralgemeend om de lasten voor de marktdeelnemers en met name de fabrikanten in het algemeen te verminderen. Een dergelijk erkenningsmechanisme is met name nodig om meerdere beoordelingen van de ecologische duurzaamheid van grondstoffen, halffabricaten en eindproducten te voorkomen.

(81)

Om de rechtszekerheid in geval van veiligheids- of prestatieproblemen te waarborgen, mag een dergelijke erkenning alleen worden toegestaan indien de beoordeelde en geverifieerde marktdeelnemers overeenkomen onderling en met de betreffende aangemelde instanties samen te werken, ook waar het gaat om de noodzakelijke uitwisseling van gegevens.

(82)

Uit de evaluatie van Verordening (EU) nr. 305/2011 is gebleken dat de op nationaal niveau uitgevoerde markttoezichtactiviteiten sterk in kwaliteit en doeltreffendheid variëren. Naast de in deze verordening en uit hoofde van relevant Unierecht vastgestelde maatregelen ter verbetering van het markttoezicht, moet de naleving van deze verordening door marktdeelnemers, instanties en producten worden vergemakkelijkt door ook derden erbij te betrekken, bijvoorbeeld door natuurlijke of rechtspersonen de mogelijkheid te bieden informatie over gevallen van non-conformiteit in te dienen via een klachtenportaal dat door de Commissie wordt opgezet en onderhouden. De klachtenafhandeling gebeurt overeenkomstig het recht op behoorlijk bestuur, zoals vastgelegd in artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Bij het behandelen van de klachten moet de Commissie rekening houden met de relevantie en onderbouwing van de klacht, en prioriteit geven aan klachten over kwesties die bijzonder verstrekkende negatieve gevolgen hebben voor burgers of de interne markt. Om een klacht als gegrond te beschouwen, dient de Commissie met name na te gaan of met de klacht een bezwaar wordt geuit, en of het bezwaar een kwestie betreft ten aanzien waarvan de Commissie een duidelijk, publiek en samenhangend standpunt heeft ingenomen dat aan de klager is meegedeeld. De Commissie moet de klager zonder onnodige vertraging antwoorden en de klachten op efficiënte wijze doorsturen naar de betrokken lidstaten, die die klachten snel en effectief moeten behandelen in overeenstemming met hun wettelijke kaders en verplichtingen.

(83)

Om de vastgestelde tekortkomingen met betrekking tot het markttoezicht uit hoofde van Verordening (EU) nr. 305/2011 aan te pakken, moet deze verordening de markttoezichtautoriteiten en de Commissie meer gerechtvaardigde bevoegdheden geven om de autoriteiten in staat te stellen onder alle mogelijke problematische omstandigheden op te treden.

(84)

De markttoezichtpraktijk heeft aangetoond dat er bij de beoordeling van producten op een bepaald moment een risico van non-conformiteit bestaat, maar dat er geen gevallen van non-conformiteit worden geconstateerd, terwijl op een later tijdstip het tegendeel moet worden vermeld. Bovendien zijn er situaties waarin er sprake is van een andere non-conformiteit dan een formele non-conformiteit waardoor er geen risico wordt gemeld. Om die redenen moeten de lidstaten de bevoegdheid krijgen om op te treden in alle gevallen van vermoedelijke non-conformiteit of risico’s, terwijl bovendien de definitie van “product dat een risico vormt” moet worden uitgebreid tot producten die risico’s vormen voor het milieu. Het is noodzakelijk de lidstaten voldoende procedurele flexibiliteit te bieden om onderscheid te maken tussen gevallen van non-conformiteit met een hoge en lage prioriteit, terwijl alle lidstaten ook over minder belangrijke gevallen moeten worden geïnformeerd.

(85)

Om een doeltreffende handhaving van de voorschriften te waarborgen en het markttoezicht in de lidstaten te versterken, moet de Commissie richtsnoeren uitvaardigen voor de toepassing van deze verordening, alsook voor gemeenschappelijke praktijken en methoden voor effectief markttoezicht, waaronder bijvoorbeeld elementen zoals een aanbevolen aantal en soort van door de markttoezichtautoriteiten uit te voeren controles op specifieke productcategorieën of -families of met betrekking tot specifieke vereisten. Het is passend dat dergelijke aanbevelingen gebaseerd zijn op goede praktijken die in het kader van markttoezicht zijn ontwikkeld.

(86)

Om de gemiddeld geringe capaciteiten van de markttoezichtautoriteiten op het gebied van het markttoezicht te versterken en een verdere afstemming op Verordening (EU) 2024/1781 te verwezenlijken, moet bovendien worden voorzien in meer gedetailleerde ondersteuning op het gebied van de administratieve coördinatie en moet die autoriteiten de bevoegdheid worden geboden de kosten van inspecties en tests in verband met niet-conforme producten op marktdeelnemers te verhalen.

(87)

Om een stimulans te creëren voor het vergroten van de capaciteiten van de markttoezichtautoriteiten in termen van het daadwerkelijke markttoezicht en om te zorgen voor afstemming op Verordening (EU) 2024/1781, moeten de lidstaten verslag uitbrengen over hun markttoezichtactiviteiten met betrekking tot de producten die onder deze verordening vallen, met inbegrip van de opgelegde sancties.

(88)

Om de marktdeelnemers beter van dienst te kunnen zijn, moeten de productcontactpunten voor de bouw doeltreffender worden en daarom meer middelen krijgen. Om het werk van de marktdeelnemers te vergemakkelijken, moeten de taken van de productcontactpunten voor de bouw nader worden verfijnd en worden uitgebreid tot de informatie over productgerelateerde bepalingen van deze verordening en de overeenkomstig deze verordening vastgestelde handelingen. De lidstaten moeten tevens de productcontactpunten voor de bouw op hun grondgebied meer onder de aandacht van marktdeelnemers brengen.

(89)

Er moet een passend, efficiënt en kosteneffectief coördinatiemechanisme worden ingesteld om voor een consistente toepassing van de vastgestelde verplichtingen en vereisten te zorgen en het algemene systeem te versterken, mede rekening houdend met het feit dat er nieuwe interpretatievragen kunnen rijzen met betrekking tot de veiligheid en duurzaamheid van producten en bouwwerken. Aangezien uiteenlopende besluiten een ongelijk speelveld creëren, bijdragen tot een complexer rechtskader, belemmeringen voor het vrije verkeer binnen de interne markt opwerpen en voor extra administratieve lasten en kosten voor de marktdeelnemers zorgen, moeten dergelijke uiteenlopende besluiten door dat coördinatiemechanisme worden voorkomen.

(90)

Daarom moet er in het bijzonder een informatie- en communicatiesysteem worden opgezet om vragen in verband met interpretatie te verzamelen, passende gemeenschappelijke oplossingen te vinden en de uitwisseling van informatie in dat verband te verbeteren. Om de uitwisseling van informatie te vergemakkelijken, moet een dergelijk systeem steunen op nationale systemen. Die nationale systemen moeten ook gevallen van ongelijke toepassing van deze verordening identificeren, om ervoor te zorgen dat de uiteenlopende praktijken geen gangbare en blijvende praktijk worden. Het informatie- en communicatiesysteem moet ook dienen om kwesties aan te pakken in verband met de opkomst van nieuwe producten of bedrijfsmodellen, onvoorziene situaties en situaties waarin ook andere bepalingen van het Unierecht van toepassing zijn.

(91)

De digitalisering en beschikbaarheid van productinformatie vergroot de transparantie ten behoeve van de veiligheid van de producten en de bescherming van het milieu en de gezondheid van personen, en vermindert daarnaast de administratieve lasten en kosten voor de marktdeelnemers. Daarom moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen zodat zij een systeem voor een digitaal productpaspoort voor de bouw kan opzetten dat zo veel mogelijk is aangepast aan het digitaal productpaspoort uit hoofde van Verordening (EU) 2024/1781.

(92)

Om de machineleesbaarheid te verbeteren is het noodzakelijk een gemeenschappelijke data dictionary vast te stellen, op basis van Europese normen, een instrument voor het beheer en de bekendmaking van de gegevensstructuur en de betekenisvolle definities en beschrijvingen daarvan voor alle relevante bouwproducten. Voor elke productfamilie of -categorie moet de data dictionary alle essentiële kenmerken en andere eigenschappen bevatten die in de geharmoniseerde technische specificaties zijn vastgesteld, alsook andere informatie die op grond van deze verordening vereist is. Een op het niveau van de Unie geharmoniseerde data dictionary maakt de classificatie en het gebruik mogelijk van gestructureerde definities, zowel door de bevoegde nationale autoriteiten als bij de verdere digitalisering van de bouwsector, met name in bouwwerkinformatiemodellen, bouwlogboeken, digitale paspoorten en registers.

(93)

Om hun competentieniveau te verbeteren, hun besluitvorming te harmoniseren en een gelijk speelveld voor de marktdeelnemers te creëren, moeten opleidingen voor markttoezichtautoriteiten, productcontactpunten voor de bouw, aanwijzende autoriteiten, aanmeldende autoriteiten en vertegenwoordigers van aangemelde instanties en TBI’s worden georganiseerd. Dezelfde doelstellingen moeten ook worden nagestreefd door uitwisseling van personeel tussen de markttoezichtautoriteiten, aanmeldende autoriteiten en aangemelde instanties van twee of meer lidstaten.

(94)

Lidstaten beschikken niet altijd over de technische vakbekwaamheid om cumulatief voor alle productsectoren aan alle verplichtingen te voldoen die overeenkomstig de Uniewetgeving op hen rusten. Zij krijgen daarom informele steun van andere lidstaten. Aangezien dergelijke steun in sommige gevallen onvermijdelijk is, moeten in deze verordening de basisregels voor dergelijke steun worden vastgesteld, namelijk ter verduidelijking van de verantwoordelijkheden.

(95)

De bouwproductensector wordt langzaam maar zeker internationaler. Daarom doen zich situaties voor waarin non-conformiteit door buiten de Unie gevestigde marktdeelnemers moeten worden tegengegaan. Daarom moet in deze verordening in een aantal bepalingen inzake internationale samenwerking worden voorzien.

(96)

Een bepaald aantal derde landen past de productwetgeving van de Unie toe of erkent ten minste de overeenkomstig die wetgeving afgegeven certificaten, hetzij op basis van internationale overeenkomsten, hetzij unilateraal, welke grondslagen beide in het belang van de Unie zijn. Om die derde landen te stimuleren die praktijk voort te zetten en andere derde landen ertoe aan te zetten hetzelfde te doen, moeten per geval aan derde landen die de productwetgeving van de Unie toepassen of overeenkomstig die wetgeving afgegeven certificaten erkennen, bepaalde aanvullende mogelijkheden worden geboden. Om die reden moet het, na overleg met de lidstaten, mogelijk zijn die coöperatieve derde landen te ondersteunen door hen toe te staan deel te nemen aan bepaalde opleidingen en deel te nemen aan het systeem voor een digitaal productpaspoort voor de bouw, het informatiesysteem voor geharmoniseerde besluitvorming en de uitwisseling van informatie tussen autoriteiten. Om dezelfde reden moet het bovendien mogelijk zijn die coöperatieve derde landen te informeren over non-conforme of risicovolle producten.

(97)

Om het gebruik van duurzame bouwproducten te stimuleren, marktverstoringen te vermijden en in lijn te blijven met Verordening (EU) 2024/1781, moeten de door de lidstaten verstrekte stimulansen voor het gebruik van duurzame bouwproducten gericht zijn op de duurzaamste producten. De Commissie moet voorts de mogelijkheid hebben om stimulansen van de lidstaten te coördineren om de vraag naar bepaalde ecologisch duurzame producten te stimuleren. De lidstaten kunnen, met inachtneming van de regels inzake staatssteun, ook stimulansen bieden ter bevordering van milieuvriendelijke en duurzame bouwproducten die niet onder geharmoniseerde technische specificaties vallen.

(98)

Overheidsopdrachten vertegenwoordigen 14 % van het bbp van de Unie. Om het gebruik van duurzame bouwproducten te bevorderen en zo bij te dragen tot de doelstelling van klimaatneutraliteit, de energie- en hulpbronnenefficiëntie te verbeteren en de transitie te ondersteunen naar een circulaire economie die de volksgezondheid en biodiversiteit beschermt, alsook overeenstemming met Verordening (EU) 2024/1781 te waarborgen, moeten de praktijken van de lidstaten op het gebied van overheidsopdrachten voldoen aan de in gedelegeerde handelingen vastgestelde verplichte minimumeisen inzake ecologische duurzaamheid voor bouwproducten. De Commissie moet de aan te pakken essentiële kenmerken en de uitvoering ervan vaststellen in de vorm van een of meer van de volgende elementen: technische specificaties, selectiecriteria, contractuitvoeringsclausules of gunningscriteria. De verplichte minimumeisen inzake ecologische duurzaamheid hebben alleen betrekking op essentiële kenmerken en doen geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de lidstaten om ambitieuzer te zijn in hun contracten door voor de relevante essentiële kenmerken betere prestaties te eisen, met inachtneming van de geharmoniseerde zone.

(99)

Aanbestedende diensten en aanbestedende instanties moeten indien passend worden verplicht hun aanbestedingen af te stemmen op specifieke criteria voor groene overheidsopdrachten, die moeten worden vastgesteld in de in deze verordening bedoelde gedelegeerde handelingen. Aan de criteria voor specifieke productfamilies of -categorieën moet worden voldaan wanneer opdrachten een verplichte minimale ecologische duurzaamheid voor bouwproducten vereisen met betrekking tot hun essentiële kenmerken die onder geharmoniseerde technische specificaties vallen. Die minimumeisen moeten worden vastgesteld op basis van transparante, objectieve en niet-discriminerende criteria. Bij het opstellen van gedelegeerde handelingen met betrekking tot groene overheidsopdrachten, moet de Commissie terdege rekening houden met de verschillende geografische, sociale en economische omstandigheden van de lidstaten. Wanneer de Commissie de gevolgen voor de marktsituatie in overweging neemt, moet zij onder meer rekening houden met de gevolgen van de vereisten voor de mededinging, kleine en middelgrote ondernemingen en de beste milieuproducten en -oplossingen die op de markt beschikbaar zijn. Wanneer de Commissie de economische haalbaarheid voor aanbestedende diensten en aanbestedende instanties in overweging neemt, moet zij ermee rekening houden dat verschillende aanbestedende diensten in verschillende lidstaten een verschillende begrotingscapaciteit kunnen hebben. In naar behoren gemotiveerde gevallen moeten aanbestedende diensten van de vereisten kunnen afwijken, bijvoorbeeld wanneer er slechts één leverancier is, er geen geschikte inschrijvingen zijn of de toepassing ervan tot onevenredige kosten zou leiden.

(100)

Om de goede werking van de interne markt te waarborgen in geval van een noodsituatie op de interne markt zoals bedoeld in Verordening (EU) 2024/2748 van het Europees Parlement en de Raad (18), moet om de in die verordening uiteengezette redenen worden voorzien in regels voor bouwproducten die worden aangemerkt als crisisrelevante goederen en in prioritering voor de beoordeling en verificatie van die producten, in een beoordeling van de prestaties en een prestatieverklaring op basis van normen en gemeenschappelijke specificaties, alsook in prioritering van markttoezichtactiviteiten en wederzijdse bijstand tussen autoriteiten, in het geval van een actieve noodfase voor de interne markt uit hoofde van die verordening.

(101)

Om rekening te houden met de technische vooruitgang en kennis van nieuwe wetenschappelijke bewijzen, voor een goede werking van de interne markt te zorgen, de toegang tot informatie te vergemakkelijken en voor een homogene toepassing van de regels te zorgen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het VWEU handelingen vast te stellen met betrekking tot de wijziging van bijlagen II, III, IV, V, VI, VII, IX en X en de wijziging van deze verordening om bepaalde functionaliteiten verder te specificeren, toe te voegen of te verwijderen en bepaalde bepalingen te herzien teneinde te zorgen voor verenigbaarheid en interoperabiliteit met Verordening (EU) 2024/1781. Om dezelfde redenen moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen met betrekking tot de aanvulling van deze verordening door: het bepalen van vrijwillige of verplichte drempelniveaus met betrekking tot de essentiële kenmerken, prestatieklassen met betrekking tot de essentiële kenmerken, en de essentiële kenmerken die altijd door de producenten moeten worden vermeld; het bepalen van de elementen van normalisatieverzoeken en de voorwaarden waaronder een product moet worden geacht te voldoen aan een bepaald niveau of een bepaald drempelniveau, of in aanmerking te komen voor een bepaalde prestatieklasse zonder tests of verdere tests te verrichten; het vaststellen van productvereisten overeenkomstig bijlage III; het vaststellen van regels voor het verstrekken van algemene productinformatie, gebruiksaanwijzingen en veiligheidsinformatie voor de respectieve productfamilie of -categorie; het bepalen, voor elke productfamilie of -categorie, van het beoordelings- en verificatiesysteem in bijlage IX dat toepasselijk is; het vaststellen van de voorwaarden waaronder verplichtingen met betrekking tot de beoordeling van de prestaties van een product of de naleving van bepaalde productvereisten kunnen worden vervuld door de nakoming van verplichtingen uit hoofde van andere rechtshandelingen van de Unie; het opleggen van de verplichting aan fabrikanten, voor bepaalde productfamilies en -categorieën, om specifieke reserveonderdelen die niet algemeen beschikbaar zijn voor de producten die zij in de handel brengen, op de markt aan te bieden; de vaststelling van specifieke etiketteringsvoorschriften inzake ecologische duurzaamheid voor bepaalde productfamilies en -categorieën; de instelling van een systeem voor een digitaal productpaspoort voor de bouw, en de vaststelling van verplichte minimumeisen inzake ecologische duurzaamheid voor bouwproducten. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden passende raadplegingen houdt, ook op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen worden gehouden overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen. Bij het opstellen van die handelingen moet de Commissie ernaar streven de administratieve lasten voor ondernemingen te verminderen en rekening houden met de behoeften van kleine en middelgrote ondernemingen.

(102)

Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (19).

(103)

De Commissie moet onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen, indien dat in naar behoren gemotiveerde gevallen in verband met de gezondheid en veiligheid van personen of de bescherming van het milieu om dwingende redenen van urgentie vereist is.

(104)

Verordening (EU) 2019/1020 stelt regels vast voor een horizontaal kader voor markttoezicht en controle van producten die in de Unie in de handel komen. Om ervoor te zorgen dat onder deze verordening vallende producten die onder het vrije verkeer van goederen binnen de Unie vallen, voldoen aan vereisten die een hoog niveau van bescherming van algemene belangen bieden, zoals de bescherming van de gezondheid en veiligheid van personen en de bescherming van het milieu, moet die verordening ook van toepassing zijn op producten die onder deze verordening vallen, voor zover er in deze verordening geen specifieke bepalingen met dezelfde doelstelling, dezelfde aard of hetzelfde effect aanwezig zijn.

(105)

Om de uitvoering van deze verordening efficiënter te maken en de lasten voor de marktdeelnemers te verminderen, moet het mogelijk zijn aanvragen en besluiten op papier of in een algemeen gebruikt elektronisch formaat in te dienen respectievelijk uit te vaardigen. Omwille van de rechtszekerheid mogen aanvragen en besluiten alleen geldig zijn indien de elektronische handtekening voldoet aan de vereisten van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad (20) en wanneer de ondertekenende persoon bevoegd is om de instantie of marktdeelnemer te vertegenwoordigen, overeenkomstig respectievelijk het recht van de lidstaten of het Unierecht.

(106)

Om de lasten voor de marktdeelnemers verder te verlichten, moet het mogelijk zijn documentatie in een algemeen gebruikt elektronisch formaat te verstrekken en standaard op elektronische wijze aan informatievereisten te voldoen.

(107)

Om voor een hoge mate van naleving van deze verordening te zorgen, moeten de lidstaten regels vaststellen inzake de sancties die op gevallen van non-conformiteit van toepassing zijn en ervoor zorgen dat die regels worden gehandhaafd. De vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

(108)

Omwille van de rechtszekerheid moet worden gespecificeerd of en hoelang de aanwijzing van productcontactpunten voor de bouw, TBI’s of aangemelde instanties alsook geharmoniseerde normen, Europese beoordelingsdocumenten, Europese technische beoordelingen en certificaten van aangemelde instanties of uit hoofde van Verordening (EU) nr. 305/2011 vastgestelde of afgegeven testverslagen de rechtsgevolgen uit hoofde van deze verordening behouden. De respectieve overgangsperioden moeten lang genoeg zijn om knelpunten met betrekking tot de aanwijzing van aangemelde instanties en TBI’s, alsook de vaststelling of afgifte van Europese beoordelingsdocumenten, Europese technische beoordelingen en certificaten of testverslagen van aangemelde instanties te voorkomen.

(109)

Omwille van de rechtszekerheid moet worden verduidelijkt hoelang producten die in de handel zijn gebracht op basis van Europese technische beoordelingen die zijn verstrekt overeenkomstig Europese beoordelingsdocumenten uit hoofde van Verordening (EU) nr. 305/2011, op de markt mogen worden aangeboden.

(110)

Zowel de essentiële kenmerken van bouwproducten als de beoordelingsmethoden ervan kunnen alleen worden bepaald aan de hand van geharmoniseerde technische specificaties die voor de verschillende productfamilies en -categorieën moeten worden ontwikkeld of aan de hand van Europese beoordelingsdocumenten. Bijgevolg mogen de voor de marktdeelnemers geldende vereisten en verplichtingen met betrekking tot een bepaalde productfamilie of -categorie pas verplicht van toepassing zijn vanaf twaalf maanden na de inwerkingtreding van de geharmoniseerde technische specificatie voor de desbetreffende productfamilie of -categorie, tenzij een latere toepassingsdatum is gespecificeerd in de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(111)

Om een soepele invoering van toekomstige geharmoniseerde technische specificaties te vergemakkelijken en om rekening te houden met de tijd die nodig is voor het opstellen van de prestatie- en conformiteitsverklaring, moet het marktdeelnemers worden toegestaan te kiezen voor de vrijwillige toepassing van deze verordening vanaf de inwerkingtreding van die geharmoniseerde technische specificaties.

(112)

Er moet worden vermeden dat marktdeelnemers de toepassing van deze verordening permanent kunnen omzeilen door de uit hoofde van Verordening (EU) nr. 305/2011 vastgestelde geharmoniseerde technische specificaties toe te passen. Daarom moet de Commissie de ter ondersteuning van Verordening (EU) nr. 305/2011 bekendgemaakte verwijzingen naar geharmoniseerde normen en Europese beoordelingsdocumenten die op een bepaalde productfamilie of -categorie betrekking hebben, uit het Publicatieblad van de Europese Unie schrappen uiterlijk op het moment dat de uit hoofde van deze verordening vastgestelde geharmoniseerde technische specificatie voor die respectieve productfamilie of -categorie van toepassing wordt.

(113)

Hoewel het concept van fundamentele eisen voor bouwwerken behouden blijft als het technisch noodzakelijke verband tussen bouwwerken en bouwproducten, moet expliciet worden gesteld dat zij geen verplichtingen vormen voor marktdeelnemers of lidstaten, aangezien het recht om bouwwerken te reguleren een bevoegdheid van de lidstaten is. Om de milieubeoordeling van bouwproducten te bestrijken en rekening te houden met de productvereisten die zelfs in huidige geharmoniseerde technische specificaties aanwezig zijn, moet een uitgebreidere bijlage I worden opgesteld, met inbegrip van een gedetailleerde lijst van vooraf bepaalde essentiële milieukenmerken in verband met de levenscyclusbeoordeling en een kader voor de productvereisten. Bij die gelegenheid moeten overlappingen tussen de fundamentele eisen voor bouwwerken worden weggenomen en verduidelijkingen worden aangebracht.

(114)

Om een minimale controle-intensiteit bij de beoordeling en verificatie van fabrikanten door aangemelde instanties te bereiken en een gelijk speelveld te creëren voor zowel fabrikanten als aangemelde instanties, moet bijlage IX betreffende de beoordelings- en verificatiesystemen de taken van fabrikanten en aangemelde instanties in het kader van verschillende mogelijke beoordelings- en verificatiesystemen nauwkeuriger en uitgebreider vaststellen. Bovendien moet in die bijlage worden bepaald welke beoordelingen en verificaties moeten worden uitgevoerd om de ecologische duurzaamheid van producten te verifiëren, in termen van productprestaties en productvereisten. Wanneer de Commissie het toepasselijke beoordelings- en verificatiesysteem voor een productfamilie of -categorie vaststelt, moeten continuïteit met Verordening (EU) nr. 305/2011 en samenhang tussen productfamilies de leidende beginselen zijn.

(115)

Daar de doelstellingen van deze verordening, te weten het waarborgen van het vrije verkeer van veilige en duurzame bouwproducten op de interne markt, het bijdragen aan de groene en digitale transitie en het beschermen van de gezondheid en veiligheid van personen alsook het beschermen van het milieu, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, aangezien de lidstaten geneigd zijn zeer uiteenlopende vereisten voor bouwproducten vast te stellen, met een ongelijk niveau van bescherming van de gezondheid en veiligheid van personen alsook een ongelijk niveau van bescherming van het milieu, maar vanwege de vaststelling van een geharmoniseerd beoordelingskader voor de prestaties van bouwproducten en bepaalde productvereisten voor de bescherming van de gezondheid en veiligheid van personen alsook voor de bescherming van het milieu beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en doelstellingen

1.   Deze verordening legt geharmoniseerde regels vast voor het in de handel brengen en op de markt aanbieden van bouwproducten, ongeacht of dat in het kader van een dienst plaatsvindt, door de vaststelling van:

a)

geharmoniseerde regels over de wijze waarop de milieu- en veiligheidsprestaties van bouwproducten met betrekking tot hun essentiële kenmerken worden uitgedrukt, waaronder voor levenscyclusbeoordelingen;

b)

milieu-, functionele en veiligheidsproductvereisten voor bouwproducten.

2.   Deze verordening stelt ook het volgende vast:

a)

rechten en verplichtingen voor marktdeelnemers die actief zijn op het gebied van bouwproducten of componenten daarvan, en

b)

verplichtingen voor andere actoren die diensten verlenen in verband met de vervaardiging en commercialisering van producten die onder deze verordening vallen.

3.   Deze verordening heeft tot doel bij te dragen tot de efficiënte werking van de interne markt door het vrije verkeer van veilige en duurzame bouwproducten in de Unie te waarborgen. Zij heeft ook tot doel bij te dragen aan de doelstellingen van een groene en digitale transitie door de impact van bouwproducten op het milieu en op de gezondheid en veiligheid van personen te voorkomen en te verminderen.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Deze verordening is van toepassing op bouwproducten, met inbegrip van gebruikte producten, en op:

a)

belangrijke onderdelen van producten; alsook

b)

onderdelen of materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt voor onder deze verordening vallende producten, indien de fabrikant van die onderdelen of materialen daarom verzoekt.

2.   Deze verordening is niet van toepassing op:

a)

liften die het voorwerp zijn van Richtlijn 2014/33/EU van het Europees Parlement en de Raad (21), roltrappen of componenten daarvan;

b)

vereisten of prestatiebeoordeling die onder Richtlijn (EU) 2020/2184 van het Europees Parlement en de Raad (22) vallen en die onder de in artikel 11, lid 8, van die richtlijn bedoelde gedelegeerde handelingen van de Commissie vallen.

3.   De lidstaten kunnen binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallende producten die in de handel worden gebracht in de ultraperifere gebieden van de Unie in de zin van artikel 349 VWEU, vrijstellen van de toepassing van deze verordening. De lidstaten stellen de Commissie en de andere lidstaten in kennis van de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen waarbij dergelijke vrijstellingen worden verleend. Zij zorgen ervoor dat vrijgestelde producten niet voorzien zijn van de in artikel 17 bedoelde CE-markering. Producten die op basis van die vrijstelling in de handel worden gebracht, worden niet geacht in de Unie in de handel te zijn gebracht in de zin van deze verordening.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

“bouwproduct”: elk gevormd of vormloos fysiek item — met inbegrip van 3D-geprinte producten — dat of een kit die in de handel wordt gebracht, onder meer door levering op de bouwplaats, om blijvend te worden verwerkt in bouwwerken of delen daarvan, met uitzondering van items die eerst in een kit of ander bouwproduct moeten worden geïntegreerd voordat zij blijvend in bouwwerken worden verwerkt;

2)

“product”: een bouwproduct of ander item dat binnen het toepassingsgebied van deze verordening valt, zoals bepaald in artikel 2;

3)

“blijvend”: bedoeld om na voltooiing van het bouw- of renovatieproces deel te blijven uitmaken van het bouwwerk of delen daarvan;

4)

“op de markt aanbieden”: het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een product met het oog op distributie of gebruik op de markt van de Unie, ongeacht of dat in het kader van het verlenen van een dienst plaatsvindt;

5)

“in de handel brengen”: het voor het eerst in de Unie op de markt aanbieden van een product of het voor het eerst op de Uniemarkt aanbieden van een gebruikt product na de de-installatie ervan;

6)

“prestaties”: de mate waarin een product bepaalde schaalbare essentiële kenmerken heeft;

7)

“essentiële kenmerken”: de kenmerken van het product die betrekking hebben op de in bijlage I vermelde fundamentele eisen voor bouwwerken, en de kenmerken die zijn opgenomen in de lijst van vooraf bepaalde essentiële milieukenmerken in bijlage II;

8)

“productvereiste”: een kenmerk zoals opgenomen in bijlage III dat een product moet hebben voordat het in de handel kan worden gebracht;

9)

“marktdeelnemer”: de fabrikant, de gemachtigde, de importeur, de distributeur, de fulfilmentdienstverlener of een andere natuurlijke of rechtspersoon die onder deze verordening valt met betrekking tot de vervaardiging of herproductie van producten, met inbegrip van te hergebruiken producten, of het op de markt aanbieden van die producten, overeenkomstig deze verordening;

10)

“fabrikant”: een fabrikant zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 8, van Verordening (EU) 2019/1020;

11)

“3D-dataset”: een reeks numerieke gegevens die de vorm van een object beschrijven aan de hand van de buitenafmetingen en de holten ervan;

12)

“bouwwerken”: gebouwen en civieltechnische werken die zich boven of in de grond of het water kunnen bevinden, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, wegen, bruggen, tunnels, masten en andere voorzieningen voor het transport van elektriciteit, communicatiekabels, pijpleidingen, aquaducten, dammen, luchthavens, havens, waterwegen en installaties die de basis vormen voor spoorwegrails;

13)

“niveau”: het resultaat van de prestatiebeoordeling van een product, met betrekking tot de essentiële kenmerken daarvan, uitgedrukt in een numerieke waarde;

14)

“klasse”: een reeks niveaus voor de prestaties van een product, die wordt begrensd door een minimum- en een maximumprestatiewaarde;

15)

“drempelniveau”: een minimum- of maximumprestatieniveau van een product met betrekking tot een bepaald essentieel kenmerk;

16)

“belangrijk onderdeel”: een onderdeel dat wordt gebruikt als component of reserveonderdeel van een product en dat in een geharmoniseerde technische specificatie is gespecificeerd als essentieel voor de karakterisering, veiligheid of prestaties van een product;

17)

“kit”: een product dat door één marktdeelnemer in de handel wordt gebracht als een set van ten minste twee afzonderlijke items, die op zichzelf geen product hoeven te zijn, en die bedoeld zijn om samen in het bouwwerk te worden verwerkt;

18)

“Europees beoordelingsdocument” of “EBD”: een document dat door de organisatie van technischebeoordelingsinstanties is vastgesteld met het oog op afgifte van Europese technische beoordelingen;

19)

“Europese technische beoordeling” of “ETB”: de gedocumenteerde beoordeling van de prestaties van een product, met betrekking tot de essentiële kenmerken daarvan, overeenkomstig het desbetreffende Europese beoordelingsdocument;

20)

“gebruikt product”: een product dat geen afvalstof is of dat niet langer afvalstof is overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG en dat ten minste eenmaal in een bouwwerk is geïnstalleerd, en dat:

a)

geen proces heeft ondergaan dat verder gaat dan het controleren, reinigen of repareren van teruggewonnen producten, waarbij producten of componenten van producten zodanig worden bereid dat ze kunnen worden hergebruikt in de bouw zonder dat enige andere voorbehandeling nodig is, of

b)

een transformatieproces heeft ondergaan dat verder gaat dan het controleren, reinigen of repareren van teruggewonnen producten en dat volgens de toepasselijke geharmoniseerde technische specificatie wordt aangemerkt als niet-essentieel voor de prestaties van het product;

21)

“beoogd gebruik”: het doel van een product zoals omschreven in de toepasselijke geharmoniseerde technische specificaties of Europese beoordelingsdocumenten;

22)

“aangegeven gebruik”: het door de fabrikant beoogde gebruik, met inbegrip van de gebruiksvoorwaarden, zoals vastgesteld in de technische documentatie, op etiketten, in de algemene productinformatie, in de gebruiksaanwijzingen, in veiligheidsinformatie of in reclamemateriaal;

23)

“reparatie”: het proces waarbij een gebrekkig product wordt gerepareerd of de defecte componenten ervan worden vervangen, om het product in een toestand terug te brengen waarin het aan het aangegeven gebruik kan voldoen;

24)

“onderhoud”: een handeling die wordt uitgevoerd om een product in een toestand te houden waarin het volgens de specificaties kan functioneren;

25)

“geherproduceerd product”: een product dat geen afvalstof is of dat niet langer afvalstof is overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG, dat ten minste eenmaal in een bouwwerk is geïnstalleerd, en dat een transformatief proces heeft ondergaan dat verder gaat dan het controleren, reinigen of repareren van teruggewonnen producten en dat volgens de toepasselijke geharmoniseerde technische specificatie wordt aangemerkt als essentieel voor de prestaties van het product;

26)

“risico”: een risico zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 18, van Verordening (EU) 2019/1020;

27)

“producttype”: het abstracte model van afzonderlijke producten, dat wordt bepaald door het beoogde gebruik en een reeks kenmerken die elke wijziging met betrekking tot de prestaties of de naleving van de in of in overeenstemming met deze verordening vastgestelde productvereisten uitsluiten, waarbij identieke producten van verschillende fabrikanten tot verschillende producttypen behoren;

28)

“stand van de techniek”: een manier om een bepaald doel te bereiken die ofwel de meest doeltreffende en geavanceerde is, ofwel die benadert, of een manier die momenteel mogelijk is door toepassing van gangbare technologieën, ongeacht of dat de technologisch meest geavanceerde oplossing is;

29)

“recycling”: recycling zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 17, van Richtlijn 2008/98/EG;

30)

“fulfilmentdienstverlener”: een fulfilmentdienstverlener zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 11, van Verordening (EU) 2019/1020;

31)

“productfamilie”: alle producttypen die behoren tot een van de in bijlage VII vermelde families;

32)

“productcategorie”: een subgroep van de producttypen van een bepaalde productfamilie die de producttypen omvat die een bepaald beoogd gebruik gemeen hebben, zoals gespecificeerd in geharmoniseerde technische specificaties of Europese beoordelingsdocumenten;

33)

“productiecontrole in de fabriek”: de gedocumenteerde, voortdurende en interne productiecontrole in een productie-installatie met betrekking tot bepaalde parameters of kwaliteitsaspecten, die de specifieke kenmerken van een respectieve productfamilie of -categorie en productieprocessen weerspiegelen, en die gericht is op de bestendigheid van de prestaties of op de voortdurende conformiteit met de productvereisten, uitgevoerd overeenkomstig bijlage IX;

34)

“importeur”: een importeur zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 9, van Verordening (EU) 2019/1020;

35)

“distributeur”: een natuurlijke of rechtspersoon in de toeleveringsketen, anders dan de fabrikant of de importeur, die een product op de markt aanbiedt, onder meer door producten in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, aan klanten of installateurs te koop, te huur of in huurkoop aan te bieden of producten uit te stallen, onder meer via verkoop op afstand;

36)

“gemachtigde”: een in de Unie gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon die bij schriftelijk mandaat door een fabrikant is gemachtigd om namens die fabrikant nader omschreven taken te vervullen in verband met de verplichtingen van de fabrikant uit hoofde van deze verordening;

37)

“afzonderlijk vervaardigd”: het feit dat, vanwege de specificaties van de klant, het productieproces moet worden aangepast ten opzichte van alle andere producten die door de betrokken marktdeelnemer voor andere klanten worden vervaardigd;

38)

“micro-onderneming”: een micro-onderneming zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 3, van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (23);

39)

“als maatwerk vervaardigd”: het feit dat er, vanwege de specificaties van de klant, sprake is van een verschil in afmetingen of materiaal ten opzichte van alle andere producten die door de betrokken marktdeelnemer voor andere klanten worden vervaardigd;

40)

“permalink”: een internetlink naar een website die zowel wat inhoud als adres betreft stabiel is (“URL”);

41)

“gegevensdrager”: een streepjescode, een tweedimensionaal symbool of een ander medium voor automatische vergaring van identificatiegegevens dat met een apparaat kan worden gelezen;

42)

“geharmoniseerde technische specificaties”: de geharmoniseerde prestatienormen die verplicht zijn gesteld voor de toepassing van deze verordening overeenkomstig artikel 5, lid 8, de in artikel 6, lid 1, bedoelde uitvoeringshandelingen en de in artikel 7, lid 1, artikel 9, lid 3, en artikel 10, lid 2, bedoelde gedelegeerde handelingen;

43)

“Europese normalisatieorganisatie”: een Europese normalisatieorganisatie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 8, van Verordening (EU) nr. 1025/2012;

44)

“niet-seriematig productieproces”: een proces dat noch hoofdzakelijk is geautomatiseerd noch hoofdzakelijk wordt uitgevoerd met behulp van assemblagelijntechnieken, noch heel vaak wordt herhaald in vergelijking met het productievolume door de betrokken marktdeelnemer of de marktdeelnemers die deel uitmaken van dezelfde groep ondernemingen, onder de gezamenlijke zeggenschap van een natuurlijke of rechtspersoon, of onder dezelfde organisatiestructuur;

45)

“uit de handel nemen”: het uit de handel nemen zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 23, van Verordening (EU) 2019/1020;

46)

“terugroepen”: het terugroepen zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 22, van Verordening (EU) 2019/1020;

47)

“onlinemarktplaats”: een aanbieder van een tussenhandelsdienst die gebruikmaakt van een online interface waarmee klanten overeenkomsten op afstand met marktdeelnemers kunnen sluiten voor de verkoop van producten;

48)

“online interface”: een online interface zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 15, van Verordening (EU) 2019/1020;

49)

“leverancier”: een natuurlijke of rechtspersoon die grondstoffen, intermediaire producten of gebruikte producten levert aan fabrikanten of aan andere personen die grondstoffen, intermediaire producten of gebruikte producten aan fabrikanten leveren;

50)

“dienstverlener”: een natuurlijke of rechtspersoon die een dienst verleent aan een fabrikant of een leverancier van een belangrijk onderdeel, op voorwaarde dat de dienst relevant is voor de vervaardiging van producten, met inbegrip van het ontwerp ervan of, in het geval van gebruikte producten, de de-installatie ervan;

51)

“accreditatie”: accreditatie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 10, van Verordening (EG) nr. 765/2008;

52)

“markttoezichtautoriteit”: een markttoezichtautoriteit zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 4, van Verordening (EU) 2019/1020;

53)

“levenscyclus”: de opeenvolgende en onderling gerelateerde fasen van de levensduur van een product, vanaf de aanschaf van de grondstof of de opwekking uit natuurlijke hulpbronnen, of, in het geval van producten die eerder in bouwwerken zijn verwerkt, vanaf de laatste de-installatie uit het bouwwerk, tot de definitieve verwijdering;

54)

“centraal contactpunt”: de instantie die is aangewezen als aanspreekpunt voor contacten met de Commissie en andere lidstaten over kwesties in verband met bouwproducten;

55)

“aangemelde instantie”: een conformiteitsbeoordelingsinstantie die gemachtigd is taken van derden bij het beoordelings- en verificatieproces uit hoofde van deze verordening te verrichten en die naar behoren is aangemeld;

56)

“aanmeldende autoriteit”: de enige overheidsinstantie die belast is met de aanmelding van en het toezicht op aangemelde instanties, die wordt aangewezen overeenkomstig deze verordening;

57)

“technischebeoordelingsinstantie” of “TBI”: een overeenkomstig deze verordening aangewezen instantie die Europese technische beoordelingen aflevert op basis van Europese beoordelingsdocumenten;

58)

“aanwijzende autoriteit”: de enige overheidsinstantie die belast is met de aanwijzing van en het toezicht op TBI’s in een lidstaat, die wordt aangewezen overeenkomstig deze verordening;

59)

“product dat een risico vormt”: een product dat, om het even wanneer tijdens de gehele levenscyclus ervan, inherent een negatief effect kan hebben op de gezondheid en veiligheid van personen, het milieu of het voldoen aan de fundamentele eisen voor bouwwerken wanneer het in die werken wordt verwerkt, in een mate die, rekening houdend met de stand van de techniek, verder gaat dan wat redelijk en aanvaardbaar wordt geacht in verhouding tot het beoogde gebruik ervan en onder normale of redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden;

60)

“product dat een ernstig risico vormt”: een product dat een ernstig risico vormt zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 20, van Verordening (EU) 2019/1020;

61)

“bijproduct”: een bijproduct in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2008/98/EG;

62)

“recycleerbaarheid”: het vermogen van een materiaal of product om doeltreffend en efficiënt te worden gescheiden, ingezameld, gesorteerd en geaggregeerd in specifieke afvalstromen om te worden gerecycled tot secundaire grondstoffen en tegelijkertijd het kwaliteits- of functionaliteitsverlies in vergelijking met de primaire grondstof tot een minimum te beperken;

63)

“crisisrelevante goederen”: crisisrelevante goederen zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 6), van Verordening (EU) 2024/2747 van het Europees Parlement en de Raad (24);

64)

“noodfase voor de interne markt”: noodfase voor de interne markt zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 3), van Verordening (EU) 2024/2747;

Artikel 4

Werkplan en voorbereidende fase voor de ontwikkeling van geharmoniseerde technische specificaties

1.   De Commissie wordt ondersteund door een deskundigengroep (de “deskundigengroep voor het acquis bouwproductenverordening”). De deskundigengroep voor het acquis bouwproductenverordening bestaat op zijn minst uit door de lidstaten aangewezen deskundigen en vertegenwoordigers van Europese normalisatieorganisaties en van relevante Europese organisaties van belanghebbenden die financiering van de Unie ontvangen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1025/2012. De deskundigengroep voor het acquis bouwproductenverordening ondersteunt de Commissie bij de verwerking van verzoeken van de lidstaten om harmonisatie op Unieniveau door middel van geharmoniseerde technische specificaties. De deskundigengroep voor het acquis bouwproductenverordening staat de Commissie met name bij bij het opstellen en bijwerken van een werkplan voor de ontwikkeling van geharmoniseerde technische specificaties, bij het voorbereiden van de technische inhoud van geharmoniseerde technische specificaties, bij het nemen van besluiten over de noodzaak om procedures in te leiden met betrekking tot geharmoniseerde technische specificaties die tekortkomingen vertonen, niet beschikbaar zijn of niet geschikt zijn om onmiddellijke regelgevingsbehoeften te dekken, en bij het bepalen van de opname van gebruikte producten in geharmoniseerde technische specificaties.

2.   Na raadpleging van de deskundigengroep voor het acquis bouwproductenverordening stelt de Commissie een werkplan op voor de ontwikkeling van geharmoniseerde technische specificaties voor de in bijlage VII vermelde productfamilies, met inbegrip van productvereisten alsook algemene productinformatie, gebruiksaanwijzingen en veiligheidsinformatie, voor ten minste de volgende periode van drie jaar. Voor de bepaling van de prioriteiten van het werkplan maakt de Commissie gebruik van een transparante en evenwichtige methode, die samen met het werkplan wordt bekendgemaakt. Die methode weerspiegelt ten minste de regelgevingsbehoeften van de lidstaten, de veiligheidskwesties in verband met bouwwerken en -producten en de doelstellingen van de Unie op het gebied van klimaat en circulaire economie.

De Commissie maakt het eerste werkplan uiterlijk op 8 januari 2026 bekend.

De Commissie vernieuwt en actualiseert het werkplan ten minste om de drie jaar. Zij maakt het werkplan voor de volgende periode van drie jaar, een jaar voordat het actuele werkplan afloopt, bekend.

De Commissie informeert het Europees Parlement en de lidstaten jaarlijks over de bij de uitvoering van het werkplan geboekte vooruitgang.

Indien de Commissie van mening is dat zij de in het werkplan bepaalde doelstellingen niet kan verwezenlijken, past zij het werkplan zonder onnodige vertraging dienovereenkomstig aan en brengt zij het Europees Parlement en de lidstaten op de hoogte van de redenen daarvoor.

3.   Op basis van het uit hoofde van lid 2 vastgestelde werkplan delen de lidstaten de Commissie en de deskundigengroep voor het acquis bouwproductenverordening de essentiële kenmerken mee die zij voor een productfamilie of -categorie vereisen, met de beoordelingsmethoden, drempelniveaus of prestatieklassen, alsook de productvereisten, die zij noodzakelijk achten.

Wanneer de lidstaten hun regelgevingsbehoeften op grond van de eerste alinea meedelen aan de Commissie, neemt de Commissie die op of geeft zij de redenen op waarom dat niet mogelijk is.

4.   Op basis van de in bijlage I vermelde fundamentele eisen voor bouwwerken en rekening houdend met de regelgevingsbehoeften die de lidstaten overeenkomstig lid 3 van dit artikel hebben meegedeeld, alsook met de veiligheids-, milieu-, circulariteits- en klimaatdoelstellingen van de Unie, stelt de Commissie, met de steun van de deskundigengroep voor het acquis bouwproductenverordening, vast welke technische aspecten nodig zijn om normalisatieverzoeken op te stellen, met inbegrip van de relevante essentiële kenmerken. Die essentiële kenmerken en de in bijlage II opgenomen lijst van vooraf bepaalde essentiële milieukenmerken vormen de basis voor de opstelling van de in artikel 5, lid 2, bedoelde normalisatieverzoeken en de in artikel 6, lid 1, bedoelde uitvoeringshandelingen.

5.   De Commissie zorgt ervoor dat essentiële kenmerken onder geharmoniseerde technische specificaties vallen, voor zover de ontwikkeling van dergelijke specificaties in technisch en economisch opzicht evenredig is.

6.   De Commissie stelt, met de steun van de deskundigengroep voor het acquis bouwproductenverordening, de in artikel 7 bedoelde productvereisten en andere geharmoniseerde technische specificaties vast en bepaalt of gebruikte producten onder een normalisatieverzoek of een geharmoniseerde technische specificatie moeten vallen of daarvan moeten worden uitgesloten. De deskundigengroep voor het acquis bouwproductenverordening wordt met spoed geraadpleegd over kennisgevingen van de lidstaten die overeenkomstig artikel 11, lid 5, zijn gedaan.

7.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van:

a)

de lijst van vooraf bepaalde essentiële milieukenmerken in bijlage II om die aan te passen aan de technische vooruitgang en nieuwe milieurisico’s en om te voldoen aan de prioriteiten die op grond van lid 2 van dit artikel zijn vastgesteld op basis van de regelgevingsbehoeften van de lidstaten;

b)

de in bijlage VII vermelde productfamilies, om die aan te passen aan de technische vooruitgang en aan de regelgevingsbehoeften van de lidstaten.

Artikel 5

Geharmoniseerde normen tot vaststelling van essentiële kenmerken met betrekking tot prestaties

1.   De methoden en criteria voor de beoordeling van de prestaties van een product met betrekking tot de essentiële kenmerken ervan worden vastgelegd in geharmoniseerde normen die verplicht worden gesteld door middel van de in lid 8 bedoelde uitvoeringshandelingen (“geharmoniseerde prestatienormen”). Geharmoniseerde prestatienormen voorzien indien passend en zonder de nauwkeurigheid, betrouwbaarheid en bestendigheid van de testresultaten in het gedrang te brengen, in methoden om de prestaties van de producten met betrekking tot hun essentiële kenmerken te beoordelen die minder belastend zijn dan tests.

2.   De Commissie verzoekt overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) nr. 1025/2012 een of meer Europese normalisatieorganisaties om geharmoniseerde normen op te stellen waarin voor een of meer productfamilies of voor een of meer productcategorieën binnen een familie de essentiële kenmerken en de beoordelingsmethoden ervan worden vastgelegd. In het normalisatieverzoek worden de basisbeginselen en referentiepunten voor de vaststelling van die essentiële kenmerken en de beoordelingsmethoden ervan vastgesteld. In het normalisatieverzoek wordt uitdrukkelijk vermeld of het gebruikte producten omvat dan wel die van het toepassingsgebied van het verzoek uitsluit.

3.   In het kader van de in lid 2 van dit artikel bedoelde normalisatieverzoeken kan de Commissie de Europese normalisatieorganisaties ook verzoeken de technische details te verstrekken die nodig zijn voor de uitvoering van het beoordelings- en verificatiesysteem dat overeenkomstig de in artikel 10, lid 2, bedoelde gedelegeerde handelingen moet worden toegepast.

4.   De in lid 2 bedoelde normalisatieverzoeken kunnen een verzoek omvatten om een of meer van de volgende elementen voor te stellen:

a)

vrijwillige of verplichte drempelniveaus met betrekking tot de essentiële kenmerken;

b)

prestatieklassen met betrekking tot de essentiële kenmerken;

c)

de essentiële kenmerken die altijd door de fabrikanten moeten worden opgegeven.

In die normalisatieverzoeken worden de basisbeginselen en referentiepunten voor de vaststelling van de gevraagde elementen vermeld.

5.   Wanneer de Commissie bij haar normalisatieverzoek een verzoek om een voorstel overeenkomstig lid 4 van dit artikel heeft gevoegd, is zij bevoegd overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen door voor de productfamilies of productcategorieën en voor de elementen waarop dat verzoek betrekking heeft, de in lid 4, eerste alinea, van dit artikel bedoelde elementen te bepalen.

Na raadpleging van de deskundigengroep voor het acquis bouwproductenverordening kan de Commissie van de voorstellen van de Europese normalisatieorganisatie afwijken.

De Commissie is bevoegd om, ongeacht een voorafgaand normalisatieverzoek, maar op advies van de deskundigengroep voor het acquis bouwproductenverordening, overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen door de in lid 4, eerste alinea, van dit artikel genoemde elementen te bepalen met betrekking tot een van de in bijlage X vermelde groepen essentiële kenmerken van horizontale aard.

6.   Wanneer op grond van de aard of de technische kenmerken van een product blijkt dat tests onnodig of overbodig zijn, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen door de voorwaarden vast te stellen waaronder een product geacht wordt aan een bepaald niveau of een bepaald drempelniveau te voldoen of in aanmerking te komen voor een prestatieklasse zonder tests of zonder verdere tests.

7.   De Commissie beoordeelt of geharmoniseerde normen in overeenstemming zijn met de desbetreffende normalisatieverzoeken, met deze verordening en met ander Unierecht, met inbegrip van de algemene rechtsbeginselen. De Commissie kan beoordelen of geharmoniseerde normen voldoen aan andere geharmoniseerde normen in het kader van deze verordening of aan andere geharmoniseerde normen waarvan de referentienummers zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De Commissie voert de in de eerste alinea van dit lid bedoelde beoordeling uit en deelt haar redenen schriftelijk mee aan de betrokken Europese normalisatieorganisatie en aan de deskundigengroep voor het acquis bouwproductenverordening binnen zes maanden nadat de desbetreffende geharmoniseerde norm aan haar is toegezonden. Wanneer de Commissie van oordeel is dat een norm, of een deel daarvan, ontoereikend is, specificeert zij de tekortkomingen. Om de Commissie in staat te stellen binnen die termijn aan die verplichting te voldoen, brengen de Europese normalisatieorganisaties de Commissie regelmatig op de hoogte van de voortgang en de inhoud van het Europese normalisatieproduct overeenkomstig artikel 10, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1025/2012.

8.   Wanneer een geharmoniseerde norm in overeenstemming is met de toepasselijke wettelijke eisen en voldoet aan de eisen waaraan moet worden voldaan met betrekking tot de in het normalisatieverzoek vastgestelde basisbeginselen en referentiepunten, alsook met betrekking tot de essentiële kenmerken die moeten worden bestreken in het licht van de fundamentele eisen voor bouwwerken, stelt de Commissie onverwijld een uitvoeringshandeling vast waarbij die norm verplicht wordt gesteld. Een jaar na die vaststelling wordt de geharmoniseerde prestatienorm verplicht voor de toepassing van deze verordening, tenzij in de uitvoeringshandeling een latere toepassingsdatum is vastgesteld. Een latere toepassingsdatum wordt alleen vastgesteld in uitzonderlijke gevallen en het gebruik ervan wordt naar behoren met redenen omkleed. Een geharmoniseerde prestatienorm kan vrijwillig worden toegepast vanaf de datum van vaststelling van de uitvoeringshandeling.

Wanneer de Commissie een geharmoniseerde norm of een deel daarvan onbevredigend acht, kan zij een uitvoeringshandeling vaststellen waarbij die geharmoniseerde norm verplicht wordt gesteld met beperkingen.

De in de eerste en tweede alinea bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 90, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

Indien het niet mogelijk is een geharmoniseerde norm met beperkingen verplicht te stellen, kan de Commissie een uitvoeringshandeling vaststellen overeenkomstig artikel 6.

9.   Wanneer een lidstaat, het Europees Parlement of de Commissie, de laatste met de steun van de deskundigengroep voor het acquis bouwproductenverordening, van oordeel is dat een geharmoniseerde prestatienorm niet volledig voldoet aan de toepasselijke wettelijke eisen of de eisen waaraan moet worden voldaan met betrekking tot de essentiële kenmerken die moeten worden bestreken in het licht van de fundamentele eisen voor bouwwerken, is de procedure voor formele bezwaren tegen geharmoniseerde normen van artikel 11 van Verordening (EU) nr. 1025/2012 van toepassing.

10.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage X te wijzigen door aanvullende groepen essentiële kenmerken van horizontale aard toe te voegen.

Artikel 6

Andere geharmoniseerde technische specificaties waarin essentiële kenmerken zijn vastgelegd

1.   Hoewel voorrang moet worden gegeven aan de opstelling van normen, kan de Commissie, in afwijking van artikel 5, leden 1 tot en met 4, van deze verordening en om tegemoet te komen aan de regelgevingsbehoeften van de lidstaten en de doelstellingen van artikel 114 VWEU na te streven, op grond van artikel 5 van deze verordening uitvoeringshandelingen vaststellen waarin essentiële kenmerken, de beoordelingsmethoden ervan en technische details worden vastgelegd voor een of meer productfamilies of voor een of meer productcategorieën binnen een familie.

Die uitvoeringshandelingen worden alleen vastgesteld indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de Commissie heeft op grond van artikel 5, lid 2, een of meer Europese normalisatieorganisaties verzocht een geharmoniseerde norm op te stellen en:

i)

het verzoek is niet aanvaard, of

ii)

de geharmoniseerde norm waarop dat verzoek betrekking heeft, wordt niet geleverd binnen de overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1025/2012 vastgestelde termijn en niet later dan drie jaar na aanvaarding van het normalisatieverzoek, of

iii)

de geharmoniseerde norm voldoet niet aan het verzoek; alsook

b)

in de laatste vijf jaar is geen uitvoeringshandeling zoals bedoeld in artikel 5, lid 8, eerste alinea, vastgesteld die een geharmoniseerde norm verplicht stelt voor de essentiële kenmerken, de beoordelingsmethoden ervan en de technische details op grond van artikel 5, of in de laatste vijf jaar is een dergelijke uitvoeringshandeling vastgesteld, maar met beperkingen zoals bedoeld in artikel 5, lid 8, tweede alinea.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 90, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

2.   Alvorens een in lid 1 van dit artikel bedoelde ontwerpuitvoeringshandeling op te stellen, stelt de Commissie het in artikel 22 van Verordening (EU) nr. 1025/2012 bedoelde comité ervan in kennis dat zij van oordeel is dat aan de voorwaarden van lid 1 van dit artikel is voldaan.

3.   Bij het opstellen van de ontwerpuitvoeringshandeling houdt de Commissie rekening met de standpunten van de relevante instanties en van de deskundigengroep voor het acquis bouwproductenverordening en raadpleegt zij naar behoren alle relevante organisaties van belanghebbenden die financiering van de Unie ontvangen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1025/2012.

4.   Wanneer een in lid 1 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandeling betrekking heeft op dezelfde essentiële kenmerken of beoordelingsmethoden met betrekking tot een specifieke productfamilie of productcategorie als een geharmoniseerde norm waarvan een referentienummer is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie of waarvoor een uitvoeringshandeling zoals bedoeld in artikel 5, lid 8, is vastgesteld, trekt de Commissie het referentienummer van die geharmoniseerde norm in het Publicatieblad van de Europese Unie in of trekt zij die uitvoeringshandeling in. Indien de in lid 1 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandeling slechts gedeeltelijk betrekking heeft op de geharmoniseerde norm, handhaaft de Commissie de uitvoeringshandeling tot vaststelling van een geharmoniseerde norm waarvoor beperkingen gelden.

5.   Wanneer een lidstaat of het Europees Parlement van oordeel is dat een overeenkomstig lid 1 vastgestelde uitvoeringshandeling niet volledig voldoet aan de eisen waaraan moet worden voldaan met betrekking tot de essentiële kenmerken die in het licht van de fundamentele eisen voor bouwwerken moeten worden bestreken, stelt die lidstaat of het Parlement de Commissie daarvan in kennis, met een gedetailleerde toelichting. De Commissie beoordeelt die gedetailleerde toelichting en kan de uitvoeringshandeling in kwestie indien nodig wijzigen.

6.   De Commissie volgt de procedure van artikel 5 om te verzoeken om herziening of actualisering van de essentiële kenmerken of beoordelingsmethoden met betrekking tot dezelfde productfamilies of productcategorieën als die welke onder de in lid 1 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandeling vallen. Wanneer de door de Europese normalisatieorganisatie geleverde geharmoniseerde norm geschikt is om overeenkomstig artikel 5, lid 8, te worden vastgesteld, trekt de Commissie de overeenkomstig lid 1 van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandeling in, of de delen daarvan die betrekking hebben op dezelfde essentiële kenmerken of beoordelingsmethoden met betrekking tot dezelfde productfamilies of -categorieën als die waarop de geharmoniseerde norm betrekking heeft.

Artikel 7

Productvereisten en geharmoniseerde normen die een vermoeden van conformiteit verlenen

1.   Wanneer een productfamilie of een of meer productcategorieën binnen een productfamilie onder een geharmoniseerde prestatienorm of onder een uitvoeringshandeling zoals bedoeld in artikel 6, lid 1, vallen, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen door overeenkomstig bijlage III productvereisten vast te stellen voor die productfamilie of -categorie, of delen daarvan.

2.   Voordat zij in de handel worden gebracht voldoen producten die onder deze verordening vallen, aan de toepasselijke productvereisten.

3.   De Commissie kan overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1025/2012 een of meer Europese normalisatieorganisaties verzoeken om geharmoniseerde normen die het vermoeden van conformiteit verlenen (“vrijwillige geharmoniseerde normen”) op te stellen voor de productvereisten die bij de in lid 1 van dit artikel bedoelde gedelegeerde handelingen zijn vastgesteld.

4.   Wanneer een Europese normalisatieorganisatie een vrijwillige geharmoniseerde norm waarom overeenkomstig lid 3 is verzocht, vaststelt en die aan de Commissie voorstelt met het oog op de bekendmaking van het referentienummer ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, beoordeelt de Commissie de vrijwillige geharmoniseerde norm overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1025/2012.

5.   Wanneer een vrijwillige geharmoniseerde norm in overeenstemming is met de toepasselijke wettelijke eisen en voldoet aan de eisen met betrekking tot de in het normalisatieverzoek vastgestelde productvereisten, maakt de Commissie onverwijld het referentienummer van die norm bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.

6.   Wanneer het referentienummer van een vrijwillige geharmoniseerde norm niet in het Publicatieblad van de Europese Unie kan worden bekendgemaakt, kan de Commissie een dergelijk referentienummer met beperkingen bekendmaken. Wanneer het referentienummer van een vrijwillige geharmoniseerde norm niet in het Publicatieblad van de Europese Unie kan worden bekendgemaakt en niet als referentienummer met beperkingen kan worden bekendgemaakt, brengt de Commissie de kwestie onder de aandacht van het in artikel 22 van Verordening (EU) nr. 1025/2012 bedoelde comité en van de deskundigengroep voor het acquis bouwproductenverordening.

7.   Een product waarvoor productvereisten gelden en dat voldoet aan vrijwillige geharmoniseerde normen of delen daarvan waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, wordt geacht in overeenstemming te zijn met de productvereisten voor zover die binnen het toepassingsgebied van die normen of delen daarvan vallen.

8.   De Commissie is bevoegd gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 89 vast te stellen tot wijziging van bijlage III teneinde die aan de technische vooruitgang aan te passen, nieuwe risico’s en milieuaspecten te bestrijken en te voldoen aan de in artikel 4 vastgestelde prioriteiten, op basis van de regelgevingsbehoeften van de lidstaten.

Artikel 8

Gemeenschappelijke specificaties die een vermoeden van conformiteit verlenen

1.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen tot vaststelling van gemeenschappelijke specificaties die een alternatief middel zijn om aan de overeenkomstig artikel 7, lid 1, vastgestelde productvereisten te voldoen.

Die uitvoeringshandelingen worden alleen vastgesteld indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de Commissie heeft op grond van artikel 7, lid 3, een of meer Europese normalisatieorganisaties verzocht een vrijwillige geharmoniseerde norm voor de productvereisten op te stellen en:

i)

het verzoek is niet aanvaard, of

ii)

de vrijwillige geharmoniseerde norm waarop dat verzoek betrekking heeft, wordt niet binnen de overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1025/2012 vastgestelde termijn geleverd, of

iii)

de vrijwillige geharmoniseerde norm voldoet niet aan het verzoek; alsook

b)

er is geen referentienummer van vrijwillige geharmoniseerde normen voor de productvereisten bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1025/2012 en een dergelijk referentienummer zal naar verwachting niet binnen een redelijke termijn worden bekendgemaakt.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 90, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

2.   Alvorens een in lid 1 van dit artikel bedoelde ontwerpuitvoeringshandeling op te stellen, stelt de Commissie het in artikel 22 van Verordening (EU) nr. 1025/2012 bedoelde comité ervan in kennis dat zij van oordeel is dat aan de voorwaarden van lid 1 van dit artikel is voldaan.

3.   Bij het opstellen van de in lid 1 van dit artikel bedoelde ontwerpuitvoeringshandeling houdt de Commissie rekening met de standpunten van de relevante instanties en van de deskundigengroep voor het acquis bouwproductenverordening en raadpleegt zij naar behoren alle relevante organisaties van belanghebbenden die financiering van de Unie ontvangen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1025/2012.

4.   Een product dat overeenstemt met de gemeenschappelijke specificaties die zijn vastgesteld bij de in lid 1 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen, of delen daarvan, wordt geacht in overeenstemming te zijn met de productvereisten die zijn vastgesteld in de in artikel 7, lid 1, bedoelde gedelegeerde handelingen die onder die gemeenschappelijke specificaties of delen daarvan vallen.

5.   De Commissie trekt de in lid 1 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen of delen daarvan in die betrekking hebben op dezelfde productvereisten als die welke vallen onder een vrijwillige geharmoniseerde norm waarvan het referentienummer overeenkomstig artikel 7, lid 5 of lid 6, in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt.

6.   Wanneer een lidstaat of het Europees Parlement van oordeel is dat een gemeenschappelijke specificatie niet volledig voldoet aan de productvereisten die zijn vastgesteld in de in artikel 7, lid 1, bedoelde gedelegeerde handelingen, stelt die lidstaat of het Parlement de Commissie daarvan in kennis, met een gedetailleerde toelichting. De Commissie beoordeelt die gedetailleerde toelichting en kan de uitvoeringshandeling tot vaststelling van de gemeenschappelijke specificatie in kwestie indien nodig wijzigen.

Artikel 9

Algemene productinformatie, gebruiksaanwijzingen en veiligheidsinformatie

1.   Algemene productinformatie, gebruiksaanwijzingen en veiligheidsinformatie worden verstrekt met betrekking tot bouwproducten die onder een geharmoniseerde technische specificatie of een Europese technische beoordeling vallen. De inhoud van de algemene productinformatie, de gebruiksaanwijzingen en de veiligheidsinformatie is opgenomen in bijlage IV.

2.   In het kader van het in artikel 5, lid 2, bedoelde normalisatieverzoek kan de Commissie de Europese normalisatieorganisatie ook verzoeken richtsnoeren, met inbegrip van technische details, uit te vaardigen die nodig zijn voor het opstellen van algemene productinformatie, gebruiksaanwijzingen en veiligheidsinformatie overeenkomstig bijlage IV.

3.   Indien de Commissie van oordeel is dat de richtsnoeren die de Europese normalisatieorganisatie op grond van lid 2 van dit artikel voor een specifieke productfamilie of -categorie heeft uitgevaardigd, geen adequate en homogene uitvoering van lid 1 van dit artikel waarborgen, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen door regels vast te stellen voor de verstrekking van algemene productinformatie, gebruiksaanwijzingen en veiligheidsinformatie voor de respectieve productfamilie of -categorie.

4.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage IV teneinde die aan te passen aan de technische vooruitgang en nieuwe informatiebehoeften.

Artikel 10

Beoordelings- en verificatiesystemen

1.   De beoordeling en verificatie van de prestaties van een product met betrekking tot de essentiële kenmerken ervan, zoals beschreven in de geharmoniseerde technische specificaties die zijn vastgesteld overeenkomstig de artikelen 5 en 6 of in de in artikel 31 bedoelde Europese beoordelingsdocumenten, of van de conformiteit van het product met de overeenkomstig artikel 7 vastgestelde productvereisten, worden uitgevoerd overeenkomstig een of meer van de in bijlage IX opgenomen systemen.

2.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen door voor elke productfamilie of -categorie het toepasselijke beoordelings- en verificatiesysteem vast te stellen uit de in bijlage IX bedoelde systemen. In die gedelegeerde handelingen kunnen verschillende beoordelings- en verificatiesystemen worden vastgesteld binnen dezelfde productfamilie of -categorie, waarbij onderscheid wordt gemaakt naar essentiële kenmerken of productvereisten. De beoordelings- en verificatiesystemen worden vastgesteld voordat de geharmoniseerde technische specificaties of de Europese beoordelingsdocumenten van toepassing worden.

3.   In de overeenkomstig lid 2 vastgestelde gedelegeerde handelingen wordt rekening gehouden met de beoogde gebruiken, de potentiële schade als gevolg van productgebreken, de gevoeligheid van het product voor prestatievariaties volgens de productieomstandigheden, de waarschijnlijkheid van fouten tijdens de vervaardiging ervan en de mogelijkheid om fabricagefouten gemakkelijk op te sporen. Die gedelegeerde handelingen worden afgestemd op de respectieve productfamilies of -categorieën en minimaliseren de lasten voor de fabrikanten, waarbij een hoog niveau van bescherming van de gezondheid en de veiligheid van personen en een hoog niveau van bescherming van het milieu worden gewaarborgd.

4.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage IX om:

a)

aanvullende beoordelings- en verificatiesystemen in te voeren waar dat nodig is om zich aan te passen aan de technische vooruitgang, of

b)

de bestaande beoordelings- en verificatiesystemen te wijzigen om systematische niet-naleving door aangemelde instanties of fabrikanten tegen te gaan en de toepassing van de daarin vervatte vereisten of verplichtingen te harmoniseren, zonder dat een in een systeem omschreven taak wordt toegevoegd of geschrapt.

Bij de vaststelling van gedelegeerde handelingen uit hoofde van punt a) mag de Commissie geen aanvullende systemen invoeren die strengere verplichtingen voor marktdeelnemers inhouden dan die van systeem 1+. Bovendien kan de Commissie dergelijke aanvullende systemen alleen invoeren wanneer duidelijk is dat de richtsnoeren voor de toepassing van de bestaande systemen ontoereikend zijn gebleken.

Artikel 11

Geharmoniseerde zone en nationale maatregelen

1.   Deze verordening en de overeenkomstig deze verordening vastgestelde geharmoniseerde technische specificaties vormen samen een “geharmoniseerde zone”.

De geharmoniseerde zone omvat alle producten waarvoor geharmoniseerde technische specificaties gelden.

Geharmoniseerde technische specificaties worden geacht alomvattend te zijn op de volgende punten:

a)

de vaststelling van alle essentiële kenmerken en beoordelingsmethoden ervan;

b)

het specificeren van alle productvereisten die niet onder ander Unierecht vallen; alsook

c)

de vaststelling van de toepasselijke beoordelings- en verificatiesystemen.

Geharmoniseerde technische specificaties voor nieuwe producten zijn van toepassing op gebruikte producten uit derde landen, tenzij de geharmoniseerde technische specificatie uitdrukkelijk voorziet in regels voor gebruikte producten.

2.   De lidstaten nemen de geharmoniseerde zone in acht in hun nationale wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen en verbieden noch belemmeren het op de markt aanbieden van de onder die zone vallende producten wanneer die producten in overeenstemming zijn met deze verordening. De lidstaten stellen geen andere essentiële kenmerken en bijbehorende beoordelingsmethoden of productvereisten vast dan degene die zijn opgenomen in de geharmoniseerde technische specificaties.

De geharmoniseerde zone doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om nationale voorschriften vast te stellen voor het gebruik van producten waarvoor geharmoniseerde technische specificaties gelden. Beoordelingsmethoden en systemen voor de beoordeling en verificatie die zijn opgenomen in dergelijke nationale vereisten moeten in overeenstemming zijn met de toepasselijke geharmoniseerde technische specificaties.

De lidstaten zorgen ervoor dat het op de markt aanbieden van onder de geharmoniseerde zone vallende producten die in overeenstemming zijn met deze verordening niet wordt belemmerd door regels of voorwaarden die zijn opgelegd door overheidsorganen of door particuliere instellingen die als overheidsbedrijf of particuliere instellingen die op grond van een monopoliepositie of overheidsmandaat als overheidsorgaan optreden.

3.   Bij het nakomen van de in lid 2 bedoelde verplichtingen passen de lidstaten met name de volgende regels toe:

a)

er worden geen andere eisen inzake informatie of registratie in verband met het in de handel brengen van het product vastgesteld naast die welke in de geharmoniseerde zone zijn vastgelegd;

b)

er worden geen andere beoordelingen van het product verplicht gesteld dan die welke in de geharmoniseerde zone zijn vastgesteld;

c)

er worden geen andere markeringen vereist om aan te tonen dat is voldaan aan de eisen of om de aangegeven prestaties met betrekking tot de essentiële kenmerken die onder de geharmoniseerde zone vallen te vermelden, dan de CE-markering, en alle bestaande bepalingen in nationale maatregelen die dergelijke markeringen voorschrijven, worden ingetrokken;

d)

de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen nemen de overeenkomstig artikel 5, lid 5, vastgestelde drempelniveaus in acht;

e)

de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen worden niet gebaseerd op andere klassen, subklassen of aanvullende klassen dan die welke overeenkomstig artikel 5 zijn vastgesteld;

f)

de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen vereisen niet meer beoordelingen en verificaties dan die welke overeenkomstig artikel 10, lid 1, zijn vastgesteld.

4.   De lidstaten registreren in de bij Verordening (EU) 2018/1724 van het Europees Parlement en de Raad (25) ingestelde digitale toegangspoort alle nationale wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen met betrekking tot bouwproducten op hun grondgebied die onder de geharmoniseerde zone vallen.

5.   Wanneer een lidstaat het om dwingende redenen van gezondheid en veiligheid van personen of om dwingende redenen van bescherming van het milieu en om onmiddellijke regelgevingsbehoeften aan te pakken noodzakelijk acht om maatregelen te nemen die van toepassing zijn op producten binnen de geharmoniseerde zone met betrekking tot kenmerken die niet in geharmoniseerde technische specificaties zijn vastgesteld, stelt hij de Commissie daarvan in kennis, waarbij hij de noodzaak van de genomen maatregelen motiveert en hij de regelgevingsbehoefte die hij beoogt aan te pakken toelicht.

Daartoe maken de lidstaten gebruik van de bij Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad (26) ingestelde procedure. Daarbij verwijzen de lidstaten naar dit lid en specificeren zij welke elementen deel uitmaken van de maatregel.

De Commissie antwoordt op de kennisgeving binnen de termijnen die zijn vastgesteld in de bij Richtlijn (EU) 2015/1535 ingestelde procedure. Binnen zes maanden na de kennisgeving dient de Commissie een voorstel tot machtiging in overeenkomstig lid 6 van dit artikel of deelt zij mee waarom zij de nationale maatregel afwijst.

Na ontvangst van een kennisgeving zoals bedoeld in de eerste alinea legt de Commissie, ongeacht of zij voornemens is de maatregel goed te keuren, de zaak onverwijld voor aan de deskundigengroep voor het acquis bouwproductenverordening voor overleg over de vraag of bij wijze van prioriteit bijwerkingen van bestaande geharmoniseerde prestatienormen moeten worden gevraagd.

6.   De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast om voor de nationale maatregel waarvan uit hoofde van lid 5 kennis is gegeven toestemming te verlenen wanneer:

a)

de aangemelde maatregel naar behoren gerechtvaardigd lijkt in het licht van dwingende redenen van gezondheid en veiligheid van personen of dwingende redenen van bescherming van het milieu, met inbegrip van het klimaat;

b)

de regelgevingsbehoefte niet onder geharmoniseerde technische specificaties of ander Unierecht valt;

c)

de aangemelde maatregel geen marktdeelnemers uit andere lidstaten discrimineert;

d)

de aangemelde maatregel in staat is in de desbetreffende regelgevingsbehoefte te voorzien;

e)

de aangemelde maatregel geen ernstige belemmering vormt voor de werking van de interne markt, en

f)

de aangemelde maatregel naar verwachting niet onder een geharmoniseerde norm zal vallen die binnen één jaar na de datum van de in lid 5 van dit artikel bedoelde kennisgeving moet worden ingediend naar aanleiding van een normalisatieverzoek op grond van artikel 5, lid 2, of er op het moment van die kennisgeving geen uitvoeringshandeling zoals bedoeld in artikel 6, lid 1, aan het in artikel 90, lid 1, bedoelde comité is voorgelegd.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 90, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. Zij worden ingetrokken zodra de regelgevingsbehoefte is gedekt door geharmoniseerde technische specificaties of ander Unierecht.

Om naar behoren gemotiveerde redenen van urgentie in verband met de gezondheid en veiligheid van personen of met de bescherming van het milieu stelt de Commissie onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast overeenkomstig de in artikel 90, lid 4, bedoelde procedure.

7.   Deze verordening doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de lidstaten om verplichte statiegeldregelingen in te voeren of fabrikanten te verplichten om te aanvaarden dat zij rechtstreeks of via hun importeurs en distributeurs hun nieuwe, overtollige of onverkochte niet als maatwerk vervaardigde producten terugnemen die zich in een toestand bevinden die gelijkwaardig is aan die waarin zij in de handel zijn gebracht, mits de maatregel marktdeelnemers in andere lidstaten niet direct of indirect discrimineert.

8.   Deze verordening doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de lidstaten om de vernietiging van overtollige of onverkochte producten te verbieden of de vernietiging van die producten afhankelijk stellen van de voorwaarde dat zij vooraf op een nationaal tussenhandelplatform voor niet-commercieel gebruik van producten beschikbaar worden gesteld.

Artikel 12

Verband met ander Unierecht

1.   Om dubbele beoordeling van dezelfde aspecten van de gezondheid en veiligheid van personen of de bescherming van het milieu met betrekking tot producten te voorkomen, is de Commissie bevoegd deze verordening aan te vullen door middel van overeenkomstig artikel 89 vastgestelde gedelegeerde handelingen door de voorwaarden vast te stellen waaronder de verplichtingen in verband met de beoordeling van de prestaties van een product of de naleving van bepaalde productvereisten, met inbegrip van de gelijkwaardigheid van de uit hoofde van deze verordening vereiste beoordelings- en verificatiesystemen en de verplichtingen met betrekking tot de algemene productinformatie, de gebruiksaanwijzingen en de eisen inzake veiligheidsinformatie, kunnen worden vervuld door te voldoen aan verplichtingen uit hoofde van ander Unierecht.

De in de eerste alinea bedoelde voorwaarden staan niet toe dat productveiligheidsniveaus worden vastgesteld die minder streng zijn dan die welke overeenkomstig deze verordening zijn vastgesteld.

2.   In geval van strijdigheid tussen deze verordening en Verordening (EU) 2024/1781, alsook Verordening (EU) nr. 1025/2012, hebben de relevante bepalingen van deze verordening voorrang.

HOOFDSTUK II

PROCEDURE, VERKLARINGEN EN MARKERINGEN

Artikel 13

Prestatie- en conformiteitsverklaring

1.   Wanneer een product onder een overeenkomstig de artikelen 5 of 6 vastgestelde geharmoniseerde technische specificatie valt, wordt de fabrikant onderworpen aan het toepasselijke beoordelings- en controlesysteem van bijlage IX en stelt hij een prestatie- en conformiteitsverklaring op voordat een dergelijk product in de handel wordt gebracht. Wanneer een product onder een overeenkomstig artikel 7 vastgestelde geharmoniseerde technische specificatie valt, controleert de fabrikant ook of het product voldoet aan de toepasselijke productvereisten die in gedelegeerde handelingen zijn gespecificeerd. De fabrikant van een product dat niet onder een geharmoniseerde technische specificatie valt, kan een prestatie- en conformiteitsverklaring afgeven overeenkomstig het desbetreffende Europese beoordelingsdocument en de Europese technische beoordeling.

2.   Door de prestatie- en conformiteitsverklaring op te stellen, neemt de fabrikant de verantwoordelijkheid op zich voor de conformiteit van het product met de aangegeven prestaties ervan en met alle toepasselijke productvereisten en wordt hij aansprakelijk overeenkomstig de Uniewetgeving en de nationale wetgeving inzake contractuele en niet-contractuele aansprakelijkheid. Zonder objectieve aanwijzingen voor het tegendeel gaan de lidstaten ervan uit dat de door de fabrikant opgestelde prestatie- en conformiteitsverklaring nauwkeurig en betrouwbaar is.

In geval van non-conformiteit of het ontbreken van een prestatie- en conformiteitsverklaring wanneer een dergelijke verklaring vereist is, mag het product niet op de markt worden aangeboden.

Artikel 14

Vrijstellingen van het opstellen van een prestatie- en conformiteitsverklaring

In afwijking van artikel 13, lid 1, mag een fabrikant besluiten de toepasselijke beoordeling en verificatie van de conformiteit van het product met de toepasselijke productvereisten niet te ondergaan en een prestatie- en conformiteitsverklaring niet op te stellen wanneer een van de volgende situaties van toepassing is:

a)

het product is afzonderlijk of als maatwerk vervaardigd en voldoet aan alle volgende voorwaarden:

i)

het is vervaardigd in een niet-seriematig productieproces;

ii)

het is geproduceerd in verband met een specifieke bestelling;

iii)

het is in één enkel geïdentificeerd bouwwerk geïnstalleerd door een fabrikant die ook verantwoordelijk is voor de veilige verwerking van het product in het bouwwerk, en

iv)

het voldoet aan de toepasselijke nationale regels en het staat onder het toezicht van diegenen die uit hoofde van die regels als verantwoordelijken voor de veilige uitvoering van de bouwwerken zijn aangewezen;

b)

het product is vervaardigd op een uitsluitend voor monumentenzorg geschikte manier in een niet-seriematig productieproces voor de deugdelijke renovatie van bouwwerken die als onderdeel van een als waardevol aangemerkt gebied of vanwege hun bijzondere architecturale of historische waarde, officieel beschermd zijn, overeenkomstig de toepasselijke nationale regels.

Artikel 15

Inhoud van de prestatie- en conformiteitsverklaring

1.   De prestatie- en conformiteitsverklaring wordt opgesteld volgens het model in bijlage V. In de prestatie- en conformiteitsverklaring worden de prestaties van producten geformuleerd met betrekking tot hun essentiële kenmerken overeenkomstig de relevante geharmoniseerde technische specificaties of het Europees beoordelingsdocument.

Wanneer overeenkomstig artikel 7 gespecificeerde productvereisten van toepassing zijn, wordt in de prestatie- en conformiteitsverklaring vermeld dat is aangetoond dat aan die eisen is voldaan.

2.   De prestatie- en conformiteitsverklaring bevat de prestaties inzake ecologische duurzaamheid van het product gedurende de levenscyclus met betrekking tot de in bijlage II vermelde vooraf bepaalde essentiële milieukenmerken voor de aangegeven kenmerken. De prestaties omvatten de gebruikte of waarschijnlijk te gebruiken verpakking en worden berekend aan de hand van de meest recente versie van de software die gratis beschikbaar is op de website van de Commissie.

Updates van de in de eerste alinea bedoelde software worden één jaar na de bekendmaking ervan verplicht voor de toepassing van deze verordening. Dergelijke software-updates kunnen vanaf de datum van bekendmaking vrijwillig worden toegepast.

3.   De prestatie- en conformiteitsverklaring heeft ten minste betrekking op de prestaties van een product gedurende de levenscyclus met betrekking tot de volgende essentiële kenmerken:

a)

de essentiële kenmerken in de punten a) tot en met d) van bijlage II, vanaf 8 januari 2026;

b)

de essentiële kenmerken in de punten e) tot en met m) van bijlage II, vanaf 9 januari 2030;

c)

de essentiële kenmerken in de punten n) tot en met s) van bijlage II, vanaf 9 januari 2032.

De prestatie- en conformiteitsverklaring heeft ook betrekking op de essentiële kenmerken die altijd moeten worden aangegeven, zoals bepaald in de overeenkomstig artikel 5, lid 5, vastgestelde gedelegeerde handelingen.

4.   Op de prestatie- en conformiteitsverklaring mag geen andere markering dan de CE-markering worden aangebracht.

5.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast te stellen om het model in bijlage V te wijzigen teneinde het aan te passen aan de technische vooruitgang met betrekking tot nieuwe informatiebehoeften, de naleving van de in de artikelen 76 en 77 vastgestelde vereisten inzake digitale productpaspoorten te vergemakkelijken en interoperabiliteit en correcte integratie met het systeem voor een digitaal productpaspoort voor de bouw overeenkomstig artikel 75 te waarborgen.

6.   De informatie zoals bedoeld in artikel 31 of in voorkomend geval, in artikel 33 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (27), wordt samen met de prestatie- en conformiteitsverklaring verstrekt.

Artikel 16

Verstrekken van de prestatie- en conformiteitsverklaring

1.   De fabrikant verstrekt langs elektronische weg een kopie van de prestatie- en conformiteitsverklaring van elk product dat op de markt wordt aangeboden, tenzij de verklaring is opgenomen in een digitaal productpaspoort dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 76 en beschikbaar is via het overeenkomstig artikel 75 opgezette systeem voor een digitaal productpaspoort voor de bouw.

Indien echter een partij van hetzelfde product aan een enkele gebruiker wordt geleverd, mag die vergezeld gaan van één enkel exemplaar van de prestatie- en conformiteitsverklaring.

2.   In afwijking van lid 1 van dit artikel mag een fabrikant de in artikel 13, lid 1, bedoelde prestatie- en conformiteitsverklaring beschikbaar stellen op een website, mits de fabrikant aan alle volgende voorwaarden voldoet:

a)

hij zorgt ervoor dat de inhoud van de prestatie- en conformiteitsverklaring op de website beschikbaar wordt gesteld in een elektronisch formaat dat niet kan worden gewijzigd;

b)

hij verstrekt de prestatie- en conformiteitsverklaring in een voor mensen leesbaar en machineleesbaar formaat en hij biedt de mogelijkheid aan om een exemplaar te downloaden in een algemeen leesbaar formaat;

c)

hij zorgt ervoor dat de website waar de prestatie- en conformiteitsverklaring ter beschikking wordt gesteld, wordt gecontroleerd en onderhouden, zodat de website en de prestatie- en conformiteitsverklaringen continu beschikbaar zijn voor ontvangers van het bouwproduct;

d)

hij zorgt ervoor dat de afnemers van bouwproducten kosteloos toegang hebben tot de prestatie- en conformiteitsverklaring;

e)

hij verstrekt instructies aan de afnemers van bouwproducten over de manier om toegang te krijgen tot de website en tot de prestatie- en conformiteitsverklaringen voor dergelijke producten die op die website beschikbaar zijn;

f)

hij voorziet in een link tussen het product en de prestatie- en conformiteitsverklaring ervoor, via de unieke identificatiecode van het producttype; fabrikanten mogen gebruikmaken van een gegevensdrager, met inbegrip van een permalink, om de link te verstrekken, mits aan punt a) is voldaan.

3.   In het kader van het in artikel 5, lid 2, bedoelde normalisatieverzoek kan de Commissie de Europese normalisatieorganisatie ook verzoeken richtsnoeren uit te vaardigen om te zorgen voor interoperabiliteit tussen de voor mensen leesbare en machineleesbare formaten zoals bedoeld in lid 2, punt b), van dit artikel.

4.   De fabrikant verstrekt de prestatie- en conformiteitsverklaring, of maakt die beschikbaar in een productpaspoort overeenkomstig lid 1 of op een website overeenkomstig lid 2, in de taal of talen zoals vereist door elk van de lidstaten waar de fabrikant voornemens is het product op de markt aan te bieden. Een andere marktdeelnemer die het product van die fabrikant aanbiedt in om het even welke andere lidstaat, zorgt voor de beschikbaarheid van een vertaling of vertalingen van de prestatie- en conformiteitsverklaring in de door de andere lidstaat vereiste talen, samen met het originele exemplaar.

Artikel 17

Algemene beginselen en gebruik van de CE-markering

1.   De CE-markering is onderworpen aan de algemene beginselen die zijn vastgesteld in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 765/2008.

2.   De CE-markering wordt alleen aangebracht op die producten waarvoor de fabrikant een prestatie- en conformiteitsverklaring overeenkomstig de artikelen 13 en 15 heeft opgesteld. De CE-markering wordt aangebracht op belangrijke onderdelen.

3.   Door de CE-markering op het product aan te brengen of aan te laten brengen, geeft de marktdeelnemer aan de verantwoordelijkheid op zich te hebben genomen voor de conformiteit van het product met de aangegeven prestaties en de toepasselijke productvereisten die overeenkomstig deze verordening zijn vastgesteld. Door het aanbrengen van de CE-markering wordt de marktdeelnemer aansprakelijk voor de aangegeven prestaties en de naleving van die eisen overeenkomstig het nationale recht inzake contractuele en niet-contractuele aansprakelijkheid.

4.   De CE-markering is de enige markering die de prestaties van het product met betrekking tot de beoordeelde essentiële kenmerken overeenkomstig deze verordening en met betrekking tot de conformiteit van het product met deze verordening bevestigt.

Artikel 18

Voorschriften en voorwaarden voor het aanbrengen van de CE-markering

1.   De CE-markering wordt zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar op het product aangebracht. Indien dat door de aard van het product niet mogelijk of niet gerechtvaardigd is, wordt de CE-markering aangebracht op een op het product bevestigd etiket of op de verpakking of, indien ook dat niet mogelijk is, in de begeleidende documenten.

2.   De CE-markering wordt gevolgd door:

a)

de laatste twee cijfers van het jaar waarin de CE-markering voor het eerst werd aangebracht, of, in het geval van gebruikte producten, de laatste twee cijfers van het jaar waarin het product werd gede-installeerd, gevolgd door de laatste twee cijfers van het jaar waarin de CE-markering op het gebruikte product werd aangebracht;

b)

de naam en het geregistreerde adres van de fabrikant of het identificatiemerk aan de hand waarvan diens naam en adres zich gemakkelijk en eenduidig laten identificeren;

c)

de naam en het geregistreerde adres van de gemachtigde of het identificatiemerk aan de hand waarvan de naam en het adres van de gemachtigde zich gemakkelijk en eenduidig laten identificeren, wanneer de fabrikant geen vestigingsadres in de Unie heeft of wanneer de fabrikant ervoor kiest een gemachtigde te hebben;

d)

de unieke identificatiecode van het producttype;

e)

de verklaringscode van de prestatie- en conformiteitsverklaring, en

f)

het identificatienummer van de aangemelde instantie of instanties die het producttype verifiëren en de productiecontrole in de fabriek beoordelen, indien van toepassing, en

g)

een gegevensdrager die verbonden is met het in artikel 76 bedoelde digitale productpaspoort indien een dergelijk digitaal productpaspoort beschikbaar is via het op grond van artikel 75 ingestelde systeem voor een digitaal productpaspoort voor de bouw.

De in de punten d) en e) van de eerste alinea van dit lid vermelde informatie mag worden vervangen door een gegevensdrager, met inbegrip van een permalink die verbonden is met de prestatie- en conformiteitsverklaring op grond van artikel 16, lid 2, punt e), indien de prestatie- en conformiteitsverklaring beschikbaar is op een website. De in de punten d) en e) van de eerste alinea van dit lid vermelde informatie kan worden weggelaten indien een gegevensdrager zoals bedoeld in punt g) van de eerste alinea van dit lid wordt verstrekt.

3.   De CE-markering wordt aangebracht voordat het product in de handel wordt gebracht. Zij kan worden gevolgd door een pictogram of ander teken dat een bijzonder risico of gebruik aanduidt.

Artikel 19

Andere markeringen en prestatieclaims

1.   Andere markeringen dan de CE-markering, met inbegrip van particuliere merktekens, mogen alleen op een product worden aangebracht indien zij niet aangeven dat de prestaties van het product met betrekking tot essentiële kenmerken die onder toepasselijke geharmoniseerde technische specificaties vallen, moesten worden beoordeeld op een andere wijze dan die welke in deze verordening is vastgesteld.

Op een product mogen officieel erkende EN ISO 14024-milieukeuren van type I worden aangebracht indien zij voldoen aan het vereiste van de eerste alinea.

2.   Op een product mogen markeringen die zijn toegestaan overeenkomstig lid 1 en andere markeringen waarin de Uniewetgeving voorziet, worden aangebracht, mits die de zichtbaarheid, leesbaarheid en betekenis van de CE-markering niet schaden.

3.   Wanneer een product onder een geharmoniseerde technische specificatie valt, moet een claim van een marktdeelnemer over de prestaties van het product die betrekking heeft op een essentieel kenmerk dat onder die geharmoniseerde technische specificatie valt, voldoen aan de beoordelingsmethode voor dat specifieke essentiële kenmerk zoals vastgelegd in de geharmoniseerde technische specificaties.

4.   Wanneer een product onder geharmoniseerde technische specificaties valt, mogen claims over de prestaties ervan met betrekking tot de essentiële kenmerken die in die geharmoniseerde technische specificaties zijn vastgesteld, alleen elders dan in de prestatie- en conformiteitsverklaring bijkomend worden verstrekt indien zij al in de prestatie- en conformiteitsverklaring worden verstrekt.

De eerste alinea geldt niet voor situaties waarin overeenkomstig artikel 14 geen prestatie- en conformiteitsverklaring is opgesteld.

HOOFDSTUK III

VERPLICHTINGEN EN RECHTEN VAN MARKTDEELNEMERS

Artikel 20

Verplichtingen van alle marktdeelnemers

1.   De verplichtingen van marktdeelnemers uit hoofde van dit hoofdstuk zijn alleen van toepassing op producten die onder een geharmoniseerde technische specificatie vallen of op producten die op basis van een Europese technische beoordeling een CE-markering hebben gekregen.

2.   Een marktdeelnemer neemt alle nodige maatregelen om te zorgen voor de voortdurende naleving van deze verordening. Wanneer de niet-naleving door de marktdeelnemer of non-conformiteit van een product is vastgesteld en een markttoezichtautoriteit overeenkomstig artikel 65, lid 1, om corrigerende maatregelen heeft verzocht, dient de marktdeelnemer bij die autoriteit voortgangsverslagen in totdat die autoriteit besluit dat de corrigerende maatregel kan worden beëindigd.

3.   Op verzoek van een bevoegde nationale autoriteit maakt een marktdeelnemer aan die autoriteit elke marktdeelnemer of andere actor bekend:

a)

die aan die marktdeelnemer een product, met inbegrip van componenten of reserveonderdelen van producten, heeft geleverd, en de omvang van die levering, of die aan hem een dienst heeft verleend die onder deze verordening valt;

b)

aan wie die marktdeelnemer een product, met inbegrip van componenten of reserveonderdelen van producten, heeft geleverd, en de omvang van die levering, of aan wie hij een dienst heeft verleend die onder deze verordening valt.

Bij het bekendmaken van de in de eerste alinea bedoelde marktdeelnemers of andere actoren stelt een marktdeelnemer de bevoegde nationale autoriteit in kennis van minstens het volgende:

a)

de contactgegevens, met inbegrip van adressen en e-mailadressen, van die marktdeelnemers of actoren;

b)

de belasting- en bedrijfsregistratienummers van die marktdeelnemers of actoren.

4.   Een marktdeelnemer houdt alle in dit hoofdstuk bedoelde documentatie en informatie ter beschikking van de bevoegde nationale autoriteiten gedurende een periode van tien jaar nadat de marktdeelnemer het product of de dienst in kwestie heeft geleverd dan wel tien jaar na de levering ervan aan hem, tenzij de documenten of informatie beschikbaar zijn gesteld via het in artikel 76 bedoelde digitale productpaspoort. Een marktdeelnemer legt de documentatie en informatie binnen tien dagen na ontvangst van het verzoek van een bevoegde nationale autoriteit over.

5.   Een marktdeelnemer kan zich in zijn respectieve nationale systeem dat overeenkomstig artikel 71, lid 5, is opgezet, registreren.

Een marktdeelnemer stelt aan consumenten en gebruikers communicatiekanalen ter beschikking, met inbegrip van telefoonnummers, e-mailadressen of specifieke rubrieken van zijn website, waarmee zij elk ongeval, elk ander incident of elk veiligheidsprobleem dat zij met het product hebben ondervonden, kunnen melden.

6.   Wanneer een marktdeelnemer van mening is dat een non-conform product een risico vormt voor de gezondheid en veiligheid van personen of voor het milieu, stelt hij de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar hij het product op de markt heeft aangeboden daarvan onmiddellijk in kennis, waarbij hij met name de non-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig omschrijft. Een marktdeelnemer kan de bevoegde nationale autoriteiten in kennis stellen van elke andere waarschijnlijke inbreuk op deze verordening waarvan hij kennis krijgt, van de non-conformiteit en van alle genomen corrigerende maatregelen.

7.   Een marktdeelnemer is aansprakelijk voor inbreuken op dit artikel of op de artikelen in dit hoofdstuk die betrekking hebben op zijn activiteiten, overeenkomstig het nationale recht inzake contractuele en niet-contractuele aansprakelijkheid.

Artikel 21

Rechten van fabrikanten

1.   Een fabrikant heeft het recht om van zijn leveranciers en dienstverleners om de informatie te verzoeken die nodig is met betrekking tot hun producten om aan zijn verplichtingen uit hoofde van deze verordening te voldoen.

2.   Indien de fabrikant onderworpen is aan taken van derden die door een aangemelde instantie worden uitgevoerd, heeft de fabrikant het recht zijn leveranciers of dienstverleners te verzoeken dat zij die aangemelde instantie toegang verlenen tot hun documentatie en tot hun bedrijfsruimten, voor zover de aangemelde instantie die toegang nodig heeft om haar taken uit te voeren.

3.   De in lid 1 vastgestelde rechten zijn ook van toepassing op een fabrikant die een gebruikt of geherproduceerd product in de handel brengt ten aanzien van de leverancier van het gebruikte product, met inbegrip van de de-installateur, indien van toepassing. De vereiste informatie kan informatie omvatten over het eerdere gebruik van het product en over het proces van de de-installatie ervan, maar is daar niet toe beperkt.

4.   Een fabrikant heeft het recht zijn leveranciers en dienstverleners te verzoeken om de uit hoofde van artikel 15, lid 2, vereiste gegevens en berekeningen met betrekking tot de gedane leveringen of geleverde diensten, met inbegrip van de nodige valideringsverslagen die door een aangemelde instantie zijn afgegeven.

Artikel 22

Verplichtingen van fabrikanten

1.   Wanneer de fabrikant een product in de handel brengt, bepaalt hij het producttype, met inachtneming van de grenzen die daarvoor door de definitie in artikel 3, punt 27, zijn vastgesteld. De fabrikant zorgt ervoor dat de prestaties van het product worden beoordeeld, zowel met betrekking tot de verplichte essentiële kenmerken als met betrekking tot de essentiële kenmerken die moeten worden aangegeven. Indien het product onder productvereisten valt die zijn vastgesteld in gedelegeerde handelingen zoals bedoeld in artikel 7, lid 1, zorgt de fabrikant ervoor dat het product ook overeenkomstig die vereisten is ontworpen en vervaardigd.

Een natuurlijke of rechtspersoon die een product vervaardigt met gebruikmaking van 3D-printen, moet, wanneer hij het in de handel brengt, voldoen aan de verplichtingen die rusten op fabrikanten. De verplichtingen omvatten, maar zijn niet beperkt tot, het gebruik van passende 3D-datasets, het gebruik van materialen die in overeenstemming zijn met de toepasselijke procedures uit hoofde van deze verordening, en de verificatie van de compatibiliteit van de 3D-datasets, het printmateriaal en de printtechnologie die worden gebruikt.

2.   Wanneer de conformiteit van een product met de toepasselijke eisen en de prestaties ervan met betrekking tot de in lid 1 van dit artikel bedoelde essentiële kenmerken zijn aangetoond overeenkomstig het toepasselijke beoordelings- en verificatiesysteem of de toepasselijke beoordelings- en verificatiesystemen van bijlage IX, stelt de fabrikant een prestatie- en conformiteitsverklaring op overeenkomstig de artikelen 13 tot en met 15, brengt hij de CE-markering aan overeenkomstig de artikelen 17 en 18 en, indien van toepassing, zorgt hij voor de beschikbaarheid van reserveonderdelen die niet algemeen op de markt verkrijgbaar zijn, zoals bedoeld in lid 8 van dit artikel, en brengt hij de etikettering aan op grond van lid 9 van dit artikel.

3.   De fabrikant stelt, als basis voor de prestatie- en conformiteitsverklaring, technische documentatie op waarin hij het volgende vermeldt:

a)

het aangegeven gebruik, dat binnen de reikwijdte van het toepasselijke beoogde gebruik valt;

b)

alle relevante elementen die nodig zijn om de prestaties en conformiteit aan te tonen;

c)

informatie over de procedures die ingesteld zijn zoals bedoeld in lid 4 van dit artikel;

d)

informatie over het toepasselijke systeem of de toepasselijke systemen zoals vermeld in bijlage IX;

e)

indien relevant, informatie over de toepassing van vereenvoudigde procedures die worden toegepast overeenkomstig de artikelen 59 tot en met 61, en

f)

de berekening van de prestaties inzake ecologische duurzaamheid met betrekking tot essentiële kenmerken zoals bedoeld in artikel 15, lid 2.

4.   De fabrikant zorgt ervoor dat er procedures worden ingesteld om ervoor te zorgen dat producten hun aangegeven prestaties leveren en blijven voldoen aan deze verordening. Het productontwerp, met inbegrip van 3D-datasets, de productieprocessen en de gebruikte materialen moeten passend zijn. Wanneer het product wordt vervaardigd in een seriematig productieproces, zorgt de fabrikant ervoor dat er procedures zijn ingesteld om ervoor te zorgen dat het zijn aangegeven prestaties behoudt en dat het blijft voldoen aan deze verordening. Wijzigingen in het productontwerp, met inbegrip van 3D-datasets, het productieproces en het gebruikte materiaal moeten passend zijn. Er wordt terdege rekening gehouden met wijzigingen in de toepasselijke geharmoniseerde technische specificaties en, indien die de prestaties of conformiteit van het product beïnvloeden, geven zij aanleiding tot een nieuwe beoordeling overeenkomstig de desbetreffende beoordelingsprocedure.

Indien dat voor de nauwkeurigheid, betrouwbaarheid en bestendigheid van de aangegeven prestaties en van de conformiteit van een product passend wordt geacht, voert de fabrikant steekproeven uit op in de handel gebrachte of op de markt aangeboden producten en voert hij een onderzoek naar en houdt hij zo nodig een register bij van klachten, non-conforme producten en teruggeroepen producten, waarbij hij de importeurs en distributeurs daarvan op de hoogte houdt.

5.   De fabrikant zorgt ervoor dat op zijn producten een fabrieksspecifieke unieke identificatiecode van het producttype en, indien beschikbaar, een partij- of serienummer worden aangebracht dat gemakkelijk zichtbaar en leesbaar is voor de gebruikers. Indien dat wegens de aard van het product onmogelijk is, wordt de vereiste informatie op een aangebracht etiket, op de verpakking of, indien ook dat niet mogelijk is, in een bij het product gevoegd document vermeld.

De fabrikant vermeldt op dezelfde wijze als beschreven in de eerste alinea op het product “Alleen voor professioneel gebruik” indien het gebruik ervan deskundigheid vereist, en toont het etiket aan klanten voordat zij door een verkoopovereenkomst gebonden zijn, ook in het geval van verkoop op afstand. Producten die niet zijn voorzien van de vermelding “Alleen voor professioneel gebruik” worden geacht ook bestemd te zijn voor niet-professionele gebruikers en consumenten in de zin van deze verordening en Verordening (EU) 2023/988.

De fabrikant toont klanten, voordat zij door een verkoopovereenkomst gebonden zijn, op zichtbare wijze de informatie die op grond van deze verordening moet worden vermeld, ook in het geval van verkoop op afstand.

6.   Bij het op de markt aanbieden van een product zorgt de fabrikant ervoor dat het vergezeld gaat van algemene productinformatie, gebruiksaanwijzingen en veiligheidsinformatie zoals bedoeld in bijlage IV in een door de betrokken lidstaat te bepalen taal of, bij ontstentenis daarvan, in een taal die de gebruikers gemakkelijk kunnen begrijpen.

7.   Uiterlijk 18 maanden na de datum van inwerkingtreding van de in artikel 75, lid 1, bedoelde gedelegeerde handeling stelt de fabrikant een in artikel 76 bedoeld digitaal productpaspoort beschikbaar via het in artikel 75 bedoelde systeem voor een digitaal productpaspoort voor de bouw, verbonden met een gegevensdrager zoals bedoeld in artikel 18, lid 2, punt g).

8.   Om voor de beschikbaarheid te zorgen van reserveonderdelen die niet algemeen op de markt verkrijgbaar zijn, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door voor bepaalde productfamilies en -categorieën fabrikanten de verplichting op te leggen specifieke reserveonderdelen die niet algemeen beschikbaar zijn voor de producten die zij in de handel brengen, op de markt aan te bieden.

De verplichting die is vastgelegd in de in de eerste alinea van dit lid bedoelde gedelegeerde handelingen geldt voor een periode van tien jaar nadat het laatste product van het type in kwestie in de handel is gebracht, tenzij in de gedelegeerde handeling een andere periode is vastgesteld.

Fabrikanten op wie de in de eerste alinea vastgestelde verplichting van toepassing is, bieden de reserveonderdelen aan met een redelijk korte leveringsperiode, tegen een redelijke en niet-discriminerende prijs, en stellen het publiek daarvan in kennis.

9.   Om transparantie voor gebruikers te waarborgen en duurzame producten te bevorderen, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen door specifieke etiketteringsvoorschriften inzake ecologische duurzaamheid vast te stellen voor bepaalde productfamilies en -categorieën wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

het product wordt doorgaans door consumenten gekozen of gekocht, en

b)

het product heeft over zijn gehele levenscyclus geen significant verschillende algemene milieuprestaties afhankelijk van de installatie ervan.

De etikettering is gebaseerd op de prestaties van het product, zoals beoordeeld overeenkomstig artikel 5, lid 1, of artikel 6, lid 1, en bevat consumentvriendelijke informatie die voor niet-deskundigen begrijpelijk is.

10.   In de in lid 9 bedoelde gedelegeerde handelingen wordt bepaald hoe de fabrikant het etiket moet aanbrengen, door het volgende te specificeren:

a)

de inhoud van het etiket;

b)

de opmaak van het etiket, rekening houdend met de zichtbaarheid en leesbaarheid ervan;

c)

de wijze waarop het etiket moet worden getoond aan klanten, ook in het geval van verkoop op afstand;

d)

indien passend, de elektronische middelen die moeten worden gebruikt om etiketten te genereren.

11.   Een fabrikant die van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat een door hem in de handel gebracht product niet conform zijn aangegeven prestaties is of niet aan de eisen van deze verordening voldoet, neemt onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om ervoor te zorgen dat dat wel het geval is of het product zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Wanneer het probleem verband houdt met een geleverde component of een extern verleende dienst, stelt de fabrikant de leverancier of dienstverlener en de bevoegde nationale autoriteit van de fabrikant daarvan in kennis.

12.   Indien het product een risico vormt, stelt de fabrikant alle gemachtigden, importeurs, distributeurs, fulfilmentdienstverleners en onlinemarktplaatsen die bij de distributie betrokken zijn, alsook de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar de fabrikant of — voor zover hem bekend — andere marktdeelnemers het product op de markt hebben aangeboden zonder onnodige vertraging en ten laatste binnen drie werkdagen daarvan in kennis. De fabrikant verstrekt daartoe alle nuttige details en specificeert met name het type non-conformiteit, de frequentie van de ongevallen of incidenten en de genomen of aanbevolen corrigerende maatregelen. In geval van risico’s die worden veroorzaakt door producten die al in handen zijn van een eindgebruiker of consument die niet rechtstreeks kan worden geïdentificeerd of benaderd, verspreidt de fabrikant informatie over passende maatregelen om de risico’s weg te nemen of, indien dat niet mogelijk is, te beperken, via de media en andere passende kanalen, waarbij een zo breed mogelijk bereik wordt gewaarborgd. In geval van een ernstig risico moet de fabrikant het product op eigen kosten uit de handel nemen en terugroepen.

Artikel 23

Verplichtingen van gemachtigden

1.   Een in de Unie gevestigde fabrikant kan door middel van een schriftelijk mandaat een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon als enige gemachtigde aanwijzen. Een fabrikant die niet in de Unie is gevestigd, wijst één gemachtigde aan.

De opstelling van technische documentatie maakt geen deel uit van het mandaat van de gemachtigde.

2.   De gemachtigde voert de taken uit die gespecificeerd zijn in het mandaat dat hij van de fabrikant heeft ontvangen. Het mandaat laat de gemachtigde toe ten minste het volgende te doen:

a)

de prestatie- en conformiteitsverklaring en de technische documentatie ter beschikking van de bevoegde nationale autoriteiten houden;

b)

op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit aan die autoriteit alle benodigde informatie en documentatie verstrekken om aan te tonen dat een product conform zijn aangegeven prestaties is en aan andere toepasselijke voorschriften van deze verordening voldoet;

c)

de overeenkomst beëindigen indien de fabrikant in strijd heeft gehandeld met zijn verplichtingen uit hoofde van deze verordening en de fabrikant, de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar het product in de handel wordt gebracht en de bevoegde nationale autoriteit van zijn eigen vestigingsplaats daarvan in kennis stellen;

d)

wanneer er redenen zijn om aan te nemen dat een product niet conform is of een risico vormt, de fabrikant, de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar de producten in de handel worden gebracht en de bevoegde nationale autoriteit van de gemachtigde daarvan in kennis stellen, en

e)

op verzoek van de bevoegde nationale autoriteiten medewerking verlenen aan eventueel genomen maatregelen om risico’s van producten die onder het mandaat van de gemachtigde vallen, te elimineren en om non-conformiteiten van die producten te verhelpen.

3.   De gemachtigde controleert aan de hand van documentatie of:

a)

het product voorzien is van de CE-markering en van de etikettering overeenkomstig artikel 22, lid 9;

b)

het product vergezeld gaat van een prestatie- en conformiteitsverklaring dan wel of die verklaring beschikbaar is overeenkomstig artikel 16, lid 1 of 2, en

c)

de fabrikant aan de eisen van artikel 22, leden 5, 6 en 7, heeft voldaan.

4.   Wanneer een gemachtigde vaststelt dat er sprake is van een in lid 3 van dit artikel bedoelde non-conformiteit, verzoekt hij de fabrikant te handelen overeenkomstig artikel 22, leden 11 en 12.

Artikel 24

Verplichtingen van importeurs

1.   Importeurs mogen alleen producten in de handel brengen die aan de voorschriften van deze verordening voldoen.

2.   Alvorens een product in de handel te brengen, zorgt de importeur ervoor dat de naleving van de toepasselijke voorschriften door het product en de prestaties van het product met betrekking tot de relevante essentiële kenmerken overeenkomstig artikel 22, leden 1 en 2, door de fabrikant werden aangetoond.

De importeur zorgt ervoor dat:

a)

de fabrikant de in artikel 22, lid 3, bedoelde technische documentatie heeft opgesteld;

b)

het product voorzien is van de CE-markering en van de etikettering overeenkomstig artikel 22, lid 9;

c)

het product vergezeld gaat van de prestatie- en conformiteitsverklaring dan wel dat de verklaring beschikbaar is overeenkomstig artikel 16, lid 1 of 2, en

d)

de fabrikant aan de eisen van artikel 22, leden 5, 6 en 7, heeft voldaan.

3.   De importeur controleert of het gebruik van het product door de fabrikant is aangegeven, en zorgt ervoor dat het product vergezeld gaat van de algemene productinformatie, een gebruiksaanwijzing en veiligheidsinformatie zoals vermeld in bijlage IV, in een door de betrokken lidstaat bepaalde taal of, bij ontstentenis daarvan, in een taal die de gebruikers gemakkelijk kunnen begrijpen. De importeur toont de klanten, voordat zij door een verkoopovereenkomst gebonden zijn, op zichtbare wijze de informatie die op grond van deze verordening of geharmoniseerde technische specificaties moet worden verstrekt, ook in het geval van verkoop op afstand.

4.   Gedurende de periode dat een product onder zijn verantwoordelijkheid valt, zorgt de importeur ervoor dat de opslag- en vervoersomstandigheden de conformiteit met de prestatie- en conformiteitsverklaring of de naleving van andere voorschriften van deze verordening niet in het gedrang brengen.

5.   Indien een importeur van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat een product niet conform de prestatie- en conformiteitsverklaring is of niet voldoet aan andere toepasselijke voorschriften van deze verordening, brengt de importeur het product niet in de handel zolang het niet in overeenstemming is met de bijgevoegde prestatie- en conformiteitsverklaring en aan de andere toepasselijke voorschriften van deze verordening voldoet, of zolang de prestatie- en conformiteitsverklaring niet is gecorrigeerd. Wanneer het product een risico vertoont, brengt de importeur bovendien de fabrikant en de verantwoordelijke bevoegde nationale autoriteit daarvan op de hoogte.

6.   De importeur vermeldt zijn naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerde merknaam, vestigingsplaats, contactadres en, indien beschikbaar, elektronische communicatiemiddelen hetzij op het product, of wanneer dat niet mogelijk is, op de verpakking of in een bij het product gevoegd document.

7.   De importeur onderzoekt klachten en houdt zo nodig een register bij van klachten, non-conforme producten en uit de handel genomen of teruggeroepen producten, en houdt de fabrikanten en distributeurs op de hoogte van dat toezicht.

8.   Importeurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen in de handel gebracht product niet conform zijn aangegeven prestaties is of niet aan andere toepasselijke voorschriften van deze verordening voldoet, nemen onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om dat product conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Wanneer het product een risico inhoudt, brengen importeurs bovendien de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar zij het product op de markt hebben aangeboden daarvan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de niet-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven.

9.   Importeurs die aan eindgebruikers verkopen, voldoen ook aan de verplichtingen die op distributeurs rusten.

Artikel 25

Verplichtingen van distributeurs

1.   Distributeurs die producten op de markt aanbieden, betrachten de nodige zorgvuldigheid in verband met de voorschriften van deze verordening.

2.   Alvorens een product op de markt aan te bieden, controleren distributeurs of:

a)

het product indien vereist voorzien is van de CE-markering en van de etikettering overeenkomstig artikel 22, lid 9;

b)

het product indien vereist vergezeld gaat van een prestatie- en conformiteitsverklaring, dan wel of de verklaring beschikbaar is overeenkomstig artikel 16, lid 2;

c)

het product vergezeld gaat van de algemene productinformatie, een gebruiksaanwijzing en veiligheidsinformatie overeenkomstig artikel 22, lid 6, in een taal die de eindgebruikers in de lidstaat waar het product op de markt zal worden aangeboden, gemakkelijk kunnen begrijpen;

d)

de fabrikant en de importeur aan de eisen van artikel 22, leden 5 en 7, respectievelijk artikel 24, lid 6, hebben voldaan.

3.   De distributeur toont de klanten voordat zij door een verkoopovereenkomst gebonden zijn, op zichtbare wijze de informatie die op grond van deze verordening moet worden verstrekt, ook in het geval van verkoop op afstand.

4.   Indien een distributeur van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat een product niet conform zijn aangegeven prestaties is of niet aan andere toepasselijke voorschriften van deze verordening voldoet, biedt de distributeur het product niet op de markt aan zolang het niet conform de bijgevoegde prestatie- en conformiteitsverklaring is en niet aan de andere toepasselijke voorschriften van deze verordening voldoet. Wanneer het product een risico vertoont, brengt de distributeur bovendien de fabrikant en de verantwoordelijke bevoegde nationale autoriteiten daarvan op de hoogte.

5.   Gedurende de periode dat een product onder zijn verantwoordelijkheid valt, zorgt de distributeur ervoor dat de opslag- en vervoersomstandigheden de conformiteit van het product met zijn aangegeven prestaties en de naleving van andere toepasselijke voorschriften van deze verordening niet in het gedrang brengen.

6.   Een distributeur die van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat een door hem op de markt aangeboden product niet conform zijn aangegeven prestaties is of niet aan andere toepasselijke voorschriften van deze verordening voldoet, zorgt ervoor dat de nodige corrigerende maatregelen worden genomen om dat product conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Wanneer het product een risico inhoudt, brengt de distributeur bovendien de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar hij het product op de markt heeft aangeboden daarvan onmiddellijk op de hoogte, waarbij hij in het bijzonder de niet-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen gedetailleerd beschrijft.

Artikel 26

Gevallen waarin de verplichtingen van fabrikanten van toepassing zijn op importeurs en distributeurs

1.   Importeurs of distributeurs worden voor de toepassing van deze verordening beschouwd als een fabrikant en moeten voldoen aan de verplichtingen van de fabrikant op grond van artikel 22 wanneer:

a)

zij een product onder hun eigen naam of merknaam in de handel brengen;

b)

zij een product opzettelijk zodanig wijzigen of wanneer het product onopzettelijk zodanig wordt gewijzigd dat de conformiteit met de prestatie- en conformiteitsverklaring dan wel met de eisen van deze verordening of de eisen die overeenkomstig deze verordening zijn vastgesteld, in het gedrang kan komen;

c)

zij een product op de markt aanbieden met een aangegeven gebruik dat verschilt van het aangegeven gebruik dat de fabrikant in het beoordelings- en verificatieproces heeft aangegeven;

d)

zij voor het product kenmerken vermelden die afwijken van de door de fabrikant aangegeven kenmerken, of

e)

zij ervoor kiezen de rol van fabrikant op zich te nemen.

2.   Lid 1 is ook van toepassing op een marktdeelnemer die de volgende producten in de handel brengt:

a)

een gebruikt product dat onder een geharmoniseerde technische specificatie valt die bepalingen betreffende gebruikte producten bevat;

b)

een gebruikt product dat niet onder een geharmoniseerde technische specificatie met bepalingen betreffende gebruikte producten valt en niet eerder in de Unie in de handel is gebracht;

c)

een geherproduceerd product.

3.   Lid 1 is niet van toepassing wanneer de marktdeelnemer uitsluitend:

a)

vertalingen van door de fabrikant verstrekte informatie toevoegt;

b)

de buitenverpakking vervangt van een reeds in de handel gebracht product, met inbegrip van het wijzigen van de grootte van de verpakking, indien het opnieuw verpakken zodanig plaatsvindt dat de oorspronkelijke toestand van het product daardoor niet kan worden beïnvloed en dat de bij deze verordening vereiste informatie nog steeds correct wordt verstrekt.

4.   Een marktdeelnemer die de in lid 3 vermelde activiteiten verricht, stelt de fabrikant of zijn gemachtigde daarvan in kennis, ongeacht of die marktdeelnemer eigenaar van de producten is of diensten verleent. De marktdeelnemer voert de herverpakking op dusdanige wijze uit dat noch de oorspronkelijke toestand van het product, noch de conformiteit van het product met deze verordening daardoor wordt beïnvloed en dat de bij deze verordening vereiste informatie nog steeds correct wordt verstrekt. De marktdeelnemer betracht de nodige zorgvuldigheid met betrekking tot de verplichtingen van deze verordening.

Artikel 27

Verplichtingen van fulfilmentdienstverleners

1.   Wanneer fulfilmentdienstverleners bijdragen tot het op de markt aanbieden van een product, handelen zij met de nodige zorgvuldigheid in verband met de verplichtingen van deze verordening.

2.   Een fulfilmentdienstverlener zorgt ervoor dat de door de fabrikant of de importeur verstrekte etikettering en documenten beschikbaar zijn of bij het product gevoegd zijn, in het bijzonder:

a)

de CE-markering en de etikettering zoals bedoeld in artikel 22, lid 9;

b)

de prestatie- en conformiteitsverklaring;

c)

de algemene productinformatie, de gebruiksaanwijzing en de veiligheidsinformatie zoals bedoeld in artikel 22, lid 6.

3.   Een fulfilmentdienstverlener zorgt ervoor dat de omstandigheden tijdens opslag, verpakking, adressering of verzending de conformiteit van een product met zijn aangegeven prestaties en de naleving van andere toepasselijke voorschriften van deze verordening niet in het gedrang brengen. Fabrikanten of importeurs van bouwproducten verstrekken hun fulfilmentdienstverleners de gedetailleerde informatie die nodig is om de veilige opslag, verpakking, adressering of verzending en de verdere werking van het product te waarborgen.

4.   Fulfilmentdienstverleners verlenen steun bij het uit de handel nemen of terugroepen van producten, ongeacht of dat door markttoezichtautoriteiten, fabrikanten, gemachtigden of importeurs op gang is gebracht.

5.   Indien een fulfilmentdienstverlener van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat het product niet conform de prestatie- en conformiteitsverklaring is of niet voldoet aan andere toepasselijke voorschriften van deze verordening, ondersteunt hij het op de markt aanbieden van het product niet zolang het product niet in overeenstemming is met de relevante prestatie- en conformiteitsverklaring of niet aan andere toepasselijke voorschriften van deze verordening voldoet, of zolang de prestatie- en conformiteitsverklaring niet is gecorrigeerd. Wanneer het product een risico vertoont, brengt de fulfilmentdienstverlener bovendien de fabrikant en de verantwoordelijke bevoegde nationale autoriteit daarvan op de hoogte.

Artikel 28

Verplichtingen van onlinemarktplaatsen

1.   Een onlinemarktplaats:

a)

ontwerpt en organiseert zijn online interface, met het oog op de naleving van artikel 31, lid 1, van Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad (28), op dusdanige wijze dat marktdeelnemers aan hun verplichtingen uit hoofde van artikel 29, lid 2, van deze verordening kunnen voldoen;

b)

stelt een centraal contactpunt vast voor rechtstreekse communicatie met de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten in verband met de naleving van deze verordening, dat hetzelfde kan zijn als het contactpunt bedoeld in artikel 22, lid 1, van Verordening (EU) 2023/988 of artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) 2022/2065;

c)

geeft een passend antwoord op kennisgevingen in verband met meldingen van ongevallen en andere incidenten met ontvangen producten overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) 2022/2065;

d)

werkt samen om doeltreffende markttoezichtmaatregelen te waarborgen, onder meer door geen belemmeringen voor dergelijke maatregelen op te werpen;

e)

stelt de bevoegde nationale autoriteiten in kennis van alle genomen maatregelen met betrekking tot de non-conformiteit of vermoedelijke non-conformiteit van producten die onder deze verordening vallen;

f)

brengt een regelmatige en gestructureerde informatie-uitwisseling tot stand over inhoud die op verzoek van de bevoegde nationale autoriteiten is verwijderd door onlinemarktplaatsen;

2.   Wat betreft de door de lidstaten overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) 2019/1020 verleende bevoegdheden, verlenen de lidstaten hun markttoezichtautoriteiten met betrekking tot alle producten die worden bestreken door deze verordening, de bevoegdheid om een onlinemarktplaats te bevelen specifieke illegale inhoud die verwijst naar een non-conform product, van zijn online interface te verwijderen, de toegang daartoe uit te schakelen of een expliciete waarschuwing voor eindgebruikers weer te geven als zij die bezoeken. Dergelijke bevelen voldoen aan artikel 9 van Verordening (EU) 2022/2065.

3.   Een onlinemarktplaats neemt de nodige maatregelen om de in lid 2 van dit artikel bedoelde bevelen te ontvangen en te verwerken overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) 2022/2065.

4.   Dit artikel is ook van toepassing op fabrikanten, importeurs of distributeurs die producten online aanbieden zonder de betrokkenheid van een onlinemarktplaats.

Artikel 29

Onlineverkoop en andere verkoop op afstand

1.   Online of via andere vormen van verkoop op afstand aangeboden producten worden als op de markt aangeboden beschouwd indien het aanbod op klanten in de Unie is gericht. Een verkoopaanbod wordt geacht op klanten in de Unie te zijn gericht indien de betrokken marktdeelnemer zijn activiteiten op enigerlei wijze op een lidstaat richt. Een aanbod wordt onder meer geacht gericht te zijn op klanten in de Unie wanneer:

a)

de marktdeelnemer de valuta gebruikt van een lidstaat;

b)

de marktdeelnemer een internetdomeinnaam heeft gebruikt die in een van de lidstaten is geregistreerd, of een internetdomein gebruikt dat naar de Unie of een van de lidstaten verwijst, of

c)

de geografische gebieden waarvoor verzending beschikbaar is, een lidstaat omvatten.

De in de eerste alinea genoemde voorwaarden zijn niet van toepassing indien de marktdeelnemer de markt van de Unie uitdrukkelijk en daadwerkelijk uitsluit.

2.   Wanneer een marktdeelnemer een product online of via een andere soort verkoop op afstand op de markt aanbiedt, worden daarbij, indien vereist, duidelijk en zichtbaar de CE-markering, de in artikel 18, lid 2, genoemde informatie, het etiket op grond van artikel 22, lid 9, en een gegevensdrager die verbonden is aan een digitaal productpaspoort overeenkomstig artikel 22, lid 7, getoond.

3.   Elke natuurlijke of rechtspersoon die een tussenhandelsdienst voor het in de handel brengen van producten aanbiedt, voldoet met betrekking tot de verleende diensten aan de verplichtingen van een marktdeelnemer op grond van lid 2.

Artikel 30

Uitvoeringshandelingen betreffende de verplichtingen en rechten van marktdeelnemers

Wanneer dat noodzakelijk is om een geharmoniseerde toepassing van deze verordening te waarborgen en alleen voor zover nodig om te voorkomen dat uiteenlopende praktijken de interne markt voor marktdeelnemers fragmenteren, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen met nadere bepalingen over de wijze waarop marktdeelnemers de in dit hoofdstuk vastgestelde verplichtingen moeten nakomen en de in dit hoofdstuk vastgestelde rechten moeten uitoefenen.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 90, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

HOOFDSTUK IV

EUROPESE BEOORDELINGSDOCUMENTEN

Artikel 31

Europese beoordelingsdocumenten

1.   De methoden en criteria voor de beoordeling van de prestaties van producten, met inbegrip van gebruikte producten, met betrekking tot hun essentiële kenmerken kunnen worden vastgesteld in Europese beoordelingsdocumenten, mits de producten niet vallen onder:

a)

een geharmoniseerde norm die verplicht is gesteld bij een uitvoeringshandeling zoals bedoeld in artikel 5, lid 8;

b)

een uitvoeringshandeling zoals bedoeld in artikel 6, lid 1, of

c)

een geharmoniseerde norm die overeenkomstig een normalisatieverzoek zoals bedoeld in artikel 5, lid 2, binnen een termijn van minder dan één jaar moet worden geleverd.

2.   Een product wordt niet geacht onder de in lid 1 bedoelde geharmoniseerde normen of uitvoeringshandelingen te vallen indien:

a)

het aangegeven gebruik van het product buiten het toepassingsgebied van het in de geharmoniseerde norm of de uitvoeringshandeling vastgestelde beoogde gebruik valt;

b)

de gebruikte materialen niet identiek zijn aan de materialen die overeenkomstig de geharmoniseerde norm of de uitvoeringshandeling moeten worden gebruikt, of

c)

de in de geharmoniseerde norm of uitvoeringshandeling beschreven beoordelingsmethode niet geschikt is voor dat product.

3.   Na een verzoek om een Europese technische beoordeling door een fabrikant, een groep fabrikanten of een organisatie van fabrikanten, of op initiatief van de Commissie, kan de organisatie van TBI’s in overleg met de Commissie een Europees beoordelingsdocument opstellen en vaststellen.

De fundamentele eisen voor bouwwerken in bijlage I en de lijst van vooraf bepaalde essentiële milieukenmerken in bijlage II vormen de basis voor de opstelling van Europese beoordelingsdocumenten. Bij de ontwikkeling en vaststelling van een Europees beoordelingsdocument worden de beginselen en de procedure van artikel 32 gevolgd.

4.   Er worden geen Europese beoordelingsdocumenten opgesteld met betrekking tot een essentieel kenmerk van, of een beoordelingsmethode voor, een product wanneer er voor dat specifieke product een ander Europees beoordelingsdocument bestaat dat hetzelfde essentiële kenmerk of dezelfde beoordelingsmethode bestrijkt en waarvan het referentienummer hetzij reeds in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt, hetzij overeenkomstig artikel 34, lid 1, ter beoordeling aan de Commissie is voorgelegd.

5.   De organisatie van TBI’s en de Commissie kunnen verzoeken tot ontwikkeling van een Europees beoordelingsdocument samenvoegen of afwijzen overeenkomstig punt 5 van bijlage VI.

6.   Vanaf de datum van verplichte toepassing van een overeenkomstig artikel 5, lid 8, of artikel 6, lid 1, vastgestelde geharmoniseerde technische specificatie van toepassing wordt voor hetzelfde product en hetzelfde beoogde gebruik als een Europees beoordelingsdocument, wordt het Europees beoordelingsdocument niet langer gebruikt voor de toepassing van deze verordening. In dat geval schrapt de Commissie het referentienummer van het Europees beoordelingsdocument uit het Publicatieblad van de Europese Unie.

7.   Europese beoordelingsdocumenten vormen de basis voor de in artikel 37 bedoelde Europese technische beoordelingen.

Artikel 32

Beginselen en procedure voor de ontwikkeling en vaststelling van Europese beoordelingsdocumenten

1.   Bij de ontwikkeling en vaststelling van Europese beoordelingsdocumenten volgen individuele TBI’s en de organisatie van TBI’s de procedure van bijlage VI.

2.   Bij de ontwikkeling en vaststelling van Europese beoordelingsdocumenten moeten individuele TBI’s en de organisatie van TBI’s:

a)

transparant zijn ten aanzien van de lidstaten, de betrokken fabrikant en andere fabrikanten of belanghebbenden die om informatie verzoeken;

b)

vertrouwelijke informatie alleen aan de Commissie vrijgeven wanneer dat nodig is om te beoordelen of een Europees beoordelingsdocument voldoet aan de wettelijke bepalingen en om het handelsgeheim en de vertrouwelijkheid te beschermen;

c)

passende verplichte termijnen opgeven teneinde onnodige vertragingen te voorkomen;

d)

een adequate deelname van de lidstaten en de Commissie mogelijk maken;

e)

voor de fabrikant kosteneffectief zijn, en

f)

voldoende collegialiteit en coördinatie tussen de voor het betrokken product aangemelde TBI’s waarborgen.

Bij het afwegen van de in de punten a) en b), van de eerste alinea vastgestelde vereisten is het ten minste mogelijk de naam van het product bekend te maken in de fase van goedkeuring en mededeling van het werkprogramma, zoals uiteengezet in punt 3 van bijlage VI, en de gedetailleerde inhoud van het in punt 8 van bijlage VI opgenomen ontwerp van Europees beoordelingsdocument bekend te maken.

3.   De TBI’s dragen samen met de organisatie van TBI’s de volledige kosten voor de ontwikkeling en vaststelling van Europese beoordelingsdocumenten, tenzij de Commissie het initiatief tot de ontwikkeling neemt.

4.   De TBI’s en de organisatie van TBI’s vermijden een wildgroei van Europese beoordelingsdocumenten wanneer er geen technische rechtvaardiging is om een onderscheid te maken tussen producten. Zij geven met name de voorkeur aan de uitbreiding van het toepassingsgebied van een bestaand Europees beoordelingsdocument boven het creëren van nieuwe Europese beoordelingsdocumenten.

5.   De Commissie is bevoegd om, na overleg met de organisatie van TBI’s, overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage VI te wijzigen teneinde aanvullende procedureregels voor de ontwikkeling en vaststelling van Europese beoordelingsdocumenten toe te voegen wanneer dat nodig is om de goede werking van het systeem van Europese beoordelingsdocumenten te waarborgen.

Artikel 33

Verplichtingen van de TBI bij ontvangst van een verzoek tot Europese technische beoordeling

1.   Wanneer de TBI een verzoek om een Europese technische beoordeling van een fabrikant, een groep fabrikanten of een vereniging van fabrikanten ontvangt, voldoet zij aan de volgende vereisten:

a)

indien het product onder een geharmoniseerde technische specificatie valt of wanneer er geen Europees beoordelingsdocument kan worden opgesteld overeenkomstig artikel 31, deelt de TBI de aanvrager mee dat er geen Europese technische beoordeling kan worden verstrekt;

b)

indien het product volledig onder een Europees beoordelingsdocument valt waarvan het referentienummer in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt, deelt de TBI de aanvrager mee dat het Europees beoordelingsdocument waarnaar wordt verwezen, als basis voor de te verstrekken Europese technische beoordeling zal worden gebruikt;

c)

wanneer het product in aanmerking komt voor een Europees beoordelingsdocument zoals bedoeld in artikel 31 en een dergelijk document nog niet in ontwikkeling is, deelt de TBI de aanvrager mee dat de procedures van bijlage VI zullen worden ingeleid.

In de in de eerste alinea, punt c), van dit artikel bedoelde gevallen, maar wanneer een geharmoniseerde norm voor hetzelfde product naar verwachting zal worden geleverd binnen een termijn die langer is dan één jaar zoals vastgesteld in een normalisatieverzoek zoals bedoeld in artikel 5, lid 2, stelt de TBI de aanvrager in kennis van de mogelijkheid dat een Europees beoordelingsdocument niet langer wordt gebruikt op grond van artikel 31, lid 6.

2.   In de in lid 1, eerste alinea, punten b) en c), van dit artikel bedoelde gevallen stelt de TBI de organisatie van TBI’s en de Commissie in kennis van de inhoud van het verzoek en van het referentienummer van de gedelegeerde handeling waarmee het in artikel 10, lid 2, bedoelde beoordelings- en verificatiesysteem is vastgesteld, dat de TBI voor dat product wil toepassen, of van het ontbreken van een dergelijke gedelegeerde handeling.

3.   Indien de Commissie van oordeel is dat er geen passende gedelegeerde handeling tot vaststelling van het beoordelings- en verificatiesysteem voor het product bestaat, kan zij een dergelijke gedelegeerde handeling vaststellen overeenkomstig artikel 10, lid 2.

Artikel 34

Bekendmaking van referentienummers

1.   De Commissie beoordeelt overeenkomstig punt 9 van bijlage VI of Europese beoordelingsdocumenten aan geharmoniseerde technische specificaties, aan deze verordening en aan ander Unierecht voldoen. Wanneer een Europees beoordelingsdocument in overeenstemming is met de toepasselijke wettelijke voorschriften, maakt de Commissie onverwijld een referentienummer van dat document bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. Wanneer een referentienummer naar een Europees beoordelingsdocument niet in het Publicatieblad van de Europese Unie kan worden bekendgemaakt, kan de Commissie een dergelijk referentienummer met beperkingen bekendmaken.

2.   Na de bekendmaking overeenkomstig lid 1 van dit artikel kan een Europees beoordelingsdocument overeenkomstig artikel 37 gedurende een periode van tien jaar als basis voor een Europese technische beoordeling worden gebruikt, tenzij het referentienummer van het Europees beoordelingsdocument uit het Publicatieblad van de Europese Unie is geschrapt of dat Europees beoordelingsdocument op grond van artikel 31, lid 6, niet langer wordt gebruikt. De organisatie van TBI’s kan in het laatste jaar van die periode besluiten het Europees beoordelingsdocument ter verlenging voor te leggen. In dat geval beoordeelt de Commissie het Europees beoordelingsdocument opnieuw overeenkomstig lid 1 van dit artikel.

Artikel 35

Inhoud van het Europees beoordelingsdocument

1.   Een Europees beoordelingsdocument bevat de volgende elementen:

a)

een beschrijving van het bestreken product of de bestreken productcategorie en het beoogde gebruik ervan, en

b)

de lijst met essentiële kenmerken die relevant zijn voor het beoogde gebruik van het product of de productcategorie zoals overeengekomen tussen de fabrikant en de organisatie van TBI’s, alsook vooraf bepaalde essentiële milieukenmerken zoals vermeld in bijlage II en de methoden en criteria voor de beoordeling van de prestaties van het product of de productcategorie die verband houden met de in de lijst vermelde essentiële kenmerken.

2.   Het Europees beoordelingsdocument bevat:

a)

de technische details die nodig zijn voor de implementatie van de beoordelings- en verificatiesystemen die overeenkomstig de uit hoofde van artikel 10, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handelingen moeten worden toegepast;

b)

de richtsnoeren, met inbegrip van de technische details die nodig zijn voor het opstellen van algemene productinformatie, gebruiksaanwijzingen en veiligheidsinformatie zoals bedoeld in bijlage IV;

c)

de richtsnoeren om te zorgen voor interoperabiliteit tussen de voor mensen en machines leesbare formaten voor de prestatie- en conformiteitsverklaring overeenkomstig lid 16, lid 2, punt b).

3.   Wanneer de prestaties van het product op passende wijze kunnen worden beoordeeld onder verwijzing naar de essentiële kenmerken ervan, met inbegrip van beoordelingsmethoden en -criteria die daarvoor reeds in andere geharmoniseerde technische specificaties of andere Europese beoordelingsdocumenten zijn vastgesteld, worden die bestaande essentiële kenmerken en hun methoden en criteria opgenomen als onderdelen van het Europese beoordelingsdocument, tenzij het technisch noodzakelijk is om van die regel af te wijken.

Indien toepasselijk zijn die beginselen ook van toepassing op overeenkomstig artikel 5, lid 5, vastgestelde drempelniveaus en prestatieklassen.

Artikel 36

Formele bezwaren tegen Europese beoordelingsdocumenten

1.   Een lidstaat stelt de Commissie in kennis van al het volgende:

a)

wanneer de lidstaat van mening is dat een Europees beoordelingsdocument niet geheel in overeenstemming is met de toepasselijke wettelijke voorschriften of niet voldoet aan de eisen waaraan moet worden voldaan in verband met de essentiële kenmerken die moeten worden bestreken met het oog op de fundamentele eisen voor bouwwerken zoals neergelegd in bijlage I en de vooraf bepaalde essentiële milieukenmerken zoals vermeld in bijlage II;

b)

wanneer hij van mening is dat een Europees beoordelingsdocument aanleiding geeft tot grote bezorgdheid voor de gezondheid en veiligheid van personen, de bescherming van het milieu of de consumentenbescherming;

c)

wanneer hij van mening is dat een Europees beoordelingsdocument niet voldoet aan de vereisten van artikel 31, lid 1.

De betrokken lidstaat motiveert zijn standpunten. De Commissie raadpleegt de andere lidstaten over de door de betrokken lidstaat aan de orde gestelde kwesties.

2.   Op basis van de standpunten van alle lidstaten besluit de Commissie of zij de referentienummers van de betrokken Europese beoordelingsdocumenten in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendmaakt, niet bekendmaakt, met beperkingen bekendmaakt, handhaaft, met beperkingen handhaaft of intrekt.

3.   De Commissie brengt de lidstaten en de organisatie van TBI’s op de hoogte van het in lid 2 bedoelde besluit en verzoekt zo nodig om herziening van het betrokken Europese beoordelingsdocument.

Artikel 37

Europese technische beoordeling

1.   Een Europese technische beoordeling wordt afgegeven door een TBI, nadat een fabrikant daarom heeft verzocht op basis van een Europees beoordelingsdocument, waarvan het referentienummer overeenkomstig artikel 34 in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt.

Mits een Europees beoordelingsdocument beschikbaar is waarvan het referentienummer overeenkomstig artikel 34 in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt, kan een Europese technische beoordeling zelfs worden afgegeven wanneer er een normalisatieverzoek is ingediend. Een dergelijke afgifte is mogelijk totdat het Europees beoordelingsdocument op grond van artikel 31, lid 6, niet langer wordt gebruikt.

2.   Wanneer om een Europese technische beoordeling is verzocht, is de procedure van bijlage VI van toepassing.

3.   De Europese technische beoordeling omvat de in niveaus of klassen of door middel van een beschrijving aan te geven prestatie van die essentiële kenmerken waarover de fabrikant en de TBI die het verzoek om een Europese technische beoordeling heeft ontvangen, het voor het aangegeven gebruik eens zijn, en de technische details die nodig zijn voor de uitvoering van het beoordelings- en verificatiesysteem.

De Europese technische beoordeling omvat ook de beoordeling van de prestaties voor de in artikel 15, lid 3, vermelde vooraf bepaalde essentiële milieukenmerken.

4.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen om het formaat van de Europese technische beoordeling vast te stellen.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 90, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

5.   Europese technische beoordelingen die zijn afgegeven op basis van een Europees beoordelingsdocument blijven geldig gedurende hetzij vijf jaar na afloop van de in artikel 34, lid 2, bedoelde periode, hetzij vijf jaar nadat het referentienummer van het Europees beoordelingsdocument uit het Publicatieblad van de Europese Unie is geschrapt.

Wanneer het betreffende Europese beoordelingsdocument voor een product op grond van artikel 31, lid 6, niet langer wordt gebruikt, mag dat product niet langer in de handel worden gebracht op basis van een Europese technische beoordeling.

6.   Producten die onder een Europees beoordelingsdocument vallen waarvoor een Europese technische beoordeling is afgegeven, kunnen van een CE-markering worden voorzien en aldus dezelfde status krijgen als producten met CE-markering op basis van geharmoniseerde technische specificaties, mits de fabrikant voldoet aan de verplichtingen uit hoofde van deze verordening. Wanneer die verplichtingen betrekking hebben op geharmoniseerde technische specificaties, verwijst de fabrikant in plaats daarvan naar het Europese beoordelingsdocument of, indien de geharmoniseerde technische specificaties ook relevant zijn, daarenboven naar het Europese beoordelingsdocument.

HOOFDSTUK V

TECHNISCHEBEOORDELINGSINSTANTIES

Artikel 38

Aanwijzende autoriteiten

1.   Lidstaten die TBI’s wensen aan te wijzen, wijzen één enkele aanwijzende autoriteit aan die verantwoordelijk is voor het opzetten en uitvoeren van de nodige procedures voor de beoordeling en aanwijzing van TBI’s. De aanwijzende autoriteiten voldoen aan de eisen voor aanmeldende autoriteiten van artikel 43, lid 1, en artikel 44. De lidstaten kunnen de in artikel 43 bedoelde aanmeldende autoriteit aanwijzen als de aanwijzende autoriteit. De aanwijzende autoriteit komt niet in aanmerking voor aanwijzing overeenkomstig artikel 39, lid 1.

2.   Tenzij in dit hoofdstuk anders is bepaald, zijn de bepalingen die van toepassing zijn op aanmeldende autoriteiten en op aanmeldingsprocedures ook van toepassing op aanwijzende autoriteiten en op aanwijzingsprocedures.

Artikel 39

Aanwijzing van, toezicht op en evaluatie van TBI’s

1.   Via hun aanwijzende autoriteiten kunnen de lidstaten op hun grondgebied TBI’s aanwijzen voor een of meer in bijlage VII vermelde productfamilies. De lidstaten kunnen op hun grondgebied ook TBI’s aanwijzen als bevoegd voor opkomende of innovatieve producten die niet tot reeds bestaande in bijlage VII vermelde productfamilies behoren.

De lidstaten delen de Commissie de naam van de TBI, haar adres en de productfamilie of productfamilies waarvoor zij bevoegd is mee.

2.   De Commissie kent aan elke aangemelde TBI een identificatienummer toe.

De Commissie maakt de lijst van uit hoofde van deze verordening aangewezen TBI’s langs elektronische weg openbaar en vermeldt hun identificatienummers, de productfamilies waarvoor zij zijn aangewezen en eventuele beperkingen zo nauwkeurig mogelijk.

De Commissie zorgt voor de bijwerking van die lijst.

3.   De aanwijzende autoriteit houdt toezicht op de activiteiten en de bekwaamheid van de in hun respectieve lidstaat aangewezen TBI’s en, indien nodig, hun dochterondernemingen en onderaannemers, en beoordeelt die in het licht van de respectieve eisen van dit hoofdstuk. De aanwijzende autoriteit legt corrigerende maatregelen op aan TBI’s wanneer er sprake is van een inbreuk op deze verordening.

De lidstaten brengen de Commissie op de hoogte van hun nationale procedures voor de aanwijzing van TBI’s en voor het toezicht op hun activiteiten en bekwaamheid, en van alle wijzigingen in die informatie.

4.   De TBI’s stellen de aanwijzende autoriteit onverwijld en uiterlijk binnen 15 dagen in kennis van alle wijzigingen die van invloed kunnen zijn op hun conformiteit met de in dit hoofdstuk vastgestelde eisen of op hun vermogen om aan hun verplichtingen uit hoofde van deze verordening te voldoen.

5.   Op verzoek van de bevoegde aanwijzende autoriteit verstrekken de TBI’s alle relevante informatie en documenten die nodig zijn om die autoriteit, de Commissie en de lidstaten in staat te stellen te controleren of zij aan de eisen uit hoofde van deze verordening voldoen.

6.   Indien een TBI niet langer voldoet aan de eisen van deze verordening, wordt de aanwijzing van die TBI voor de betrokken productfamilie door de aanwijzende autoriteit beperkt, geschorst of ingetrokken, afhankelijk van de mate waarin niet aan die eisen wordt voldaan. Indien een TBI de overeenkomstig lid 3 van dit artikel opgelegde corrigerende maatregelen herhaaldelijk niet in acht heeft genomen, kan de aanwijzende autoriteit de aanwijzing van die TBI beperken, schorsen of intrekken. De aanwijzende autoriteit stelt de Commissie en de andere lidstaten in kennis als een aanwijzing wordt beperkt, geschorst of ingetrokken. Artikel 53, lid 2, en artikel 54 zijn van toepassing.

Artikel 40

Voorschriften voor TBI’s

1.   Een TBI is bevoegd tot en uitgerust voor het uitvoeren van de beoordeling met betrekking tot de productfamilies waarvoor zij is aangewezen. Het personeel dat besluiten neemt en ten minste de helft van het technisch bevoegde personeel is in dienst van de TBI uit hoofde van het nationale recht van de aanwijzende lidstaat.

2.   De TBI voldoet binnen het toepassingsgebied van haar bevoegdheden aan de eisen in bijlage VIII. Artikel 46, leden 2 tot en met 5, artikel 46, lid 6, punten a) en b), artikel 46, leden 7, 8, 9 en 11, en artikel 47 zijn van toepassing.

3.   Een TBI heeft haar organigram en de namen van de leden van haar interne besluitvormingsorganen voor het publiek beschikbaar gemaakt.

4.   Een TBI neemt deel aan de activiteiten van de organisatie van TBI’s of zorgt ervoor dat haar beoordelingspersoneel over die activiteiten wordt geïnformeerd.

Artikel 41

Coördinatie van TBI’s

1.   De TBI’s richten een organisatie voor technische beoordeling op (“organisatie van TBI’s”) uit hoofde van deze verordening.

2.   De organisatie van TBI’s voert minstens de volgende taken uit:

a)

de Commissie relevante technische inhoud met betrekking tot Europese beoordelingsdocumenten verstrekken wanneer de ontwikkeling van geharmoniseerde technische specificaties op basis van dezelfde productfamilies zal plaatsvinden overeenkomstig het in artikel 4, lid 2, bedoelde werkplan. Die informatie is gebaseerd op nauwe samenwerking met de relevante Europese normalisatieorganisaties;

b)

de coördinatie van de TBI’s organiseren en de samenwerking met en raadpleging van andere belanghebbenden waarborgen, indien nodig;

c)

ervoor zorgen dat de TBI’s onderling voorbeelden van goede praktijken uitwisselen om efficiënter te werken en de sector een betere dienstverlening te bieden;

d)

Europese beoordelingsdocumenten ontwikkelen en vaststellen;

e)

de toepassing van de in artikel 59, lid 2, artikel 60, lid 2, en artikel 61, lid 2, beschreven procedures coördineren en de daarvoor benodigde steun verlenen;

f)

de Commissie op de hoogte brengen van elke vraag in verband met de voorbereiding van Europese beoordelingsdocumenten en van alle aspecten in verband met de interpretatie van de in artikel 60, lid 2, en artikel 61, lid 2, beschreven procedures, en aan de Commissie, op basis van de opgedane ervaring, verbeteringen voorstellen;

g)

opmerkingen over TBI’s die hun taken niet naar tevredenheid uitvoeren volgens de in artikel 60, lid 2, en artikel 61, lid 2, beschreven procedures, meedelen aan de Commissie en de lidstaat die de betrokken TBI heeft aangewezen;

h)

jaarlijks aan de Commissie verslag uitbrengen over:

i)

de uitvoering van de bovengenoemde taken;

ii)

de toewijzing van taken voor de ontwikkeling van Europese beoordelingsdocumenten aan de TBI’s;

iii)

de evenwichtige geografische taakverdeling tussen TBI’s;

iv)

de voor elk Europees beoordelingsdocument afgegeven Europese technische beoordelingen, met inbegrip van de geografische spreiding van de betrokken TBI’s en van de fabrikanten die de documenten ontvangen, en

v)

de prestaties en de onafhankelijkheid van TBI’s, en

i)

ervoor zorgen dat vastgestelde Europese beoordelingsdocumenten en verwijzingen naar Europese technische beoordelingen openbaar beschikbaar zijn.

De organisatie van TBI’s zet voor de uitvoering van die taken een secretariaat op.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat de TBI’s adequaat met financiële en personele middelen bijdragen aan de organisatie van TBI’s. De organisatie van TBI’s stelt de bijdrage van elke TBI vast, die evenredig is, rekening houdend met de jaarlijkse begroting of omzet van elke TBI met betrekking tot haar activiteiten als TBI.

4.   Het gewicht van de organisatie van TBI’s in het besluitvormingsproces mag niet afhankelijk zijn van de financiële bijdrage van de TBI’s, het aantal ontwikkelde Europese beoordelingsdocumenten of het aantal door hen afgegeven Europese technische beoordelingen.

5.   De Commissie wordt uitgenodigd om deel te nemen aan alle vergaderingen van de organisatie van TBI’s.

6.   Aan de organisatie van TBI’s kan voor de uitvoering van de in lid 2 genoemde taken financiering van de Unie worden verstrekt. De Commissie kan de financiering van de organisatie van TBI’s, ongeacht of het om subsidies of openbare aanbestedingen gaat, afhankelijk stellen van de naleving van bepaalde in die taken vermelde organisatorische en prestatievereisten.

HOOFDSTUK VI

AANMELDENDE AUTORITEITEN EN AANGEMELDE INSTANTIES

Artikel 42

Aanmelding

1.   De instanties die bevoegd zijn om taken van derden uit te voeren bij de beoordeling en verificatie van de prestaties, de beoordeling van conformiteit en van de verificatie van berekeningen van de ecologische duurzaamheid in het kader van deze verordening, worden door de lidstaten bij de Commissie en de andere lidstaten aangemeld.

2.   De lidstaten brengen de Commissie op de hoogte van hun procedures voor de beoordeling en aanmelding van de instanties die moeten worden gemachtigd om die taken uit te voeren en voor het toezicht op aangemelde instanties, en van eventuele wijzigingen daarvan. De Commissie maakt die informatie voor het publiek beschikbaar.

Artikel 43

Aanmeldende autoriteiten

1.   De lidstaten wijzen een aanmeldende autoriteit aan die verantwoordelijk is voor de instelling en uitvoering van de nodige procedures voor de beoordeling en aanmelding van de instanties die zullen worden gemachtigd om taken van derden uit te voeren bij het beoordelings- en verificatieproces voor de toepassing van deze verordening, en het toezicht op de aangemelde instanties, met inbegrip van hun naleving van de vereisten van de artikelen 46 en 48.

2.   De lidstaten kunnen de beoordeling en het toezicht zoals bedoeld in lid 1 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 laten uitvoeren door hun nationale accreditatie-instantie zoals gedefinieerd in die verordening.

3.   Indien de aanmeldende autoriteit de beoordeling, de aanmelding of het toezicht zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel delegeert of op andere wijze toevertrouwt aan een instantie die geen overheidsinstantie is, is die instantie een rechtspersoon en voldoet zij mutatis mutandis aan de eisen die zijn vastgesteld in artikel 44. Bovendien treft die instantie maatregelen om de aansprakelijkheid voor haar activiteiten te dekken.

4.   De aanmeldende autoriteit is volledig verantwoordelijk voor de door de in de leden 2 en 3 bedoelde instantie uitgevoerde taken.

Artikel 44

Vereisten ten aanzien van aanmeldende autoriteiten

1.   De aanmeldende autoriteit is zodanig opgericht dat zich geen belangenconflicten met aangemelde instanties voordoen.

2.   De aanmeldende autoriteit is zodanig georganiseerd en functioneert zodanig dat de objectiviteit en onpartijdigheid van haar activiteiten gewaarborgd zijn.

3.   De aanmeldende autoriteit is zodanig georganiseerd dat elk besluit in verband met de aanmelding van een instantie waaraan toestemming moet worden verleend om taken van derden uit te voeren bij het beoordelings- en verificatieproces, genomen wordt door bekwame personen die niet de beoordeling hebben verricht.

4.   De aanmeldende autoriteit biedt geen activiteiten aan of verricht geen activiteiten die worden uitgevoerd door aangemelde instanties en verleent geen adviesdiensten op commerciële basis of in concurrentie.

5.   De aanmeldende autoriteit waarborgt de vertrouwelijkheid van de verkregen informatie. Zij wisselt op verzoek echter informatie over aangemelde instanties uit met de Commissie, met de aanmeldende autoriteiten van andere lidstaten en met andere bevoegde nationale autoriteiten, die de vertrouwelijkheid van de ontvangen informatie waarborgen.

6.   De aanmeldende autoriteit beoordeelt, ook wanneer de aanmeldende autoriteit de nationale accreditatie-instantie is, enkel de specifieke conformiteitsbeoordelingsinstantie die om aanmelding verzoekt en neemt de capaciteiten of het personeel van moeder- of zusterondernemingen niet in aanmerking. De aanmeldende autoriteit beoordeelt die instantie ten aanzien van alle relevante vereisten en beoordelings- en verificatietaken van derden.

7.   De aanmeldende autoriteit beschikt over een voldoende aantal bekwame personeelsleden en toereikende financiering om haar taken naar behoren uit te voeren.

Artikel 45

Coördinatie van aanmeldende en aanwijzende autoriteiten

1.   De Commissie zorgt ervoor dat passende coördinatie en samenwerking tussen de nationale autoriteiten van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor het aanmeldingsbeleid en de aanmeldende en aanwijzende autoriteiten tot stand worden gebracht en plaatsvinden in de vorm van een coördinatiegroep van aanmeldende en aanwijzende autoriteiten op het gebied van bouwproducten. Die groep vergadert regelmatig en ten minste één keer per jaar.

De nationale autoriteiten van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor het aanmeldingsbeleid en de aanmeldende en aanwijzende autoriteiten uit hoofde van deze verordening nemen deel aan de activiteiten van die groep.

2.   De Commissie kan de specifieke regelingen voor het functioneren van de coördinatiegroep van aanmeldende en aanwijzende autoriteiten vaststellen.

3.   De Commissie voorziet in de organisatie van regelmatige uitwisselingen van ervaringen tussen de nationale autoriteiten van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor het aanmeldingsbeleid en de aanmeldende en aanwijzende autoriteiten.

Artikel 46

Vereisten in verband met aangemelde instanties

1.   Om te kunnen worden aangemeld, moeten conformiteitsbeoordelingsinstanties voldoen aan de eisen van de leden 2 tot en met 12.

2.   Een conformiteitsbeoordelingsinstantie is naar het nationale recht van een lidstaat opgericht en heeft rechtspersoonlijkheid.

3.   Een conformiteitsbeoordelingsinstantie is een derde partij die onafhankelijk is van de door haar beoordeelde organisaties of producten.

Zij heeft geen zakelijke banden met organisaties die een belang hebben in de producten die zij beoordeelt, in het bijzonder fabrikanten, hun handelspartners en hun investeerders met aandelen.

Een instantie die lid is van een ondernemersorganisatie en/of een vakorganisatie die ondernemingen vertegenwoordigt die betrokken zijn bij het ontwerp, de vervaardiging, levering, assemblage, het gebruik of het onderhoud van de door hen beoordeelde producten, kan echter als een dergelijke instantie worden beschouwd op voorwaarde dat haar onafhankelijkheid en de afwezigheid van belangenconflicten aangetoond worden. Dat sluit niet uit dat de instantie beoordelings- en verificatieactiviteiten voor concurrerende fabrikanten kan verrichten.

4.   Een conformiteitsbeoordelingsinstantie, haar hoogste leidinggevenden en het personeel dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van taken van derden bij het beoordelings- en verificatieproces, zijn niet de ontwerper, fabrikant, leverancier, importeur, distributeur, installateur, koper, eigenaar, gebruiker of onderhouder van de producten die zij beoordelen, noch de vertegenwoordiger van een van die partijen. Dat belet echter niet het gebruik van beoordeelde producten die nodig zijn voor de activiteiten van de conformiteitsbeoordelingsinstantie of het gebruik van de producten voor persoonlijke doeleinden.

Een conformiteitsbeoordelingsinstantie, haar hoogste leidinggevenden en het personeel dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van taken van derden bij het beoordelings- en verificatieproces, zijn niet rechtstreeks betrokken bij het ontwerpen, vervaardigen of bouwen, verhandelen, installeren, gebruiken of onderhouden van die producten, noch vertegenwoordigen zij de partijen die die activiteiten verrichten. Zij oefenen geen activiteiten uit die de onafhankelijkheid van hun oordeel en hun integriteit met betrekking tot de activiteiten waarvoor zij zijn aangemeld, in het gedrang kunnen brengen. Dat geldt met name voor adviesdiensten met betrekking tot productfamilies waarvoor zij zijn aangemeld.

Conformiteitsbeoordelingsinstanties zorgen ervoor dat de activiteiten van hun moeder- of zusterondernemingen, dochterondernemingen of onderaannemers geen afbreuk doen aan de vertrouwelijkheid, objectiviteit en onpartijdigheid van hun beoordelings- of verificatieactiviteiten.

Een conformiteitsbeoordelingsinstantie delegeert de vaststelling van en het toezicht op interne procedures, algemeen beleid, gedragscodes of andere interne regels, de toewijzing van haar personeel aan specifieke taken en de conformiteitsbeoordelingsbeslissingen niet aan een onderaannemer of dochteronderneming.

5.   Conformiteitsbeoordelingsinstanties en hun personeel voeren de taken van derden bij het beoordelings- en verificatieproces uit met de grootste mate van beroepsintegriteit en met de vereiste technische bekwaamheid op het specifieke gebied. Zij zijn vrij van elke druk en beïnvloeding, met name van financiële aard, die hun oordeel of de resultaten van hun beoordelings- of verificatieactiviteiten kunnen beïnvloeden, inzonderheid van personen of groepen van personen die belang hebben bij de resultaten van die activiteiten.

6.   Een conformiteitsbeoordelingsinstantie is in staat alle taken van derden bij het beoordelings- en verificatieproces te verrichten die haar overeenkomstig bijlage IX zijn toegewezen en waarvoor zij is aangemeld, ongeacht of die taken door de conformiteitsbeoordelingsinstantie zelf of namens haar en onder haar verantwoordelijkheid worden verricht.

Te allen tijde beschikt de conformiteitsbeoordelingsinstantie voor elk beoordelings- en verificatiesysteem en voor elke soort of categorie producten, essentiële kenmerken en taken waarvoor zij is aangemeld, over:

a)

het benodigde bevoegde personeel met technische kennis en voldoende passende ervaring om de taken van derden bij het beoordelings- en verificatieproces te verrichten;

b)

de nodige beschrijving van de procedures die voor het beoordelingsproces worden gevolgd, waarbij de transparantie van die procedures en de mogelijkheid om ze te reproduceren worden gewaarborgd, met inbegrip van een beschrijving van bekwaamheid die toont hoe het betreffende personeel en de status en taken ervan overeenstemmen met de conformiteitsbeoordelingstaken waarvoor de instantie wenst te worden aangemeld;

c)

een passend beleid en geschikte procedures om een onderscheid te maken tussen de taken die zij als conformiteitsbeoordelingsinstantie verricht en haar andere activiteiten;

d)

procedures voor de uitoefening van haar taken die naar behoren rekening houden met de omvang van een onderneming, de sector waarin zij actief is, haar structuur, de mate van complexiteit van de producttechnologie in kwestie en het massa- of seriematige karakter van het productieproces.

De conformiteitsbeoordelingsinstantie beschikt over de nodige middelen om de technische en administratieve taken in verband met de activiteiten waarvoor zij wenst te worden aangemeld, op passende wijze uit te voeren en heeft toegang tot alle vereiste apparatuur en faciliteiten.

7.   Het personeel dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van de activiteiten waarvoor de instantie wenst te worden aangemeld, beschikt over:

a)

een gedegen technische en beroepsopleiding, die alle taken bestrijkt van derden bij het beoordelings- en verificatieproces, in het gebied waarvoor de instantie is aangemeld;

b)

een bevredigende kennis van de eisen inzake de beoordelingen en verificaties die het verricht en voldoende autoriteit om die activiteiten uit te voeren, met inbegrip van voldoende kennis van en inzicht in de toepasselijke geharmoniseerde technische specificaties, de Europese beoordelingsdocumenten en de toepasselijke bepalingen van de verordening;

c)

de vereiste bekwaamheid voor het opstellen van certificaten, dossiers en rapporten die aantonen dat de beoordelingen en verificaties zijn uitgevoerd.

8.   Het personeel dat verantwoordelijk is voor het nemen van beoordelingsbesluiten:

a)

is in dienst van de conformiteitsbeoordelingsinstantie volgens het nationale recht van de aanmeldende lidstaat;

b)

heeft geen mogelijke belangenconflicten;

c)

is bevoegd om de beoordelingen van andere personeelsleden, externe deskundigen of onderaannemers te verifiëren;

d)

is toereikend in aantal om de bedrijfscontinuïteit en een consistente aanpak van conformiteitsbeoordelingen te waarborgen.

9.   De onpartijdigheid van de instantie en haar hoogste leidinggevenden en van het beoordelingspersoneel wordt gewaarborgd.

De vergoeding van de hoogste leidinggevenden en het beoordelingspersoneel van een instantie hangt niet af van het aantal uitgevoerde beoordelingen of van de resultaten daarvan.

10.   Een conformiteitsbeoordelingsinstantie sluit een aansprakelijkheidsverzekering af, tenzij de wettelijke aansprakelijkheid op basis van het nationale recht door de lidstaat wordt gedekt of de lidstaat zelf rechtstreeks verantwoordelijk is voor de verrichte beoordeling of verificatie.

11.   Het personeel van de conformiteitsbeoordelingsinstantie is gebonden aan het beroepsgeheim ten aanzien van alle informatie waarvan het kennis neemt bij de uitoefening van de taken uit hoofde van bijlage IX, behalve ten opzichte van de aanmeldende autoriteiten en andere bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaat waar de activiteiten plaatsvinden. Eigendomsrechten worden beschermd.

12.   Conformiteitsbeoordelingsinstanties nemen deel aan, of zorgen ervoor dat hun beoordelingspersoneel op de hoogte is van de desbetreffende normalisatieactiviteiten en de activiteiten van de coördinatiegroep van aangemelde instanties die uit hoofde van deze verordening is opgericht, en passen de door die groep genomen administratieve besluiten en geproduceerde documenten toe als algemene richtsnoeren.

Artikel 47

Vermoeden van conformiteit van aangemelde instanties

Indien een conformiteitsbeoordelingsinstantie die moet worden gemachtigd om taken van derden uit te voeren binnen het beoordelings- en verificatieproces, aantoont dat zij voldoet aan de criteria van de toepasselijke geharmoniseerde normen waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, geharmoniseerde technische specificaties zoals bedoeld in artikel 5, Europese beoordelingsdocumenten, vrijwillige geharmoniseerde normen voor productvereisten waarvan de referentienummers overeenkomstig artikel 7, lid 5 of lid 6, in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt of de in artikel 8, lid 1, bedoelde gemeenschappelijke specificaties, of delen daarvan, wordt zij geacht aan de eisen van artikel 46 te voldoen, voor zover de toepasselijke geharmoniseerde documenten die eisen bestrijken.

Artikel 48

Dochterondernemingen van en uitbesteding door aangemelde instanties

1.   Indien een aangemelde instantie specifieke taken in verband met de taken van derden binnen het beoordelings- en verificatieproces uitbesteedt of door een dochteronderneming laat uitvoeren, waarborgt zij dat de onderaannemer of dochteronderneming voldoet aan de eisen van artikel 46 en brengt zij de aanmeldende autoriteit daarvan op de hoogte.

2.   De aangemelde instantie neemt de volledige verantwoordelijkheid op zich voor de taken die worden verricht door onderaannemers of dochterondernemingen, ongeacht waar die zijn gevestigd, en houdt toezicht op hun bekwaamheid in relatie tot haar eigen bekwaamheid zoals beschreven in artikel 46, lid 6, punt b).

3.   Activiteiten mogen uitsluitend met instemming van de klant worden uitbesteed of door een dochteronderneming worden uitgevoerd.

4.   De aangemelde instantie houdt alle ter zake dienende documenten over de beoordeling van en het toezicht op de kwalificaties van de onderaannemer of dochteronderneming en over de door hen uit hoofde van bijlage IX uitgevoerde werkzaamheden ter beschikking van de aanmeldende autoriteit.

Artikel 49

Gebruik van faciliteiten buiten het testlaboratorium van de aangemelde instantie

1.   Indien dat om technische, economische of logistieke redenen in verband met de aard van het product of de testapparatuur verantwoord is, kunnen aangemelde instanties op verzoek van de fabrikant besluiten de in bijlage IX bedoelde tests voor de beoordelings- en verificatiesystemen 1+, 1 en 3 uit te voeren of onder hun toezicht te laten uitvoeren, hetzij in de productie-installaties met gebruikmaking van de testapparatuur van het interne laboratorium van de fabrikant, hetzij, met zijn voorafgaande toestemming, in een extern laboratorium met gebruikmaking van de testapparatuur van dat laboratorium.

Aangemelde instanties die die tests uitvoeren, worden specifiek aangewezen als bevoegd om buiten hun eigen testfaciliteiten te werken en voldoen in dat verband ook aan de voorschriften van artikel 46.

2.   Alvorens de tests zoals bedoeld in lid 1 uit te voeren, gaan de aangemelde instanties na of aan de voorschriften van de testmethode is voldaan en beoordelen zij:

a)

of de testapparatuur een passend ijksysteem heeft en of de traceerbaarheid van de metingen gewaarborgd is, en

b)

of de kwaliteit van de testresultaten gewaarborgd is.

De aangemelde instanties zijn volledig verantwoordelijk voor de tests in hun geheel, met inbegrip van de nauwkeurigheid en traceerbaarheid van de ijking en metingen, en voor de betrouwbaarheid van de testresultaten.

Artikel 50

Verzoek om aanmelding

1.   Om te worden gemachtigd voor het uitvoeren van taken van derden binnen de beoordelings- en verificatiesystemen, dient een instantie een verzoek om aanmelding in bij de aanmeldende autoriteit van de lidstaat waar zij is gevestigd.

2.   Het verzoek gaat vergezeld van een beschrijving van de te verrichten activiteiten, van de beoordelings- en verificatieprocessen waarvoor de instantie verklaart bekwaam te zijn, een beschrijving van bekwaamheid zoals bedoeld in artikel 46, lid 6, punt b), alsook, in voorkomend geval, van een accreditatiecertificaat dat is afgegeven door een nationale accreditatie-instantie waarin wordt verklaard dat de instantie voldoet aan de eisen van artikel 46. Het accreditatiecertificaat heeft uitsluitend betrekking op de specifieke juridische instantie die om aanmelding verzoekt en is, behalve op de desbetreffende geharmoniseerde normen, gebaseerd op de specifieke eisen en taken zoals bepaald in deze verordening.

3.   Indien de betrokken instantie geen accreditatiecertificaat kan verstrekken, verstrekt zij de aanmeldende autoriteit alle bewijsstukken die nodig zijn voor de verificatie en erkenning van en het regelmatig toezicht op haar conformiteit met de eisen van artikel 46.

Artikel 51

Aanmeldingsprocedure

1.   Aanmeldende autoriteiten mogen uitsluitend instanties aanmelden die voldoen aan de eisen van artikel 46.

2.   Aanmeldende autoriteiten verrichten de aanmelding bij de Commissie en de andere lidstaten met gebruikmaking van het door de Commissie ontwikkelde en beheerde elektronische aanmeldingssysteem.

Voor de in bijlage X genoemde gevallen met betrekking tot groepen essentiële kenmerken waarvoor het passende elektronische instrument niet beschikbaar is, wordt bij wijze van uitzondering een aanmelding in een ander elektronisch formaat aanvaard.

3.   De aanmelding bevat de volledige gegevens over de uit te voeren functies, een verwijzing naar de relevante geharmoniseerde technische specificatie of het relevante Europese beoordelingsdocument en, voor de toepassing van het in bijlage IX beschreven systeem, de essentiële kenmerken waarvoor de instantie bekwaam is en het desbetreffende attest van die bekwaamheid.

Verwijzing naar de relevante geharmoniseerde technische specificatie of het relevante Europese beoordelingsdocument is echter niet vereist in de in bijlage X beschreven gevallen betreffende groepen essentiële kenmerken.

4.   Indien een aanmelding niet gebaseerd is op een accreditatiecertificaat zoals bedoeld in artikel 50, lid 2, verschaft de aanmeldende autoriteit de Commissie en de andere lidstaten alle bewijsstukken waaruit de bekwaamheid van de instantie blijkt, evenals de regeling die waarborgt dat die instantie regelmatig wordt gemonitord en zal blijven voldoen aan de eisen van artikel 46.

5.   De betrokken instantie mag de activiteiten van een aangemelde instantie alleen verrichten als de Commissie of de andere lidstaten geen bezwaren hebben ingediend binnen twee weken na een aanmelding indien er een accreditatiecertificaat wordt gebruikt, of binnen twee maanden na een aanmelding zonder accreditatiecertificaat.

Alleen een dergelijke instantie wordt voor de toepassing van deze verordening als aangemelde instantie beschouwd.

6.   Geldige aanmeldingen worden door de Commissie opgenomen in de in artikel 52, lid 2, bedoelde lijst van aangemelde instanties.

7.   De Commissie en de andere lidstaten worden in kennis gesteld van alle ter zake dienende latere wijzigingen in de aanmelding.

Artikel 52

Identificatienummers en lijsten van aangemelde instanties

1.   De Commissie kent aan aangemelde instanties een identificatienummer toe.

Zij kent per instantie slechts één nummer toe, ook als de instantie uit hoofde van diverse handelingen van de Unie is aangemeld.

2.   De Commissie maakt de lijst van uit hoofde van deze verordening aangemelde instanties openbaar, onder vermelding van de aan hen toegekende identificatienummers en de activiteiten waarvoor zij zijn aangemeld.

De Commissie zorgt voor de bijwerking van die lijst.

Artikel 53

Wijziging van de aanmelding

1.   Indien een aanmeldende autoriteit heeft geconstateerd of vernomen dat een aangemelde instantie niet meer aan de eisen van artikel 46 voldoet of haar verplichtingen niet nakomt, wordt de aanmelding door de aanmeldende autoriteit beperkt, geschorst of ingetrokken, afhankelijk van de ernst van het niet voldoen aan die eisen of het niet nakomen van die verplichtingen. Zij brengt de Commissie en de andere lidstaten daarvan onmiddellijk op de hoogte.

2.   Indien de aanmelding wordt beperkt, geschorst of ingetrokken, of de aangemelde instantie haar activiteiten heeft gestaakt, doet de aanmeldende lidstaat het nodige om ervoor te zorgen dat de dossiers van die instantie hetzij door een andere aangemelde instantie worden behandeld, hetzij aan de verantwoordelijke aanmeldende en bevoegde nationale autoriteiten op hun verzoek ter beschikking kunnen worden gesteld.

Artikel 54

Betwisting van de bekwaamheid van aangemelde instanties

1.   De Commissie onderzoekt alle gevallen waarin zij twijfelt of in kennis wordt gesteld van twijfels over de bekwaamheid van een aangemelde instantie of over de vraag of een aangemelde instantie nog aan de voor haar toepasselijke eisen voldoet en haar verantwoordelijkheden nakomt.

2.   De aanmeldende lidstaat verstrekt de Commissie op verzoek alle informatie over de grondslag van de aanmelding of over het op peil houden van de bekwaamheid van de betrokken instantie.

3.   De Commissie zorgt ervoor dat alle tijdens haar onderzoek ontvangen gevoelige informatie vertrouwelijk wordt behandeld.

4.   Indien de Commissie vaststelt dat een aangemelde instantie niet of niet meer aan de aanmeldingseisen voldoet, brengt zij de aanmeldende lidstaat daarvan op de hoogte en verzoekt zij die lidstaat de nodige corrigerende maatregelen te nemen, en zo nodig de aanmelding in te trekken.

Artikel 55

Operationele verplichtingen van aangemelde instanties

1.   Aangemelde instanties voeren overeenkomstig bijlage IX de volgende beoordelingen en verificaties uit:

a)

de prestaties en conformiteit van producten beoordelen;

b)

de conformiteit van producten verifiëren;

c)

de bestendigheid van de prestaties van producten verifiëren;

d)

de door de fabrikant uitgevoerde berekeningen van de ecologische duurzaamheid valideren;

e)

nagaan of de fabrikant aan de verplichtingen van deze verordening voldoet.

Die taken worden hierna “beoordelingen en verificaties” genoemd.

2.   Beoordelingen en verificaties worden met inachtneming van transparantie naar de fabrikant toe en op evenredige wijze uitgevoerd, waarbij voorkomen wordt de marktdeelnemers onnodig te belasten. De aangemelde instanties houden bij de uitoefening van hun activiteiten naar behoren rekening met de omvang van de onderneming, de sector waarin de onderneming actief is, haar structuur, de mate van technologische complexiteit van de producten en het massa- of seriematige karakter van het productieproces.

Daarbij nemen de aangemelde instanties desalniettemin de door deze verordening voor het product vereiste striktheid in acht en houden zij rekening met de rol die het product speelt om aan alle fundamentele eisen voor bouwwerken te voldoen.

3.   Indien een aangemelde instantie bij de initiële inspectie van de productie-installatie en van de productiecontrole in de fabriek vaststelt dat de fabrikant de prestatiebestendigheid en conformiteit van het vervaardigde product niet garandeert, verlangt zij van de fabrikant dat die passende corrigerende maatregelen neemt en geeft zij geen certificaat of valideringsverslag af.

4.   Indien een aangemelde instantie bij het toezicht op de verificatie van de conformiteit en prestatiebestendigheid van het vervaardigde product vaststelt dat een product niet meer dezelfde prestaties heeft als het producttype, verlangt zij van de fabrikant dat hij passende corrigerende maatregelen neemt; zo nodig schorst zij het certificaat of valideringsverslag of trekt zij het in.

5.   Indien er geen corrigerende maatregelen worden genomen of de genomen maatregelen niet het vereiste effect hebben, worden de certificaten of valideringsverslagen door de aangemelde instantie naargelang het geval beperkt, geschorst of ingetrokken.

6.   Bij het nemen van beoordelingsbesluiten, onder meer wanneer zij beslissen of het nodig is een certificaat of valideringsverslag te schorsen of in te trekken in het licht van mogelijke gevallen van non-conformiteit, passen de aangemelde instanties duidelijke en vooraf vastgestelde criteria toe.

7.   Op verzoek van een fabrikant of aanbieder werken aangemelde instanties samen en delen zij alle relevante informatie met aangemelde instanties die zijn beoordelingen en verificaties overeenkomstig artikel 62 hebben erkend. De aangemelde instanties sluiten daartoe een overeenkomst.

Artikel 56

Informatieverplichtingen voor aangemelde instanties

1.   Aangemelde instanties brengen de aanmeldende autoriteit op de hoogte van:

a)

elke weigering, beperking, schorsing of intrekking van certificaten, valideringsverslagen of testverslagen;

b)

alle omstandigheden die van invloed zijn op het toepassingsgebied en de voorwaarden voor hun aanmelding;

c)

elk verzoek om informatie over uitgevoerde beoordelings- of verificatieactiviteiten die zij van bevoegde nationale autoriteiten hebben ontvangen, en

d)

op verzoek, de binnen het toepassingsgebied van hun aanmelding uitgevoerde taken van derden overeenkomstig de beoordelings- en verificatiesystemen, en alle andere verrichte activiteiten, waaronder grensoverschrijdende activiteiten en uitbesteding.

2.   Aangemelde instanties verstrekken de andere uit hoofde van deze verordening aangemelde instanties die soortgelijke taken van derden uitvoeren overeenkomstig de beoordelings- en verificatiesystemen en voor producten die onder dezelfde geharmoniseerde technische specificatie of hetzelfde Europese beoordelingsdocument vallen relevante informatie over negatieve resultaten van die beoordelingen en verificaties, waarin zij met name eventuele weigeringen, beperkingen, schorsingen of intrekkingen van certificaten, valideringsverslagen of testverslagen melden, en op verzoek, positieve resultaten van die beoordelingen.

Een aangemelde instantie deelt op verzoek van een andere aangemelde instantie, een bevoegde nationale autoriteit of de Commissie de verzoekende partij mee of de door haar afgegeven certificaten, valideringsverslagen of testverslagen geldig, beperkt, geschorst of ingetrokken zijn.

3.   Indien de Commissie of een bevoegde nationale autoriteit van een lidstaat bij een op het grondgebied van een andere lidstaat gevestigde aangemelde instantie een verzoek indient in verband met een door die aangemelde instantie verrichte beoordeling, stuurt zij een kopie van dat verzoek aan de aanmeldende autoriteit van die andere lidstaat. De betrokken aangemelde instantie reageert onverwijld, en uiterlijk binnen 15 dagen, op het verzoek. De aanmeldende autoriteit zorgt ervoor dat dergelijke verzoeken door de aangemelde instantie worden opgelost, tenzij er een gegronde reden is om dat niet te doen.

4.   Indien aangemelde instanties bewijs hebben of krijgen dat:

a)

een andere aangemelde instantie niet voldoet aan de eisen van artikel 46 of aan haar verplichtingen;

b)

een in de handel gebracht product niet voldoet aan deze verordening;

c)

een in de handel gebracht product door zijn fysieke toestand waarschijnlijk een ernstig risico met zich meebrengt,

waarschuwen zij, en delen zij dat bewijs naargelang het geval met, de desbetreffende markttoezichtautoriteit of aanmeldende autoriteit.

Artikel 57

Uitvoeringshandelingen betreffende de verplichtingen van aangemelde instanties

Indien dat noodzakelijk is om een geharmoniseerde toepassing van deze verordening te waarborgen en indien de coördinatiegroep van aanmeldende en aanwijzende autoriteiten niet in staat is geweest een geschil over hun uiteenlopende praktijken op te lossen overeenkomstig artikel 45, kan de Commissie, enkel voor zover dat nodig is om te voorkomen dat uiteenlopende praktijken de interne markt voor marktdeelnemers fragmenteren, uitvoeringshandelingen vaststellen met nadere gegevens over de wijze waarop de in de artikelen 55 en 56 vervatte verplichtingen van aangemelde instanties moeten worden nagekomen.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 90, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 58

Coördinatie van aangemelde instanties

1.   De Commissie zorgt ervoor dat tussen de uit hoofde van deze verordening aangemelde instanties passende coördinatie en samenwerking tot stand komt en dat die coördinatie en samenwerking in de vorm van een groep van aangemelde instanties naar behoren functioneren.

Aangemelde instanties nemen rechtstreeks of via aangewezen vertegenwoordigers deel aan de werkzaamheden van die groep. De aanmeldende autoriteiten zorgen ervoor dat de aangemelde instanties aan de werkzaamheden van die groep deelnemen.

2.   Aangemelde instanties passen als algemene richtsnoeren alle relevante documenten toe die zijn voortgekomen uit de werkzaamheden van de in lid 1 bedoelde groep.

3.   De coördinatie en samenwerking binnen de in lid 1 bedoelde groep is erop gericht de geharmoniseerde toepassing van deze verordening te waarborgen.

HOOFDSTUK VII

VEREENVOUDIGDE PROCEDURES

Artikel 59

Vervanging van typeonderzoek en typeberekening

1.   Een fabrikant mag het typeonderzoek of de typeberekening vervangen door een specifiek deel in de in artikel 22, lid 3, bedoelde technische documentatie waaruit blijkt dat:

a)

voor een of meer essentiële kenmerken van het product dat de fabrikant in de handel brengt, dat product geacht wordt een bepaald prestatieniveau of een bepaalde prestatieklasse te halen zonder tests of berekening of zonder verdere tests of berekening, overeenkomstig de voorwaarden die in de in artikel 5, lid 6, bedoelde gedelegeerde handelingen zijn vastgesteld, of

b)

het product dat onder een geharmoniseerde technische specificatie of een Europees beoordelingsdocument valt en dat de fabrikant in de handel brengt, een samenstel is van componenten die de fabrikant naar behoren samenvoegt volgens nauwkeurige instructies, met inbegrip van compatibiliteitscriteria in het geval van afzonderlijke componenten, van de leverancier van dat samenstel of een component ervan, die dat samenstel of die component al overeenkomstig de relevante geharmoniseerde technische specificatie of het Europees beoordelingsdocument op een of meer essentiële kenmerken heeft getest. Wanneer aan die voorwaarden is voldaan en de fabrikant met name heeft geverifieerd dat aan de precieze compatibiliteitscriteria van de leverancier is voldaan, heeft de fabrikant het recht te verklaren dat de prestaties overeenkomen met alle of een deel van de aan de fabrikant verstrekte testresultaten voor het samenstel of de component;

c)

het product dat onder een geharmoniseerde technische specificatie of een Europese technische beoordeling valt en dat de fabrikant in de handel brengt, overeenkomt met een producttype van een product dat door een andere fabrikant is vervaardigd en dat reeds aan een typeonderzoek of typeberekening is onderworpen.

Indien aan de voorwaarden in punt c) is voldaan, kan de fabrikant de prestaties aangeven op basis van alle of een deel van de resultaten van dat andere product. De fabrikant past die vereenvoudiging alleen toe na toestemming te hebben verkregen van de andere fabrikant, die verantwoordelijk blijft voor de nauwkeurigheid, betrouwbaarheid en bestendigheid van die testresultaten.

2.   Indien het toepasselijke beoordelings- en verificatiesysteem een prestatiebeoordeling door een aangemelde instantie zoals bedoeld in bijlage IX omvat, beoordeelt en certificeert een aangemelde instantie of TBI, in plaats van de prestaties van het product te beoordelen zoals beschreven in bijlage IX, of de in lid 1 van dit artikel bedoelde verplichtingen correct zijn nagekomen.

Artikel 60

Gebruik van vereenvoudigde procedures door micro-ondernemingen

1.   Een micro-onderneming kan het typeonderzoek of de typeberekening voor een essentieel kenmerk in het kader van het in bijlage IX, punt 5, beschreven beoordelings- en verificatiesysteem 3 vervangen door een specifiek deel in de in artikel 22, lid 3, bedoelde technische documentatie waarin gegevens worden verstrekt die gelijkwaardig zijn aan de voor dat essentiële kenmerk vereiste beoordeling overeenkomstig de toepasselijke geharmoniseerde technische specificaties of het Europees beoordelingsdocument.

2.   In plaats van de in bijlage IX beschreven beoordeling van de prestaties van het product beoordeelt en certificeert een aangemelde instantie of TBI of de in lid 1 van dit artikel bedoelde verplichtingen correct zijn nagekomen.

Artikel 61

Als maatwerk vervaardigde niet-seriematige producten

1.   Als alternatief voor de vrijstelling in artikel 14, punt a), kan een fabrikant van een product dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 14, punt a), de prestatiebeoordeling van het product vervangen door een specifiek deel in de in artikel 22, lid 3, bedoelde technische documentatie waaruit blijkt dat het product aan de toepasselijke eisen voldoet, waarbij de fabrikant gegevens verstrekt die gelijkwaardig zijn aan de gegevens die vereist zijn door deze verordening en de toepasselijke geharmoniseerde technische specificaties of het Europees beoordelingsdocument.

2.   Indien het toepasselijke beoordelings- en verificatiesysteem een prestatiebeoordeling door een aangemelde instantie zoals bedoeld in bijlage IX omvat, beoordeelt en certificeert een aangemelde instantie of TBI, in plaats van de prestaties van het product te beoordelen zoals beschreven in bijlage IX, of de in lid 1 van dit artikel bedoelde verplichtingen correct zijn nagekomen.

Artikel 62

Erkenning van de beoordeling en verificatie door een andere aangemelde instantie

1.   Wanneer een aangemelde instantie een bepaald product moet beoordelen en verifiëren overeenkomstig bijlage IX, kan zij afzien van de beoordeling en de verificatie en de beoordeling en verificatie die door een andere aangemelde instantie voor dezelfde marktdeelnemer zijn uitgevoerd, erkennen indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

het product is correct beoordeeld en geverifieerd door de andere aangemelde instantie;

b)

de beoordeelde of geverifieerde marktdeelnemer stemt ermee in alle relevante gegevens en documenten te delen met de erkennende aangemelde instantie, en

c)

de geldigheid van het certificaat is beperkt tot de geldigheid van het door de andere aangemelde instantie afgegeven certificaat.

Dit lid is ook van toepassing op valideringsverslagen en op beoordelingen van de berekening van de ecologische duurzaamheid die zijn uitgevoerd in het kader van Verordening (EU) 2024/1781.

2.   Wanneer een aangemelde instantie een bepaald product moet beoordelen en verifiëren overeenkomstig bijlage IX, kan zij afzien van de beoordeling en verificatie van de onderdelen of materialen ervan en de resultaten van de beoordeling en verificatie door een andere aangemelde instantie erkennen, indien de aanbieder van die onderdelen of materialen het vereiste beoordelings- en verificatiesysteem daarop heeft toegepast en er tussen de fabrikant van het product en de aanbieder een overeenkomst bestaat die de vrije uitwisseling van alle informatie tussen hen en de aangemelde instanties waarborgt met het oog op de naleving van deze verordening.

Dit lid is ook van toepassing op beoordelingen van berekeningen van de ecologische duurzaamheid die zijn uitgevoerd in het kader van Verordening (EU) 2024/1781.

HOOFDSTUK VIII

MARKTTOEZICHT- EN VRIJWARINGSPROCEDURES

Artikel 63

Klachtenportaal

1.   Onverminderd de verplichtingen van marktdeelnemers uit hoofde van deze verordening en de activiteiten van markttoezichtautoriteiten uit hoofde van Verordening (EU) 2019/1020, zet de Commissie een systeem op dat alle natuurlijke of rechtspersonen in staat stelt klachten of meldingen met betrekking tot mogelijke gevallen van non-conformiteit met deze verordening te delen.

2.   Wanneer de Commissie een klacht of een melding op grond van duidelijk gedefinieerde criteria relevant en onderbouwd acht, geeft zij die klacht of melding zonder onnodige vertraging door aan het centrale contactpunt van de desbetreffende lidstaat voor een follow-up met de betrokken natuurlijke of rechtspersoon overeenkomstig artikel 11, lid 7, punt a), van Verordening (EU) 2019/1020.

Artikel 64

Markttoezichtautoriteiten en centraal contactpunt

1.   De lidstaten wijzen onder hun markttoezichtautoriteiten een of meer autoriteiten aan die beschikken over de specifieke kennis die nodig is om producten zowel technisch als juridisch te beoordelen.

2.   De lidstaten wijzen een centraal contactpunt aan dat fungeert als contactpunt voor contacten met de Commissie en de centrale contactpunten van andere lidstaten die uit hoofde van deze verordening bevoegd zijn, met inbegrip van verzoeken op grond van de artikelen 22, 23 en 24 van Verordening (EU) 2019/1020.

3.   De overeenkomstig lid 1 van dit artikel aangewezen markttoezichtautoriteiten beschikken over alle in artikel 14 van Verordening (EU) 2019/1020 genoemde bevoegdheden. Voor de toepassing van deze verordening gelden die bevoegdheden ook voor alle marktdeelnemers die onder deze verordening vallen.

4.   Met het oog op markttoezicht, onderzoek en handhaving hebben de bevoegde markttoezichtautoriteiten de bevoegdheid om van andere autoriteiten of instanties relevante informatie op te vragen die zij in hun bezit hebben.

Artikel 65

Procedures voor non-conformiteit

1.   Indien een markttoezichtautoriteit van een lidstaat voldoende redenen heeft om aan te nemen dat bepaalde producten die onder een geharmoniseerde technische specificatie vallen of waarvoor een Europese technische beoordeling is verstrekt, niet conform zijn of de fabrikant ervan niet aan de eisen voldoet, voert zij een evaluatie uit van die producten en van de betrokken fabrikant in het licht van de in deze verordening vastgestelde respectieve eisen. De desbetreffende marktdeelnemers werken zo nodig samen met de markttoezichtautoriteiten.

Wanneer de markttoezichtautoriteit bij die evaluatie vaststelt dat de producten of de fabrikant ervan niet aan de eisen en verplichtingen van deze verordening voldoen, vereist zij onverwijld van de betrokken marktdeelnemer dat die passende en evenredige corrigerende maatregelen neemt om, zoals bepaald in artikel 16, lid 3, van Verordening (EU) 2019/1020, een einde te maken aan de non-conformiteit, of indien dat niet mogelijk is, de producten allemaal binnen een redelijke termijn, die evenredig is met de aard van de non-conformiteit, uit de handel te nemen of terug te roepen.

De markttoezichtautoriteit stelt de eventueel betrokken aangemelde instanties daarvan op de hoogte.

2.   Indien de markttoezichtautoriteit van mening is dat de non-conformiteit niet tot het nationale grondgebied van de autoriteit beperkt is, brengt zij de Commissie en de andere lidstaten via het centrale contactpunt op de hoogte van de resultaten van de evaluatie en van de maatregelen die zij van de marktdeelnemer heeft verlangd.

3.   De marktdeelnemer zorgt ervoor dat alle passende corrigerende maatregelen worden genomen met betrekking tot alle betrokken producten die de marktdeelnemer in de Unie op de markt heeft aangeboden.

4.   Wanneer de betrokken marktdeelnemer niet binnen de in lid 1, tweede alinea, bedoelde termijn de in lid 1, tweede alinea, bedoelde corrigerende maatregelen neemt of indien de non-conformiteit aanhoudt, zorgt de markttoezichtautoriteit ervoor dat het desbetreffende product uit de handel wordt genomen of wordt teruggeroepen of dat het op de markt aanbieden ervan wordt verboden of beperkt.

De markttoezichtautoriteit stelt het publiek en, via het centrale contactpunt, de Commissie en de andere lidstaten onverwijld in kennis van die maatregelen.

5.   De in de tweede alinea van lid 4 bedoelde informatie omvat alle beschikbare details, met name de gegevens die nodig zijn om de non-conforme producten te identificeren en om de oorsprong van die producten, de aard van de beweerde non-conformiteit en van het risico, en de aard en de duur van de nationale maatregelen vast te stellen, evenals de argumenten die door de desbetreffende marktdeelnemer worden aangevoerd. De markttoezichtautoriteiten vermelden met name of de non-conformiteit een van de volgende redenen heeft:

a)

de producten halen de aangegeven prestatie niet;

b)

de producten voldoen niet aan de productvereisten die zijn vastgesteld in de in artikel 7, lid 1, bedoelde gedelegeerde handelingen;

c)

de fabrikant komt zijn verplichtingen niet na;

d)

er zijn tekortkomingen in de geharmoniseerde technische specificaties, in een Europees beoordelingsdocument, in de vrijwillige geharmoniseerde normen voor productvereisten waarvan de referentienummers overeenkomstig artikel 7, lid 5 of lid 6, in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt of in de gemeenschappelijke specificaties die zijn vastgesteld bij de in artikel 8, lid 1, bedoelde uitvoeringshandelingen.

6.   De andere lidstaten dan die welke de procedure in gang heeft gezet, brengen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld op de hoogte van door hen genomen maatregelen en van aanvullende informatie waarover zij beschikken in verband met de non-conformiteit van de producten, en van hun bezwaren indien zij het niet eens zijn met de aangemelde nationale maatregel.

7.   Indien een lidstaat noch de Commissie, binnen twee maanden na de ontvangst van de in lid 4 bedoelde informatie, bezwaar maakt tegen een voorlopige maatregel van een lidstaat jegens het betrokken product, wordt die maatregel geacht gerechtvaardigd te zijn.

8.   De lidstaten zorgen ervoor dat ten aanzien van het betrokken product of de betrokken fabrikant onverwijld de passende beperkende maatregelen worden genomen, zoals het uit de handel nemen van de producten op hun markt.

Artikel 66

Vrijwaringsprocedure van de Unie

1.   Indien na voltooiing van de procedure in artikel 65, leden 4, 6 en 7, bezwaren tegen een maatregel van een lidstaat worden ingebracht of de Commissie van mening is dat de nationale maatregel in strijd is met Uniewetgeving, treedt de Commissie onverwijld in overleg met de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer en voert zij een evaluatie van de nationale maatregel uit. De overlegtermijn bedraagt maximaal twee maanden. Aan de hand van de resultaten van die evaluatie streeft de Commissie ernaar na afloop van de overlegperiode binnen twee maanden uitvoeringshandelingen vast te stellen waarin zij haar besluit uiteenzet over de vraag of de maatregel al dan niet gerechtvaardigd is.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 90, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

De Commissie richt haar besluit tot alle lidstaten en brengt de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer daar onmiddellijk van op de hoogte.

2.   Indien de nationale maatregel gerechtvaardigd wordt geacht, zorgen alle lidstaten er onverwijld voor dat er passende beperkende maatregelen, zoals het uit de handel nemen, worden genomen ten aanzien van het niet-conforme product en stellen zij de Commissie daarvan in kennis. Indien de nationale maatregel niet gerechtvaardigd wordt geacht, trekt de betrokken lidstaat de maatregel in.

3.   Indien de nationale maatregel gerechtvaardigd wordt geacht en de non-conformiteit van het product of de fabrikant ervan wordt toegeschreven aan tekortkomingen in de geharmoniseerde technische specificaties, Europese beoordelingsdocumenten, vrijwillige geharmoniseerde normen of bij uitvoeringshandelingen vastgestelde gemeenschappelijke specificaties zoals bedoeld in artikel 65, lid 5, punt d), past de Commissie voor zover passend de procedure van artikel 5, lid 9, artikel 6, lid 5, artikel 7, lid 6, of artikel 36 van deze verordening of van artikel 11 van Verordening (EU) nr. 1025/2012 toe.

Artikel 67

Conforme producten die toch een risico vormen

1.   Indien een markttoezichtautoriteit na uitvoering van een evaluatie op grond van artikel 65, lid 1, vaststelt dat een product dat aan deze verordening voldoet toch een risico voor de gezondheid of veiligheid van personen of, indien van toepassing, voor het milieu of voor andere aspecten van de bescherming van het algemeen belang vormt, verlangt die markttoezichtautoriteit van de betrokken marktdeelnemer dat die alle passende maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat de producten dat risico niet meer vormen wanneer die in de handel worden gebracht, of dat die de producten binnen een door de markttoezichtautoriteit vast te stellen redelijke termijn, die evenredig is met de aard van het risico, uit de handel neemt of terugroept.

2.   De marktdeelnemer zorgt ervoor dat alle corrigerende maatregelen worden toegepast op alle betrokken producten die de marktdeelnemer in de Unie op de markt heeft aangeboden.

3.   De markttoezichtautoriteit stelt via het centrale contactpunt de Commissie en de andere lidstaten daarvan onmiddellijk in kennis. Die informatie omvat alle bekende bijzonderheden, met name de gegevens die nodig zijn om het product te identificeren en om de oorsprong en de toeleveringsketen van het product, de aard van het risico en de aard en de duur van de nationale maatregelen vast te stellen.

4.   De Commissie raadpleegt onverwijld de lidstaten en de betrokken marktdeelnemers en beoordeelt de nationale maatregelen die zijn genomen. Aan de hand van de resultaten van die evaluatie stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast waarin zij haar besluit uiteenzet ten aanzien van de vraag of de nationale maatregel al dan niet gerechtvaardigd is, en gelast zij zo nodig passende maatregelen.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 90, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

5.   De Commissie richt haar besluit tot alle lidstaten en brengt de lidstaten en de desbetreffende marktdeelnemer daar onmiddellijk van op de hoogte.

Artikel 68

Coördinatie en ondersteuning van markttoezicht

1.   Voor de toepassing van deze verordening komt de op grond van artikel 30, lid 2, van Verordening (EU) 2019/1020 opgerichte administratievesamenwerkingsgroep (administrative cooperation group — ADCO) regelmatig en zo nodig op een met redenen omkleed verzoek van de Commissie of van twee of meer deelnemende markttoezichtautoriteiten bijeen.

In het kader van de uitvoering van haar in artikel 32 van Verordening (EU) 2019/1020 vastgestelde taken verleent de ADCO ondersteuning bij de uitvoering van deze verordening, namelijk door gemeenschappelijke prioriteiten voor markttoezicht vast te stellen.

2.   Op basis van de prioriteiten die in overleg met de ADCO zijn vastgesteld:

a)

organiseert de Commissie gezamenlijke markttoezicht- en testprojecten op gebieden van gemeenschappelijk belang;

b)

organiseert de Commissie gezamenlijke investeringen in markttoezichtcapaciteiten, met inbegrip van apparatuur en IT-instrumenten;

c)

organiseert de Commissie gemeenschappelijke opleidingen voor het personeel van markttoezichtautoriteiten, aanmeldende autoriteiten en aangemelde instanties, onder meer over de juiste interpretatie en toepassing van deze verordening en over methoden en technieken die relevant zijn voor de toepassing of verificatie van de naleving ervan;

d)

stelt de Commissie richtsnoeren op voor de toepassing en handhaving van deze verordening, met inbegrip van eisen en verplichtingen die zijn beschreven in op grond van deze verordening vastgestelde geharmoniseerde technische specificaties, alsook gemeenschappelijke praktijken en methoden voor doeltreffend markttoezicht.

De Unie financiert indien passend de in de punten a), b) en c) bedoelde acties.

3.   De Commissie verleent technische en logistieke ondersteuning om ervoor te zorgen dat de ADCO haar in dit artikel en in artikel 32 van Verordening (EU) 2019/1020 vastgestelde taken vervult.

Artikel 69

Terugvordering van de kosten

Wanneer een product non-conform wordt bevonden, hebben markttoezichtautoriteiten het recht om van marktdeelnemers die een non-conform product in de handel hebben gebracht of op de markt hebben aangeboden de kosten van documenteninspectie en fysieke producttests terug te vorderen, mits die kosten onderbouwd worden.

Artikel 70

Verslaglegging en benchmarking

1.   De markttoezichtautoriteiten voeren in het in artikel 34 van Verordening (EU) 2019/1020 bedoelde informatie- en communicatiesysteem informatie in over de aard en de ernst van sancties die in verband met non-conformiteit met deze verordening worden opgelegd.

2.   De Commissie stelt om de vier jaar, uiterlijk op 30 juni, een verslag op op basis van de informatie die de markttoezichtautoriteiten hebben ingevoerd in het in artikel 34 van Verordening (EU) 2019/1020 bedoelde informatie- en communicatiesysteem. De eerste van die verslagen wordt uiterlijk op 9 januari 2030 bekendgemaakt.

Het verslag bevat:

a)

informatie over de aard van en het aantal controles die de markttoezichtautoriteiten tijdens de vier voorgaande kalenderjaren op grond van artikel 34, leden 4 en 5, van Verordening (EU) 2019/1020 hebben verricht;

b)

informatie over de geconstateerde mate van niet-naleving en over de aard en zwaarte van de sancties die voor de vier voorgaande kalenderjaren zijn opgelegd met betrekking tot producten die onder geharmoniseerde technische specificaties of een CE-markering op basis van een Europese technische beoordeling vallen;

c)

indicatieve benchmarks voor markttoezichtautoriteiten met betrekking tot de frequentie van de controles en de aard en de zwaarte van de opgelegde sancties.

3.   De Commissie maakt het in lid 2 van dit artikel bedoelde verslag bekend in het in artikel 34 van Verordening (EU) 2019/1020 bedoelde informatie- en communicatiesysteem en maakt een samenvatting van het verslag openbaar.

HOOFDSTUK IX

INFORMATIE EN ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Artikel 71

Informatiesystemen voor geharmoniseerde besluitvorming

1.   De Commissie zorgt voor het opzetten en onderhouden van een informatie- en communicatiesysteem voor de gestructureerde verzameling, verwerking en opslag van informatie over kwesties met betrekking tot de interpretatie of toepassing van de bij of op grond van deze verordening vastgestelde regels, teneinde de geharmoniseerde toepassing van die regels te waarborgen.

Naast de Commissie en de lidstaten hebben markttoezichtautoriteiten, de uit hoofde van artikel 10, lid 3, van Verordening (EU) 2019/1020 aangewezen verbindingsbureaus, de uit hoofde van artikel 25, lid 1, van Verordening (EU) 2019/1020 aangewezen autoriteiten, de aanmeldende autoriteiten, vertegenwoordigers van de groep van aangemelde instanties en van de organisatie van TBI’s en productcontactpunten voor de bouw toegang tot het informatie- en communicatiesysteem.

2.   De in lid 1 genoemde instanties kunnen het informatie- en communicatiesysteem gebruiken om kwesties of problemen aan de orde te stellen in verband met de interpretatie of toepassing van de bij of op grond van deze verordening vastgestelde regels, met inbegrip van hun verband met andere bepalingen van het Unierecht.

3.   Voor de toepassing van lid 2 kunnen de in lid 1 genoemde instanties vragen of kwesties in verband met de volgende onderwerpen opwerpen:

a)

de toepassing of interpretatie door een andere instantie van de bij of op grond van deze verordening vastgestelde regels op een wijze die afwijkt van hun eigen praktijk;

b)

vragen of kwesties die via het informatie- en communicatiesysteem aan de orde worden gesteld in verband met de situatie waarmee zij worden geconfronteerd of met hun eigen praktijk;

c)

situaties waarin de bij of op grond van deze verordening vastgestelde regels niet voorzien wanneer zij voor het eerst worden bekendgemaakt of waarnaar in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt verwezen, met name, maar niet beperkt tot situaties die het gevolg zijn van de opkomst van nieuwe producten of bedrijfsmodellen;

d)

de vraag of de bij of op grond van deze verordening vastgestelde regels van toepassing zijn op een situatie waarop ook andere bepalingen van het Unierecht van toepassing zijn en de daaruit voortvloeiende vraag welke regels voorrang moeten krijgen.

4.   Wanneer de relevante instantie een vraag of kwestie opwerpt, voert zij in het informatie- en communicatiesysteem informatie in over:

a)

elk besluit dat met betrekking tot de aan de orde gestelde vraag of kwestie is genomen;

b)

de reden voor de gevolgde aanpak;

c)

elke andere aanpak die zij heeft vastgesteld en de reden daarvoor.

5.   De lidstaten zetten een nationaal informatiesysteem of een nationale e-maildistributiedienst op om hun bevoegde nationale autoriteiten, de op hun grondgebied actieve marktdeelnemers, TBI’s en aangemelde instanties met vestigingsplaats op hun grondgebied en, op verzoek, ook andere TBI’s en aangemelde instanties, te informeren over alle aangelegenheden die van belang zijn voor de juiste interpretatie of toepassing van de bij of op grond van deze verordening vastgestelde regels. Daarbij houden zij rekening met de informatie die beschikbaar is in het in lid 1 bedoelde informatie- en communicatiesysteem.

6.   Bevoegde nationale autoriteiten, TBI’s en aangemelde instanties die in de respectieve lidstaat gevestigd zijn, registreren zich in het systeem of voor de e-maildistributiedienst en nemen alle via die kanalen doorgegeven informatie in aanmerking. Marktdeelnemers kunnen zich registreren in het systeem of voor de e-maildistributiedienst. De lidstaten nemen passende maatregelen om het systeem of de e-maildistributiedienst onder de aandacht van de marktdeelnemers te brengen.

7.   Het nationale informatiesysteem of de nationale e-maildistributiedienst kan klachten ontvangen van natuurlijke of rechtspersonen, met inbegrip van TBI’s en aangemelde instanties, over de ongelijke toepassing van de bij of op grond van deze verordening vastgestelde regels. Wanneer dat passend wordt geacht, zendt het centrale contactpunt die klachten door aan haar collega’s in de andere lidstaten en aan de Commissie.

Artikel 72

Productcontactpunten voor de bouw

1.   De lidstaten ondersteunen marktdeelnemers via productcontactpunten voor de bouw. De lidstaten wijzen op hun grondgebied ten minste één productcontactpunt voor de bouw aan en handhaven dat contactpunt, en zorgen ervoor dat hun productcontactpunten voor de bouw over voldoende bevoegdheden en toereikende middelen beschikken om hun taken naar behoren uit te voeren. Zij zorgen ervoor dat productcontactpunten voor de bouw hun diensten verlenen overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1724 en dat zij samenwerken met de op grond van artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) 2019/515 van het Europees Parlement en de Raad (29) ingestelde productcontactpunten voor wederzijdse erkenning.

2.   Productcontactpunten voor de bouw verstrekken op verzoek van een marktdeelnemer of een bevoegde nationale autoriteit van een andere lidstaat alle nuttige informatie over producten, zoals:

a)

elektronische kopieën van of online toegang tot de nationale technische voorschriften en nationale administratieve procedures die van toepassing zijn op producten op het grondgebied waar de productcontactpunten voor de bouw zijn gevestigd;

b)

informatie over de vraag of voor die producten uit hoofde van het nationale recht een voorafgaande machtiging vereist is;

c)

regels die van toepassing zijn op de verwerking, assemblage of installatie van producten.

De productcontactpunten voor de bouw verstrekken ook informatie over productgerelateerde bepalingen van deze verordening en van de overeenkomstig deze verordening vastgestelde handelingen.

3.   De productcontactpunten voor de bouw verstrekken informatie binnen 15 werkdagen na ontvangst van een verzoek uit hoofde van lid 2, en brengen daarvoor geen vergoeding in rekening.

4.   De productcontactpunten voor de bouw zijn in staat hun taken op zodanige wijze uit te oefenen dat belangenconflicten worden voorkomen, met name waar het gaat om de procedures ter verkrijging van de CE-markering.

5.   De leden 1 tot en met 4 zijn ook van toepassing op producten die nog niet onder geharmoniseerde technische specificaties vallen.

6.   De Commissie maakt een lijst van de nationale productcontactpunten voor de bouw bekend en werkt die regelmatig bij.

Artikel 73

Opleidingen en uitwisseling van personeelsleden

1.   Markttoezichtautoriteiten, productcontactpunten voor de bouw, aanwijzende autoriteiten, TBI’s, aanmeldende autoriteiten en aangemelde instanties zorgen ervoor dat hun personeel:

a)

op de hoogte blijft van de ontwikkelingen op het betrokken bevoegdheidsterrein en daartoe periodiek bijscholing ontvangt, en

b)

regelmatig opleidingen volgt over de geharmoniseerde interpretatie en toepassing van de bij of op grond van deze verordening vastgestelde regels.

2.   De Commissie organiseert op gezette tijden en ten minste eenmaal per jaar gezamenlijke opleidingsevenementen voor het personeel van markttoezichtautoriteiten, productcontactpunten voor de bouw, aanwijzende autoriteiten, aanmeldende autoriteiten en aangemelde instanties. De Commissie organiseert die opleidingsevenementen in samenwerking met de lidstaten.

De opleidingsevenementen staan open voor deelname van het personeel van de uit hoofde van artikel 25, lid 1, van Verordening (EU) 2019/1020 aangewezen autoriteiten, de uit hoofde van artikel 10, lid 3, van Verordening (EU) 2019/1020 aangewezen verbindingsbureaus en, indien passend, van andere autoriteiten van de lidstaten die betrokken zijn bij de uitvoering of handhaving van deze verordening.

3.   De Commissie kan in samenwerking met de lidstaten programma’s organiseren voor de uitwisseling van personeel tussen de markttoezichtautoriteiten, de aanmeldende autoriteiten en de aangemelde instanties van twee of meer lidstaten.

Artikel 74

Gedeelde rollen en gezamenlijke besluitvorming

1.   Om te voldoen aan hun verplichtingen uit hoofde van deze verordening met betrekking tot markttoezicht en aanwijzing van en toezicht op TBI’s, aangemelde instanties en productcontactpunten voor de bouw, kunnen de lidstaten:

a)

een instantie of autoriteit aanwijzen die in samenwerking met een andere lidstaat of andere lidstaten wordt opgericht met het oog op gezamenlijke aanwijzing;

b)

een instantie of autoriteit aanwijzen die reeds voor hetzelfde doel door een andere lidstaat is aangewezen, in samenwerking met die lidstaat.

De betrokken lidstaten zorgen er samen voor dat de gemeenschappelijke instanties of autoriteiten aan alle relevante eisen voldoen. Zij zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor hen, terwijl besluiten die ten aanzien van natuurlijke of rechtspersonen in een bepaalde lidstaat worden genomen, uitsluitend aan die lidstaat kunnen worden toegerekend.

2.   De autoriteiten van de verschillende lidstaten kunnen, onverminderd hun individuele verplichtingen uit hoofde van deze verordening of andere wetgevingshandelingen, middelen en verantwoordelijkheden delen om de geharmoniseerde toepassing of doeltreffende handhaving van deze verordening te waarborgen.

Daartoe kunnen zij eveneens:

a)

gezamenlijke besluiten nemen, met name met betrekking tot gezamenlijke grensoverschrijdende activiteiten of marktdeelnemers die actief zijn op het grondgebied van de betrokken lidstaten;

b)

gemeenschappelijke projecten vaststellen, zoals gezamenlijke markttoezicht- of testprojecten;

c)

middelen bundelen voor specifieke doeleinden, zoals het opbouwen van testcapaciteit of toezicht op internet;

d)

de uitvoering van taken delegeren aan een vergelijkbare autoriteit van een andere lidstaat, waarbij zij formeel verantwoordelijk blijven voor de beslissingen van die autoriteit;

e)

een taak van de ene lidstaat naar de andere overdragen, mits die overdracht duidelijk aan alle betrokkenen wordt meegedeeld.

De betrokken lidstaten zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de overeenkomstig dit lid genomen maatregelen.

HOOFDSTUK X

DIGITAAL PRODUCTPASPOORT

Artikel 75

Systeem van digitale productpaspoorten voor de bouw

1.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast om deze verordening aan te vullen, door een systeem van digitale productpaspoorten voor de bouw in te stellen overeenkomstig de voorwaarden van dit hoofdstuk.

2.   Het systeem van digitale productpaspoorten voor de bouw:

a)

is compatibel en interoperabel met en gebaseerd op het digitale productpaspoort dat is ingesteld bij Verordening (EU) 2024/1781, waarbij de interoperabiliteit met bouwwerkinformatiemodellen (BIM’s) niet in het gedrang komt en tegelijkertijd rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken en eisen in verband met bouwproducten;

b)

beschikt over de functies die nodig zijn voor de uitvoering en het beheer van de in artikel 76 bedoelde digitale productpaspoorten;

c)

bepaalt welke actoren, met inbegrip van marktdeelnemers, klanten, de-installateurs, gebruikers en bevoegde nationale autoriteiten, toegang moeten hebben tot informatie in het digitale productpaspoort en tot welke informatie zij toegang moeten hebben, rekening houdend met de noodzaak om intellectuele-eigendomsrechten en gevoelige commerciële informatie te beschermen en de veiligheid van bouwwerken te waarborgen;

d)

bepaalt welke actoren, met inbegrip van fabrikanten, gemachtigden, importeurs, distributeurs, en dienstverleners op het gebied van digitale productpaspoorten, de informatie in het digitale productpaspoort mogen invoeren of bijwerken, zo nodig met inbegrip van het aanmaken van een nieuw digitaal productpaspoort, en welke informatie zij mogen invoeren of bijwerken;

e)

stelt gedetailleerde regelingen vast voor het bijwerken van de informatie in het digitale productpaspoort van een bestaand product;

f)

stelt procedures vast om de beschikbaarheid van digitale productpaspoorten te waarborgen na insolventie, liquidatie of beëindiging van de activiteiten in de Unie van de marktdeelnemer die het digitale productpaspoort heeft aangemaakt of, indien nodig, na afloop van de verplichtingen van fabrikanten om de beschikbaarheid ervan te waarborgen, met inbegrip van de instelling van een back-upsysteem door dienstverleners op het gebied van digitale productpaspoorten;

g)

stelt de eisen vast voor dienstverleners op het gebied van digitale productpaspoorten, waaronder zo nodig een certificeringsregeling om dergelijke eisen te verifiëren, die voor zover mogelijk gebaseerd moet zijn op ontwikkelingen in het kader van Verordening (EU) 2024/1781 met hetzelfde doel;

h)

stelt indien vereist gedetailleerdere of alternatieve regels en procedures met betrekking tot de levenscyclus van identificatiemiddelen, gegevensdragers, digitale kwalificaties en het register van digitale productpaspoorten vast ten opzichte van die welke vastgesteld zijn bij Verordening (EU) 2024/1781 met hetzelfde doel;

i)

zorgt ervoor dat het systeem toegankelijk is gedurende een periode van 25 jaar nadat het laatste product dat overeenkomt met het producttype in de handel is gebracht, en dat de marktdeelnemer het digitale productpaspoort ten minste 10 jaar beschikbaar stelt, zonder, in het geval van een langere periode, onevenredige kosten en lasten voor de marktdeelnemers te creëren;

j)

houdt rekening met de noodzaak om de beschikbaarheid van informatie voor het hergebruik en de herproductie van producten te waarborgen.

Artikel 76

Digitaal productpaspoort

1.   De in het digitale productpaspoort opgenomen informatie is nauwkeurig, volledig en actueel.

2.   Een digitaal productpaspoort voor een product in het kader van deze verordening:

a)

bevat de volgende informatie:

i)

de in artikel 15 bedoelde prestatie- en conformiteitsverklaring, met inbegrip van de in artikel 15, lid 6, bedoelde informatie die kan worden opgenomen via een verbinding met andere databanken van de Unie indien die beschikbaar is, en de overeenkomstig bijlage V samen daarmee verstrekte documentatie;

ii)

de algemene productinformatie, de gebruiksaanwijzing en de veiligheidsinformatie zoals bedoeld in artikel 22, lid 6;

iii)

de in artikel 22, lid 3, bedoelde technische documentatie, met inbegrip van de op grond van de artikelen 59 tot en met 61 vereiste specifieke delen;

iv)

de etikettering overeenkomstig artikel 22, lid 9;

v)

de overeenkomstig artikel 79, lid 1, afgegeven unieke identificatiemiddelen;

vi)

documentatie die vereist is uit hoofde van ander Unierecht dat op het product van toepassing is;

vii)

gegevensdragers van belangrijke onderdelen waarvoor een digitaal productpaspoort beschikbaar is;

b)

is verbonden met een of meer gegevensdragers;

c)

is elektronisch toegankelijk via de weergegeven gegevensdrager, overeenkomstig artikel 18, lid 2, punt g);

d)

stemt overeen met het producttype en de unieke identificatiecode daarvan zoals bedoeld in artikel 22, lid 5;

e)

is kosteloos toegankelijk voor alle marktdeelnemers, klanten, gebruikers en autoriteiten via de gegevensdrager;

f)

biedt verschillende niveaus van toegang tot het systeem van digitale productpaspoorten voor de bouw;

g)

stelt actoren die in het systeem van digitale productpaspoorten voor de bouw beschreven zijn, in staat om de informatie in het digitale productpaspoort in te voeren of bij te werken;

h)

is toegankelijk gedurende een bepaalde periode nadat het laatste product dat overeenkomt met het producttype in de handel is gebracht.

3.   Met de in lid 2 bedoelde voorwaarden:

a)

wordt ervoor gezorgd dat actoren in de waardeketen gemakkelijk toegang hebben tot de productinformatie die voor hen van belang is en dat ze die informatie begrijpen;

b)

wordt de verificatie van de productconformiteit door de bevoegde nationale autoriteiten vergemakkelijkt, en

c)

wordt de traceerbaarheid van producten in de waardeketen verbeterd.

4.   Producten waarvoor de vrijstelling van artikel 14 geldt, zijn eveneens vrijgesteld van de verplichting om een digitaal productpaspoort aan te bieden.

Artikel 77

Algemene vereisten voor het digitale productpaspoort

1.   Een digitaal productpaspoort voldoet aan de volgende voorwaarden:

a)

het is via een of meer gegevensdragers verbonden met een permanente unieke identificatiecode van het producttype;

b)

de gegevensdrager wordt aangebracht overeenkomstig artikel 18, lid 2, punt g);

c)

de gegevensdrager voldoet aan de eisen van artikel 79, lid 1;

d)

alle informatie in het digitale productpaspoort is gebaseerd op open normen die in een interoperabel formaat zijn ontwikkeld en is, waar passend, machineleesbaar, gestructureerd, doorzoekbaar en overdraagbaar via een open interoperabel gegevensuitwisselingsnetwerk zonder afhankelijkheid van één aanbieder, in overeenstemming met de essentiële vereisten van artikel 78; documenten die samen met de in artikel 76, lid 2, punt a), i), bedoelde prestatie- en conformiteitsverklaring en de in artikel 76, lid 2, punt a), iii), bedoelde technische documentatie worden verstrekt, worden van die verplichting vrijgesteld indien dat om technische redenen gerechtvaardigd is;

e)

persoonsgegevens met betrekking tot de eindgebruiker van het product worden niet in het digitale productpaspoort opgeslagen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de eindgebruiker in overeenstemming met artikel 6 van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (30);

f)

de informatie in het digitale productpaspoort bevat een verwijzing naar het in artikel 76, lid 2, punt d), bedoelde producttype;

g)

de toegang tot de informatie in het digitale productpaspoort wordt in overeenstemming met de essentiële vereisten van artikel 78 gereguleerd en de specifieke toegangsrechten worden vastgesteld in overeenstemming met de toegangsniveaus van het systeem van digitale productpaspoorten voor de bouw;

h)

de in artikel 76, lid 2, punt a), i), bedoelde prestatie- en conformiteitsverklaring volgt de overeenkomstig artikel 16, lid 3, afgegeven richtsnoeren.

2.   Indien andere Uniewetgeving vereist of toestaat dat er specifieke informatie in het digitale productpaspoort wordt opgenomen, kan die informatie in het digitale productpaspoort worden opgenomen overeenkomstig de in artikel 75, lid 1, bedoelde gedelegeerde handeling.

3.   De fabrikant die het product in de handel brengt, verstrekt actoren die het product online of via andere middelen van verkoop op afstand in de handel brengen een digitale kopie van de gegevensdrager en het productidentificatiemiddel, zodat zij die ter beschikking van klanten kunnen stellen indien die geen fysieke toegang hebben tot het product. De marktdeelnemer verstrekt die digitale kopie of een link naar een webpagina kosteloos en binnen vijf werkdagen na ontvangst van het verzoek.

Artikel 78

Technisch ontwerp en werking van het digitale productpaspoort

Het technisch ontwerp en de werking van het digitale productpaspoort voldoen aan de volgende essentiële vereisten:

a)

digitale productpaspoorten zijn volledig interoperabel met andere digitale productpaspoorten wat betreft de technische, semantische en organisatorische aspecten van end-to-end-communicatie en gegevensoverdracht;

b)

een ontvanger van het digitale productpaspoort heeft gemakkelijk en kosteloos toegang tot het paspoort op basis van zijn respectieve rechten op toegang tot het systeem van digitale productpaspoorten voor de bouw;

c)

de in het digitale productpaspoort opgenomen gegevens worden opgeslagen zoals gespecificeerd in het in artikel 75 bedoelde systeem van digitale productpaspoorten voor de bouw;

d)

indien de in het digitale productpaspoort opgenomen gegevens worden bewaard door geautoriseerde deelnemers of dienstverleners op het gebied van digitale productpaspoorten, mogen zij die gegevens niet — hetzij in hun geheel, hetzij in delen — verkopen, hergebruiken of verwerken voor andere doeleinden dan hetgeen noodzakelijk is voor het verlenen van de desbetreffende bewaar- of verwerkingsdiensten, tenzij daarover expliciet overeenstemming is bereikt met de marktdeelnemer die het product in de handel brengt;

e)

het digitale productpaspoort blijft beschikbaar gedurende de in artikel 76, lid 2, punt h), gespecificeerde periode, ook na een insolventie, liquidatie of beëindiging van de activiteiten in de Unie van de marktdeelnemer die het digitale productpaspoort heeft aangemaakt, en voldoet aan de overeenkomstig artikel 75, lid 2, punt f), vastgestelde voorwaarden met betrekking tot de verplichting om een back-upsysteem op te zetten;

f)

het recht op toegang en het recht om de informatie in het digitale productpaspoort op te nemen, te wijzigen of bij te werken zijn beperkt tot de toegangsrechten die gespecificeerd zijn in het systeem van digitale productpaspoorten voor de bouw;

g)

de bescherming van gegevens die bedrijfsgeheimen in de zin van artikel 2, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/943 van het Europees Parlement en de Raad (31) of intellectuele-eigendomsrechten vormen, wordt gewaarborgd;

h)

de authenticatie, betrouwbaarheid en integriteit van de gegevens worden gewaarborgd;

i)

digitale productpaspoorten worden ontworpen en gebruikt om een hoog niveau van beveiliging en privacy te waarborgen en fraude te voorkomen.

Artikel 79

Unieke identificatiemiddelen en register van digitale productpaspoorten

1.   Artikel 12 van Verordening (EU) 2024/1781 is van toepassing op de uitvoering van deze verordening wat betreft de unieke identificatiemiddelen en gegevensdragers, tenzij in de in artikel 75, lid 1, van deze verordening bedoelde gedelegeerde handeling gedetailleerdere of alternatieve regels zijn vastgelegd met betrekking tot die unieke identificatiemiddelen en gegevensdragers, zoals bedoeld in artikel 75, lid 2, punt h), van deze verordening.

2.   Artikel 13 van Verordening (EU) 2024/1781 is van toepassing op de uitvoering van deze verordening wat betreft het register van digitale productpaspoorten, tenzij in de in artikel 75, lid 1, van deze verordening bedoelde gedelegeerde handeling gedetailleerdere of alternatieve regels zijn vastgelegd met betrekking tot dat register, zoals bedoeld in artikel 75, lid 2, punt h), van deze verordening.

3.   Artikel 14 van Verordening (EU) 2024/1781 is van toepassing op deze verordening wat betreft het webportaal voor informatie in het digitale productpaspoort.

Artikel 80

Verplicht gebruik en technische aanpassing

1.   Zes maanden na de datum van inwerkingtreding van de in artikel 75, lid 1, bedoelde gedelegeerde handeling is het systeem volledig operationeel en voldoet het aan de beoogde doelstellingen, met inbegrip van de in artikel 76 bepaalde functionaliteiten. Achttien maanden na de datum van inwerkingtreding van de in artikel 75, lid 1, bedoelde gedelegeerde handeling zijn de op grond van artikel 22, lid 7, vastgestelde verplichtingen van toepassing. Het systeem mag in de overgangsperiode op vrijwillige basis door fabrikanten worden gebruikt.

2.   De Commissie is bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 89 om deze verordening te wijzigen teneinde:

a)

de in artikel 75, lid 2, bedoelde functionaliteiten nader te specificeren, toe te voegen en te verwijderen, om die aan te passen aan de technische vooruitgang of aan het eenmaligheidsbeginsel met betrekking tot informatievereisten in ander Unierecht;

b)

artikel 77, lid 1, en artikel 78 van deze verordening te herzien om te zorgen voor compatibiliteit en interoperabiliteit met Verordening (EU) 2024/1781.

HOOFDSTUK XI

INTERNATIONALE SAMENWERKING

Artikel 81

Internationale samenwerking

1.   Met het oog op de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van personen of de bescherming van het milieu kan de Commissie binnen het toepassingsgebied van deze verordening samenwerken met autoriteiten van derde landen of internationale organisaties. Die samenwerking kan onder meer het volgende inhouden:

a)

de uitwisseling van informatie over handhavingsactiviteiten en -maatregelen in verband met de veiligheid en de bescherming van het milieu, met inbegrip van markttoezicht;

b)

de uitwisseling van gegevens van marktdeelnemers;

c)

de uitwisseling van informatie over beoordelingsmethoden en producttests;

d)

de uitwisseling van informatie over terugroepacties voor producten, verzoeken om corrigerende maatregelen en andere vergelijkbare acties;

e)

samenwerking met betrekking tot wetenschappelijke, technische en regelgevingskwesties, met het oog op het verbeteren van de productveiligheid of de bescherming van het milieu en consumenten;

f)

de uitwisseling van informatie over nieuwe kwesties die van groot belang zijn op het gebied van milieu, gezondheid en veiligheid;

g)

de uitwisseling van informatie over met normalisatie verband houdende activiteiten;

h)

de uitwisseling van ambtenaren.

Bij de uitwisseling van informatie op grond van dit lid worden de vertrouwelijkheidsregels en het toepasselijke Unierecht in acht genomen.

2.   De informatie-uitwisseling zoals bedoeld in lid 1 kan gebeuren in de vorm van:

a)

een niet-systematische uitwisseling in naar behoren gerechtvaardigde en specifieke gevallen, of

b)

een systematische uitwisseling op basis van een administratieve regeling waarin het type informatie dat moet worden uitgewisseld en de voorwaarden voor de uitwisseling zijn vastgesteld.

De Commissie informeert de lidstaten regelmatig over de samenwerkingsactiviteiten die zij op grond van de eerste alinea met derde landen of internationale organisaties verricht.

3.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen om autoriteiten van geselecteerde derde landen die deze verordening op vrijwillige basis toepassen of die beschikken over regelgevingssystemen voor bouwproducten die vergelijkbaar zijn met deze verordening, toegang te verlenen tot of het recht toe te kennen om ten volle deel te nemen aan een of meer van de volgende onderdelen:

a)

het overeenkomstig artikel 71, lid 1, vastgestelde informatie- en communicatiesysteem;

b)

het overeenkomstig artikel 75 opgezette systeem van digitale productpaspoorten voor de bouw;

c)

de overeenkomstig artikel 73, lid 2, georganiseerde opleidingsevenementen.

Toegang tot de in de eerste alinea bedoelde systemen en evenementen wordt verleend op voorwaarde dat het betrokken derde land zich ertoe verbindt op te treden tegen marktdeelnemers die vanaf zijn grondgebied inbreuk maken op deze verordening, en de vertrouwelijkheid te waarborgen.

Volledige deelname aan de in de artikelen 71 en 75 bedoelde systemen kan alleen worden toegekend indien overeenkomsten tussen de Europese Unie en derde landen daarin voorzien. Een dergelijke deelname kan aan derde landen worden aangeboden, mits de wetgeving van het derde land in overeenstemming is met deze verordening en de bevoegde nationale autoriteiten van het derde land certificaten erkennen die zijn afgegeven door aangemelde instanties of Europese technische beoordelingen overeenkomstig deze verordening. Voor een dergelijke deelname gelden dezelfde verplichtingen als die welke van toepassing zijn op de lidstaten uit hoofde van deze verordening, met inbegrip van de verplichting tot kennisgeving en tot follow-up.

De in de eerste alinea van dit lid bedoelde uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 90, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

4.   Elke informatie-uitwisseling uit hoofde van dit artikel vindt, voor zover die betrekking heeft op persoonsgegevens, plaats in overeenstemming met de Unieregels inzake gegevensbescherming. Indien de Commissie ten aanzien van het betrokken derde land of de betrokken internationale organisatie geen adequaatheidsbesluit op grond van artikel 45 van Verordening (EU) 2016/679 heeft vastgesteld, worden persoonsgegevens uitgesloten van de informatie-uitwisseling. Wanneer een adequaatheidsbesluit voor het derde land of de internationale organisatie is vastgesteld, kan de informatie-uitwisseling met dat derde land of die internationale organisatie persoonsgegevens bevatten die binnen het toepassingsgebied van het adequaatheidsbesluit vallen, maar alleen voor zover die uitwisseling noodzakelijk is met het oog op de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van personen of de bescherming van het milieu.

HOOFDSTUK XII

STIMULANSEN EN OVERHEIDSOPDRACHTEN

Artikel 82

Stimulansen van de lidstaten voor bouwproducten

Wanneer de lidstaten stimulansen bieden voor een productcategorie waarvoor de prestaties worden uitgedrukt als een prestatieklasse bedoeld in artikel 5, lid 5, of als een klasse die is opgenomen in de in artikel 22, lid 9, bedoelde etikettering op het gebied van ecologische duurzaamheid, zijn die stimulansen gericht op de hoogste twee prestatieklassen.

Wanneer prestatieklassen met betrekking tot meer dan één duurzaamheidsparameter worden gedefinieerd, wordt aangegeven met betrekking tot welke parameter dit artikel moet worden uitgevoerd.

Daarbij houdt de Commissie rekening met de volgende criteria:

a)

het aantal producten in elke prestatieklasse, en

b)

de noodzaak om te zorgen voor de betaalbaarheid van de producten die aan die vereisten voldoen, om aanzienlijke negatieve gevolgen voor de consumenten te voorkomen.

Artikel 83

Groene overheidsopdrachten

1.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast ter aanvulling van deze verordening door de verplichte minimumeisen inzake ecologische duurzaamheid voor bouwproducten te specificeren.

2.   Voor aanbestedingsprocedures die binnen het toepassingsgebied van de Richtlijnen 2014/24/EU (32) of 2014/25/EU (33) van het Europees Parlement en de Raad vallen en waarbij voor opdrachten minimale prestaties inzake ecologische duurzaamheid voor bouwproducten vereist zijn wat betreft hun essentiële kenmerken die onder geharmoniseerde technische specificaties vallen, passen aanbestedende diensten en aanbestedende instanties de verplichte minimumeisen inzake ecologische duurzaamheid toe die zijn vastgelegd in de in lid 1 bedoelde gedelegeerde handelingen.

Dat belet aanbestedende diensten en aanbestedende instanties niet het volgende vast te stellen:

a)

ambitieuzere eisen inzake ecologische duurzaamheid met betrekking tot de in de eerste alinea bedoelde essentiële kenmerken, of

b)

aanvullende eisen inzake ecologische duurzaamheid in verband met andere essentiële kenmerken dan die welke in de eerste alinea zijn bedoeld.

3.   De lidstaten en de Commissie verlenen technische bijstand en advies aan de aanbestedende diensten en aanbestedende instanties die belast zijn met overheidsopdrachten over de wijze waarop moet worden voldaan aan de verplichte minimumeisen inzake ecologische duurzaamheid die zijn vastgelegd in de in lid 1 bedoelde gedelegeerde handelingen.

4.   Verplichte minimumeisen inzake ecologische duurzaamheid die zijn vastgelegd in de in lid 1 bedoelde gedelegeerde handelingen voor overheidsopdrachten die worden geplaatst door aanbestedende diensten of door aanbestedende instanties, kunnen, al naargelang van de betrokken productfamilie of -categorie, de vorm aannemen van:

a)

“technische specificaties” in de zin van artikel 42 van Richtlijn 2014/24/EU en van artikel 60 van Richtlijn 2014/25/EU;

b)

“selectiecriteria” in de zin van artikel 58 van Richtlijn 2014/24/EU en van artikel 80 van Richtlijn 2014/25/EU;

c)

“voorwaarden waaronder de opdracht wordt uitgevoerd” in de zin van artikel 70 van Richtlijn 2014/24/EU en van artikel 87 van Richtlijn 2014/25/EU;

d)

“gunningscriteria” in de zin van artikel 67 van Richtlijn 2014/24/EU en van artikel 82 van Richtlijn 2014/25/EU.

5.   Bij het vaststellen van verplichte minimumeisen inzake ecologische duurzaamheid op grond van lid 1 voor overheidsopdrachten raadpleegt de Commissie, overeenkomstig de punten 13 en 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven, de door elke lidstaat aangewezen deskundigen en betrokken belanghebbenden, verricht zij een effectbeoordeling en houdt zij ten minste rekening met de volgende criteria:

a)

de waarde en omvang van overheidsopdrachten die zijn gegund voor de betrokken productfamilie of -categorie;

b)

de milieuvoordelen die voortvloeien uit het gebruik van producten in de hoogste twee prestatieklassen;

c)

de noodzaak om te zorgen voor voldoende vraag naar ecologisch duurzamere producten;

d)

de economische haalbaarheid voor aanbestedende diensten of aanbestedende instanties om ecologisch duurzamere producten te kopen, zonder dat dat buitensporige kosten met zich meebrengt, en de beschikbaarheid van die producten op de markt;

e)

de marktsituatie op het niveau van de Unie van de desbetreffende productfamilie of -categorie;

f)

de gevolgen van de eisen voor de mededinging;

g)

de impact op en de behoeften van kleine en middelgrote ondernemingen;

h)

de regelgevingsbehoeften en de verschillende klimaatomstandigheden van de lidstaten.

De eerste effectbeoordeling wordt uiterlijk op 31 december 2026 door de Commissie gestart.

6.   Aanbestedende diensten en aanbestedende instanties kunnen bij wijze van uitzondering besluiten lid 2 van dit artikel niet toe te passen wanneer na voorafgaande marktconsultatie overeenkomstig artikel 40 van Richtlijn 2014/24/EU en artikel 58 van Richtlijn 2014/25/EU is vastgesteld dat:

a)

het vereiste bouwproduct alleen kan worden geleverd door een specifieke marktdeelnemer en er geen redelijk alternatief of substituut bestaat;

b)

er geen geschikte inschrijvingen of verzoeken tot deelname zijn ingediend in antwoord op een eerdere openbare aanbestedingsprocedure, of

c)

de toepassing van lid 1 of de verwerking van het vereiste bouwproduct in bouwwerken die aanbestedende dienst of aanbestedende instantie ertoe zou verplichten onevenredige kosten te maken, of zou leiden tot onverenigbaarheid of technische moeilijkheden.

Aanbestedende diensten en aanbestedende instanties mogen ervan uitgaan dat geraamde verschillen in de waarde van de opdracht van meer dan 10 %, op basis van objectieve en transparante gegevens, onevenredig zijn.

Wanneer aanbestedende diensten en aanbestedende instanties gebruikmaken van de afwijking in dit lid, kan de aanbestedingsprocedure niet als ecologisch duurzaam worden beschouwd met betrekking tot de bouwproducten waarop de uitzonderingen zijn toegepast.

De lidstaten brengen om de drie jaar verslag uit aan de Commissie over het gebruik van dit lid, overeenkomstig artikel 83 van Richtlijn 2014/24/EU.

Dit lid doet geen afbreuk aan de mogelijkheid om abnormaal lage inschrijvingen uit te sluiten uit hoofde van artikel 69 van Richtlijn 2014/24/EU en artikel 84 van Richtlijn 2014/25/EU.

7.   De EU-milieukeur en andere nationale of regionale EN ISO 14024 type I-milieukeurregelingen die officieel zijn erkend overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad (34), mogen worden gebruikt om aan te tonen dat aan de minimumeisen inzake ecologische duurzaamheid is voldaan indien die milieukeur voldoet aan de eisen van artikel 19 van deze verordening.

HOOFDSTUK XIII

REGELGEVINGSSTATUS VAN PRODUCTEN

Artikel 84

Regelgevingsstatus van producten

Op een naar behoren gemotiveerd verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen om te bepalen of een specifiek item of een specifieke categorie items een product is in de zin van deze verordening.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 90, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

HOOFDSTUK XIV

NOODPROCEDURES

Artikel 85

Toepassing van noodprocedures

1.   De artikelen 86 tot en met 88 van deze verordening zijn alleen van toepassing indien de Commissie op grond van artikel 28 van Verordening (EU) 2024/2747 een uitvoeringshandeling met betrekking tot bouwproducten die onder deze verordening vallen, heeft vastgesteld.

2.   De artikelen 86 tot en met 88 van deze verordening zijn uitsluitend van toepassing op bouwproducten die op grond van artikel 18, lid 4, van Verordening (EU) 2024/2747 zijn aangemerkt als crisisrelevante goederen.

3.   Dit hoofdstuk is, behalve wat betreft de in artikel 87, lid 7, van deze verordening bedoelde bevoegdheid van de Commissie, alleen van toepassing tijdens overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) 2024/2747 geactiveerde noodfase voor de interne markt.

4.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met betrekking tot de te nemen corrigerende of beperkende maatregelen, de te volgen procedures en de etiketterings- en traceerbaarheidsvoorschriften met betrekking tot bouwproducten die overeenkomstig de artikelen 86 en 87 in de handel worden gebracht. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 90, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 86

Prioritering van de beoordeling en verificatie van crisisrelevante bouwproducten

1.   Dit artikel is van toepassing op bouwproducten die zijn opgenomen in de in artikel 85, lid 1, bedoelde uitvoeringshandeling en die onderworpen zijn aan taken van derden van aangemelde instanties in verband met de beoordeling en verificatie van bouwproducten overeenkomstig artikel 10, lid 1.

2.   De aangemelde instanties stellen alles in het werk om verzoeken om taken van derden in verband met de in lid 1 bedoelde beoordeling en verificatie van bouwproducten met voorrang te verwerken, ongeacht of die verzoeken voor of na de activering van de noodprocedures op grond van artikel 85 zijn ingediend.

3.   De prioritering van verzoeken om taken van derden in verband met de beoordeling en verificatie van bouwproducten op grond van lid 2 leidt niet tot onevenredige extra kosten voor de fabrikanten die die verzoeken hebben ingediend.

4.   De aangemelde instanties leveren redelijke inspanningen om hun respectieve beoordelings- en verificatiecapaciteiten te vergroten met betrekking tot in lid 1 bedoelde bouwproducten in verband waarmee de aanmelding bij hen is gebeurd.

Artikel 87

Beoordeling van de prestaties en prestatieverklaring op basis van normen en gemeenschappelijke specificaties

1.   Wanneer bouwproducten als crisisrelevante goederen zijn aangemerkt, is de Commissie in de volgende gevallen bevoegd om uitvoeringshandelingen vast te stellen waarin passende normen worden opgenomen of gemeenschappelijke specificaties worden bepaald teneinde de methoden en criteria voor de beoordeling van de prestaties van die producten met betrekking tot hun essentiële kenmerken te bestrijken:

a)

wanneer er geen geharmoniseerde prestatienormen of uitvoeringshandelingen zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 6, lid 1, die de desbetreffende methoden en criteria bestrijken voor de beoordeling van de prestaties van die producten met betrekking tot hun essentiële kenmerken, en dergelijke normen of handelingen naar verwachting ook niet binnen een redelijke termijn zullen worden vastgesteld, of

b)

wanneer ernstige verstoringen van de werking van de interne markt, die geleid hebben tot de activering van de noodfase voor de interne markt overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) 2024/2747 de fabrikanten aanzienlijk beperken in hun mogelijkheden om gebruik te maken van overeenkomstig artikel 6, lid 1, van deze verordening vastgestelde geharmoniseerde prestatienormen of uitvoeringshandelingen die voorzien in de desbetreffende methoden en criteria voor de beoordeling van de prestaties van die producten met betrekking tot hun essentiële kenmerken.

2.   In de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandelingen wordt de meest geschikte alternatieve technische oplossing vastgesteld voor het verstrekken van beoordelingen en prestatieverklaringen overeenkomstig lid 5. Daartoe kunnen referentienummers van Europese normen of referentienummers van relevante toepasselijke internationale of nationale normen in die uitvoeringshandelingen worden bekendgemaakt of, indien er geen Europese norm of relevante toepasselijke internationale of nationale norm bestaat, kunnen in die uitvoeringshandelingen gemeenschappelijke specificaties worden vastgesteld.

3.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 90, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure en zijn van toepassing tot de laatste dag van de periode waarin de noodfase voor de interne markt geactiveerd is, tenzij die uitvoeringshandelingen worden gewijzigd of ingetrokken overeenkomstig lid 7 van dit artikel.

4.   Alvorens het ontwerp van de in lid 1 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandeling op te stellen, stelt de Commissie het in artikel 22 van Verordening (EU) nr. 1025/2012 bedoelde comité ervan in kennis dat zij van oordeel is dat aan de voorwaarden van lid 1 van dit artikel is voldaan. Bij het opstellen van dat ontwerp van uitvoeringshandeling neemt de Commissie de standpunten van de deskundigengroep voor het acquis inzake de bouwproductenverordening in aanmerking en raadpleegt zij alle betrokken belanghebbenden naar behoren.

5.   Onverminderd de artikelen 13 en 15 kunnen de methoden en criteria die zijn voorzien in de in lid 1 van dit artikel bedoelde normen of gemeenschappelijke specificaties geheel of gedeeltelijk worden gebruikt voor het beoordelen en aangeven van de prestaties van de onder die normen of gemeenschappelijke specificaties vallende bouwproducten met betrekking tot hun essentiële kenmerken. Vanaf de dag na het verstrijken of deactiveren van de noodfase voor de interne markt is het niet langer mogelijk om prestatie- en conformiteitsverklaringen op basis van de normen of de gemeenschappelijke specificaties als bedoeld in de in lid 1 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandeling, op te stellen.

6.   In afwijking van artikel 85, lid 3, blijven de prestatie- en conformiteitsverklaringen voor bouwproducten die in overeenstemming met die normen of gemeenschappelijke specificaties in de handel zijn gebracht geldig na het verstrijken of de intrekking van een op grond van lid 3 van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandeling en na het verstrijken of de deactivering van de noodfase voor de interne markt, tenzij er voldoende reden is om aan te nemen dat bouwproducten die onder de in lid 1 van dit artikel bedoelde normen of gemeenschappelijke specificaties vallen een risico vormen voor de gezondheid of veiligheid van mensen of er niet in slagen de aangegeven prestaties te halen.

7.   Wanneer een lidstaat van oordeel is dat een in lid 1 bedoelde norm of gemeenschappelijke specificatie onjuist is wat betreft de methoden en criteria voor de beoordeling van de prestaties met betrekking tot essentiële kenmerken, stelt hij de Commissie daarvan in kennis door middel van een gedetailleerde toelichting. De Commissie beoordeelt die gedetailleerde toelichting en kan zo nodig de uitvoeringshandeling waarin de desbetreffende norm is opgenomen of waarbij de desbetreffende gemeenschappelijke specificatie is vastgesteld, wijzigen of intrekken.

Artikel 88

Prioritering van markttoezichtactiviteiten en wederzijdse bijstand tussen autoriteiten

1.   De lidstaten geven voorrang aan markttoezichtactiviteiten voor bouwproducten die zijn opgenomen in de in artikel 85, lid 1, van deze verordening bedoelde uitvoeringshandeling. De Commissie faciliteert de coördinatie van die prioriteringsinspanningen via het uit hoofde van artikel 29 van Verordening (EU) 2019/1020 ingestelde Unienetwerk voor productconformiteit.

2.   De markttoezichtautoriteiten van de lidstaten zorgen ervoor dat alles in het werk wordt gesteld om bijstand te verlenen aan andere markttoezichtautoriteiten tijdens een noodfase voor de interne markt, onder meer door deskundigenteams in te zetten en uit te zenden om het personeel van markttoezichtautoriteiten die om bijstand verzoeken tijdelijk te versterken, of door logistieke steun te verlenen, zoals versterking van de testcapaciteit voor bouwproducten die in de in artikel 85, lid 1, bedoelde uitvoeringshandeling zijn opgenomen.

HOOFDSTUK XV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 89

Gedelegeerde handelingen

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 4, lid 7, artikel 5, leden 5, 6 en 10, artikel 7, leden 1 en 8, artikel 9, leden 3 en 4, artikel 10, leden 2 en 4, artikel 12, artikel 15, lid 5, artikel 22, leden 8 en 9, artikel 32, lid 5, artikel 75, lid 1, artikel 80, lid 2, en artikel 83, lid 1, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 7 januari 2025. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen die verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 4, lid 7, artikel 5, leden 5, 6 en 10, artikel 7, leden 1 en 8, artikel 9, leden 3 en 4, artikel 10, leden 2 en 4, artikel 12, artikel 15, lid 5, artikel 22, leden 8 en 9, artikel 32, lid 5, artikel 75, lid 1, artikel 80, lid 2, en artikel 83, lid 1, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een op grond van artikel 4, lid 7, artikel 5, lid 5, 6 of 10, artikel 7, lid 1 of 8, artikel 9, lid 3 of 4, artikel 10, lid 2 of 4, artikel 12, artikel 15, lid 5, artikel 22, lid 8 of 9, artikel 32, lid 5, artikel 75, lid 1, artikel 80, lid 2, of artikel 83, lid 1, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 90

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het comité voor bouwproducten. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

4.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 5 daarvan, van toepassing.

Artikel 91

Elektronische aanvragen, besluiten, documentatie en informatie

1.   Alle aanvragen van of bij aangemelde instanties of TBI’s en besluiten van die instanties die overeenkomstig deze verordening worden genomen, kunnen op papier of in een algemeen gebruikt elektronisch formaat worden ingediend, mits de handtekening voldoet aan de eisen van Verordening (EU) nr. 910/2014 en de ondertekenaar is belast met de taak van het vertegenwoordigen van de instantie of de marktdeelnemer, in overeenstemming met respectievelijk het recht van de lidstaten of het Unierecht.

2.   Tenzij anders is vermeld, kan langs elektronische weg worden voldaan aan alle informatieverplichtingen uit hoofde van deze verordening. Indien de informatie langs elektronische weg wordt verstrekt, wordt die verstrekt in een algemeen leesbaar elektronisch formaat dat de ontvanger in staat stelt de informatie te downloaden en af te drukken.

Indien de verplichting overeenkomstig artikel 22, lid 7, wordt vastgesteld, komen marktdeelnemers de informatieverplichtingen met betrekking tot de in artikel 76, lid 2, bedoelde documenten na door het digitale productpaspoort te verstrekken.

De prestatie- en conformiteitsverklaring, alsook de algemene productinformatie, de gebruiksaanwijzingen en de veiligheidsinformatie worden kosteloos op papier verstrekt indien de eindgebruiker daarom op het moment van aankoop verzoekt.

Artikel 92

Sancties

De lidstaten stellen voorschriften vast ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op gevallen van non-conformiteit met deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat die voorschriften worden uitgevoerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 8 december 2026 in kennis van die voorschriften en maatregelen en stellen haar vervolgens onverwijld in kennis van alle latere wijzigingen daarvan.

Artikel 93

Evaluatie

Uiterlijk op 9 januari 2033, en vervolgens ten minste om de zes jaar, voert de Commissie een evaluatie uit van deze verordening en van de bijdrage ervan aan de werking van de interne markt en de verbetering van de ecologische duurzaamheid van producten en bouwwerken en de gebouwde omgeving. Bij die evaluatie wordt onder meer gekeken naar de samenhang tussen deze verordening en Verordening (EU) 2024/1781 en naar de potentiële ecologische en economische voordelen en het effect van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor fabrikanten van bepaalde bouwproducten, alsook van de terugname van overtollige en onverkochte producten op het niveau van de Unie. De Commissie evalueert tevens het effect van de toepassing van deze verordening op de marktsituatie voor verschillende categorieën gebruikte producten. De Commissie gaat na of de door de lidstaten opgelegde sancties doeltreffend zijn en of zij leiden tot versnippering van de interne markt. Indien nodig stelt de Commissie voor hoe die sancties kunnen worden geharmoniseerd.

De Commissie legt een verslag over haar belangrijkste bevindingen voor aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s. De lidstaten verstrekken de Commissie de nodige gegevens voor de opstelling van dat verslag.

Indien nodig gaat het verslag vergezeld van een wetgevingsvoorstel tot wijziging van de desbetreffende bepalingen van deze verordening.

Artikel 94

Intrekking

Verordening (EU) nr. 305/2011 wordt ingetrokken met ingang van 8 januari 2026, met uitzondering van artikel 2, de artikelen 4 tot en met 9, de artikelen 11 tot en met 18, de artikelen 27 en 28, de artikelen 36 tot en met 40, de artikelen 47 tot en met 49, de artikelen 52 en 53, artikel 55, en de artikelen 60 tot en met 64 van die verordening en de bijlagen III en V daarbij, die worden ingetrokken met ingang van 8 januari 2040.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de in bijlage XI bij deze verordening opgenomen concordantietabel.

Artikel 95

Afwijkingen en overgangsbepalingen

1.   Uit hoofde van Verordening (EU) nr. 305/2011 aangewezen productcontactpunten voor de bouw worden ook geacht te zijn aangewezen uit hoofde van deze verordening.

2.   Uit hoofde van Verordening (EU) nr. 305/2011 aangewezen of aangemelde TBI’s en aangemelde instanties worden ook geacht te zijn aangewezen of aangemeld uit hoofde van deze verordening. Zij worden echter opnieuw beoordeeld en aangewezen door de aanwijzende lidstaten in overeenstemming met hun periodieke herbeoordelingscyclus en uiterlijk op 8 januari 2030. De bezwaarprocedure van artikel 51, lid 5, van deze verordening is van toepassing.

3.   Geharmoniseerde normen waarvan de referentienummers zijn opgenomen in de overeenkomstig artikel 17, lid 5, van Verordening (EU) nr. 305/2011 bekendgemaakte lijst en die op 8 januari 2026 van kracht zijn, blijven uit hoofde van Verordening (EU) nr. 305/2011 geldig totdat ze door de Commissie of anderszins worden ingetrokken.

4.   Europese beoordelingsdocumenten waarvan de referentienummers uiterlijk op 8 januari 2026 in de overeenkomstig artikel 22 van Verordening (EU) nr. 305/2011 bekendgemaakte lijst zijn opgenomen, blijven geldig tot 9 januari 2031, tenzij ze om andere redenen zijn vervallen. Producten worden niet in de handel gebracht op basis van Europese technische beoordelingen die na 9 januari 2036 overeenkomstig die Europese beoordelingsdocumenten zijn afgegeven.

5.   Wanneer een overeenkomstig artikel 5, lid 8, of artikel 6, lid 1, van deze verordening vastgestelde geharmoniseerde technische specificatie betrekking heeft op hetzelfde product en hetzelfde beoogde gebruik als een Europees beoordelingsdocument waarvan het referentienummer is opgenomen in de overeenkomstig artikel 22 van Verordening (EU) nr. 305/2011 bekendgemaakte lijst, wordt het Europees beoordelingsdocument niet langer gebruikt voor de toepassing van deze verordening en worden producten niet in de handel gebracht op basis van Europese technische beoordelingen die overeenkomstig dat Europees beoordelingsdocument zijn afgegeven.

6.   Europese technische beoordelingen die zijn afgegeven op grond van Europese beoordelingsdocumenten waarvan de referentienummers op 8 januari 2026 niet in de overeenkomstig artikel 22 van Verordening (EU) nr. 305/2011 bekendgemaakte lijst zijn opgenomen, worden behandeld als verzoeken om Europese technische beoordeling in het kader van deze verordening. De administratieve overdracht vindt voor de fabrikant kosteloos plaats.

7.   Certificaten, testverslagen en Europese technische beoordelingen die uit hoofde van Verordening (EU) nr. 305/2011 zijn afgegeven, kunnen worden gebruikt als technische basis om aan te tonen dat een product aan deze verordening voldoet wanneer het producttype overeenkomt met een producttype uit hoofde van deze verordening, en wanneer de vereisten en beoordelingsmethoden geldig zijn in het licht van de toepasselijke geharmoniseerde technische specificatie of het toepasselijke Europese beoordelingsdocument. Dergelijke documenten kunnen onder de voorwaarden van artikel 62 van deze verordening, die op overeenkomstige wijze worden toegepast, worden erkend.

8.   Artikel 2, de artikelen 4 tot en met 9, de artikelen 11 tot en met 18, de artikelen 27 en 28, de artikelen 36 tot en met 40, de artikelen 47 tot en met 49, de artikelen 52 en 53, artikel 55, en de artikelen 60 tot en met 64 van Verordening (EU) nr. 305/2011 zijn alleen van toepassing op producten die onder de in lid 3 van dit artikel bedoelde normen vallen of op producten die onder de in lid 4 van dit artikel bedoelde Europese beoordelingsdocumenten vallen.

Voor de toepassing van artikel 5, lid 7, artikel 6, lid 1, en artikel 31, lid 2, van deze verordening worden geharmoniseerde normen waarvan de referentienummers zijn opgenomen in de overeenkomstig artikel 17, lid 5, van Verordening (EU) nr. 305/2011 bekendgemaakte lijst en die niet zijn ingetrokken, behandeld als geharmoniseerde prestatienormen.

9.   De in de hoofdstukken I tot en met III vastgestelde vereisten en verplichtingen voor marktdeelnemers zijn alleen van toepassing op een bepaalde productfamilie of een bepaalde productcategorie binnen een dergelijke familie vanaf één jaar na de datum van vaststelling van een in artikel 5, lid 8, bedoelde uitvoeringshandeling die een geharmoniseerde norm verplicht stelt of een in artikel 6, lid 1, bedoelde uitvoeringshandeling die betrekking heeft op die productfamilie of -categorie, tenzij in de uitvoeringshandeling een latere toepassingsdatum is vastgesteld. Marktdeelnemers kunnen er niettemin voor kiezen die geharmoniseerde technische specificaties vanaf de inwerkingtreding ervan toe te passen door de procedure te volgen die tot een prestatie- en conformiteitsverklaring leidt.

10.   Uiterlijk één jaar na de datum van toepassing van vereisten en verplichtingen met betrekking tot een bepaalde productfamilie of -categorie zoals bedoeld in lid 9 van dit artikel, schrapt de Commissie de referentienummers van geharmoniseerde normen en Europese beoordelingsdocumenten of delen daarvan, die overeenkomstig artikel 17, lid 5, en artikel 22 van Verordening (EU) nr. 305/2011 zijn bekendgemaakt, uit het Publicatieblad van de Europese Unie indien ze betrekking hebben op dezelfde productfamilie of -categorie.

Artikel 96

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 8 januari 2026, met uitzondering van de artikelen 1 tot en met artikel 4, artikel 5, leden 1 tot en met 7, artikel 7, lid 1, artikel 9, artikel 10, artikel 12, lid 1, eerste alinea, artikel 16, lid 3, artikel 37, lid 4, artikel 63, artikel 89 en artikel 90, en bijlagen I, II, III, IV, VII, IX en X daarbij, die van toepassing zijn met ingang van 7 januari 2025, en artikel 92, dat van toepassing is met ingang van 8 januari 2027.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 27 november 2024.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

R. METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

BÓKA J.


(1)   PB C 75 van 28.2.2023, blz. 159.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 10 april 2024 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt) en besluit van de Raad van 5 november 2024.

(3)  Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (PB L 88 van 4.4.2011, blz. 5).

(4)   PB C 474 van 24.11.2021, blz. 41.

(5)  Richtlijn 2014/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (PB L 96 van 29.3.2014, blz. 357).

(6)  Richtlijn 2014/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit (PB L 96 van 29.3.2014, blz. 79).

(7)  Richtlijn 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van radioapparatuur en tot intrekking van Richtlijn 1999/5/EG (PB L 153 van 22.5.2014, blz. 62).

(8)  Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4).

(9)  Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12).

(10)  Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/EEG van de Raad (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 82).

(11)  Richtlijn 89/106/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake voor de bouw bestemde producten (PB L 40 van 11.2.1989, blz. 12).

(12)  Verordening (EU) 2024/1781 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2024 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten, tot wijziging van Richtlijn (EU) 2020/1828 en Verordening (EU) 2023/1542, en tot intrekking van Richtlijn 2009/125/EG (PB L, 2024/1781, 28.6.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1781/oj).

(13)  Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).

(14)  Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).

(15)  Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PB L 169 van 25.6.2019, blz. 1).

(16)  Verordening (EU) 2023/988 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 inzake algemene productveiligheid, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn (EU) 2020/1828 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 87/357/EEG van de Raad (PB L 135 van 23.5.2023, blz. 1).

(17)   PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(18)  Verordening (EU) 2024/2748 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2024 tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 305/2011, (EU) 2016/424, (EU) 2016/425, (EU) 2016/426, (EU) 2023/988 en (EU) 2023/1230 inzake noodprocedures voor conformiteitsbeoordeling, vermoeden van conformiteit, vaststelling van gemeenschappelijke specificaties en markttoezicht in geval van noodsituaties op de interne markt (PB L, 2024/2748, 8.11.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/2748/oj).

(19)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(20)  Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73).

(21)  Richtlijn 2014/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake liften en veiligheidscomponenten voor liften (PB L 96 van 29.3.2014, blz. 251).

(22)  Richtlijn (EU) 2020/2184 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (PB L 435 van 23.12.2020, blz. 1).

(23)  Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).

(24)  Verordening (EU) 2024/2747 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2024 tot vaststelling van een kader van maatregelen in verband met noodsituaties op de interne markt en met de veerkracht van de interne markt en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2679/98 van de Raad (Verordening inzake noodsituaties op de interne markt en veerkracht van de interne markt) (PB L, 2024/2747, 8.11.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/2747/oj).

(25)  Verordening (EU) 2018/1724 van het Europees Parlement en de Raad van 2 oktober 2018 tot oprichting van één digitale toegangspoort voor informatie, procedures en diensten voor ondersteuning en probleemoplossing en houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 1).

(26)  Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 241 van 17.9.2015, blz. 1).

(27)  Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).

(28)  Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (digitaledienstenverordening) (PB L 277 van 27.10.2022, blz. 1).

(29)  Verordening (EU) 2019/515 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 betreffende de wederzijdse erkenning van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 764/2008 (PB L 91 van 29.3.2019, blz. 1).

(30)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (Algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(31)  Richtlijn (EU) 2016/943 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan (PB L 157 van 15.6.2016, blz. 1).

(32)  Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).

(33)  Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).

(34)  Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (PB L 27 van 30.1.2010, blz. 1).


BIJLAGE I

Fundamentele eisen voor bouwwerken

De volgende lijst van fundamentele eisen voor bouwwerken dient als basis voor de identificatie van de essentiële kenmerken van producten en voor de opstelling van normalisatieverzoeken, geharmoniseerde technische specificaties en Europese beoordelingsdocumenten.

Die fundamentele eisen voor bouwwerken vormen geen verplichtingen die op de marktdeelnemers of de lidstaten rusten.

Bij de beoogde levensduur in verband met de fundamentele eisen voor bouwwerken wordt rekening gehouden met het waarschijnlijke effect van de klimaatverandering.

1.   Structurele integriteit van bouwwerken

Bouwwerken en de relevante delen ervan worden zodanig ontworpen, gebouwd, gebruikt, onderhouden en ontmanteld of gesloopt dat alle relevante belastingen en combinaties ervan op een veilige manier worden ondersteund en naar de grond worden overgebracht zonder dat dat leidt tot verbuigingen of vervormingen van enig deel van de bouwwerken of verplaatsing van de grond waardoor de duurzaamheid, structurele weerstand, bruikbaarheid en robuustheid van de bouwwerken worden aangetast.

De constructie en structurele elementen van bouwwerken worden zodanig ontworpen, vervaardigd, gebouwd, onderhouden en ontmanteld of gesloopt dat zij aan de volgende eisen voldoen:

a)

ze zijn gedurende hun beoogde levensduur duurzaam (duurzaamheidseis);

b)

ze kunnen alle krachten en invloeden die zich tijdens de bouw, het gebruik en de ontmanteling of sloop waarschijnlijk zullen voordoen, met een gepaste mate van betrouwbaarheid en op een kosteneffectieve wijze doorstaan (eis inzake structurele weerstand) en:

i)

storten niet in;

ii)

vervormen niet in ontoelaatbare mate;

iii)

brengen geen schade toe aan andere delen van de bouwwerken, aansluitingen of installaties als gevolg van een aanzienlijke vervorming van de dragende constructie;

c)

ze blijven gedurende hun beoogde levensduur met een gepaste mate van betrouwbaarheid en op economische wijze binnen hun gespecificeerde bruikbaarheidseisen (bruikbaarheidseis);

d)

ze behouden naar behoren hun integriteit bij ongewenste voorvallen, zoals aardbevingen, explosies, brand, effecten of gevolgen van menselijke fouten, in onevenredige mate ten opzichte van de oorspronkelijke oorzaak (robuustheidseis).

2.   Brandveiligheid van bouwwerken

De bouwwerken en de relevante delen ervan worden zodanig ontworpen, gebouwd, gebruikt, onderhouden en ontmanteld of gesloopt dat brand op gepaste wijze wordt voorkomen, onder meer door adequaat gebruik van brandalarm- en detectiesystemen. De brand en rook worden ingeperkt en blijven onder controle en de gebruikers en bewoners van de bouwwerken worden tegen brand en rook beschermd. Er zijn passende regelingen getroffen om ervoor te zorgen dat alle gebruikers en bewoners de bouwwerken op een veilige manier kunnen verlaten en dat de bouwwerken veilig kunnen worden geëvacueerd.

De bouwwerken en alle delen ervan worden zodanig ontworpen, gebouwd, gebruikt en onderhouden dat ze in geval van brand aan de volgende eisen voldoen:

a)

het draagvermogen van de bouwwerken blijft gedurende een bepaalde tijd behouden om gebruikers en bewoners de tijd te geven het gebouw te verlaten;

b)

de toegang van de reddings- en hulpdiensten is gewaarborgd en er is voorzien in passende middelen om het werk van die diensten te vergemakkelijken;

c)

het ontstaan en de verspreiding van vuur en rook zijn onder controle en worden ingeperkt;

d)

de verspreiding van de brand en rook naar belendende bouwwerken is beperkt;

e)

de veiligheid van de reddings- en hulpdiensten wordt in acht genomen.

3.   Bescherming tegen nadelige gevolgen voor de hygiëne en de gezondheid in verband met de bouwwerken

De bouwwerken en alle delen ervan worden zodanig ontworpen, gebouwd, gebruikt, onderhouden en ontmanteld of gesloopt dat ze gedurende hun hele levenscyclus geen nadelige gevolgen hebben voor de hygiëne, de gezondheid en de veiligheid van bouwvakkers, gebruikers, bewoners, bezoekers of omwonenden als gevolg van:

a)

de uitstoot van gevaarlijke stoffen, vluchtige organische stoffen of gevaarlijke deeltjes, waaronder microplastics, in de binnenlucht;

b)

de uitstoot van gevaarlijke straling in de binnenomgeving;

c)

het vrijkomen van gevaarlijke stoffen die in het drinkwater terechtkomen of stoffen die het drinkwater op enige wijze nadelig beïnvloeden;

d)

het binnendringen van vocht in de binnenomgeving van het gebouw;

e)

de gebrekkige afvoer van afvalwater, de uitstoot van rookgassen of de gebrekkige verwijdering van vaste of vloeibare afvalstoffen in de binnenomgeving.

4.   Veiligheid en toegankelijkheid van bouwwerken

De bouwwerken en alle delen ervan worden zodanig ontworpen, gebouwd, gebruikt, onderhouden en ontmanteld of gesloopt dat ze gedurende hun hele levenscyclus geen onaanvaardbaar risico op ongevallen of schade tijdens het gebruik of bedrijf opleveren door onder meer uitglijden, vallen, stoten, brandwonden, elektrocutie en letsel door vallende of brekende onderdelen als gevolg van externe factoren zoals extreme weersomstandigheden of explosies.

Bij het ontwerp en de bouw van bouwwerken wordt in het bijzonder rekening gehouden met de toegankelijkheid voor en het gebruik door personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit of met een beperkt oriënteringsvermogen.

5.   Weerstand tegen de doorgang van geluid en akoestische eigenschappen van bouwwerken

De bouwwerken en alle delen ervan worden zodanig ontworpen, gebouwd, gebruikt, onderhouden en ontmanteld of gesloopt dat ze gedurende hun hele levenscyclus een redelijke bescherming bieden tegen nadelige geluidsbelasting door de lucht of via materialen afkomstig van andere delen van hetzelfde bouwwerk of van bronnen buiten de constructie. Die bescherming zorgt ervoor dat de geluidsbelasting:

a)

geen onmiddellijke of chronische risico’s met zich meebrengt voor de menselijke gezondheid;

b)

gebruikers, bewoners en omwonenden in staat stelt onder bevredigende omstandigheden te slapen, te rusten en hun normale activiteiten uit te oefenen.

De bouwwerken en alle delen ervan worden zodanig ontworpen, gebouwd, gebruikt en onderhouden dat zij voldoende geluidsabsorptie en -weerkaatsing bieden wanneer die akoestische eigenschappen vereist zijn.

6.   Energie-efficiëntie en thermische prestaties van bouwwerken

De bouwwerken, met inbegrip van de geautomatiseerde processen daarin, en hun verwarmings-, koelings-, verlichtings- en ventilatie-installaties worden zodanig ontworpen, gebouwd en onderhouden dat de hoeveelheid energie die ze in de gebruiksfase nodig hebben, laag is, rekening houdend met:

a)

het streefcijfer voor bijna-energieneutrale gebouwen en energieneutrale gebouwen in de Unie;

b)

de omstandigheden van het buitenklimaat;

c)

de omstandigheden van het binnenklimaat.

7.   Emissies in de buitenomgeving van bouwwerken

De bouwwerken en alle delen ervan worden zodanig ontworpen, gebouwd, gebruikt, onderhouden en ontmanteld of gesloopt dat ze gedurende hun hele levenscyclus geen risico vormen voor de buitenomgeving als gevolg van:

a)

het vrijkomen van gevaarlijke stoffen, microplastics of straling in de lucht, het grondwater, het zeewater, het oppervlaktewater of de bodem;

b)

de gebrekkige afvoer van afvalwater, de uitstoot van rookgassen of de onjuiste verwijdering van vaste of vloeibare afvalstoffen in de buitenomgeving;

c)

schade aan het gebouw, waaronder schade door verontreinigende stoffen die via water bij de funderingen van het gebouw terechtkomen;

d)

de uitstoot van broeikasgassen in de atmosfeer.

8.   Duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen van bouwwerken

De bouwwerken en alle delen ervan worden zodanig ontworpen, gebouwd, gebruikt, onderhouden en ontmanteld of gesloopt dat het gebruik van natuurlijke hulpbronnen gedurende hun hele levenscyclus duurzaam is en ervoor zorgt dat:

a)

er zo veel mogelijk op hulpbronnenefficiënte wijze wordt gebruikgemaakt van grondstoffen en secundaire materialen met een hoge ecologische duurzaamheid;

b)

de totale hoeveelheid ingezette grondstoffen tot een minimum wordt beperkt;

c)

de totale hoeveelheid ingebedde energie tot een minimum wordt beperkt;

d)

de hoeveelheid gecreëerd afval tot een minimum wordt beperkt;

e)

het totale gebruik van drinkwater en huishoudwater tot een minimum wordt beperkt;

f)

de gehele bouwwerken of delen ervan en de materialen ervan na de ontmanteling of sloop zo veel mogelijk worden hergebruikt of gerecycled;

g)

de ontmanteling gemakkelijk kan verlopen.


BIJLAGE II

Vooraf bepaalde essentiële milieukenmerken

Geharmoniseerde technische specificaties en Europese beoordelingsdocumenten hebben betrekking op de volgende lijst van vooraf bepaalde essentiële milieukenmerken voor de levenscyclusbeoordeling van producten:

a)

gevolgen voor de klimaatverandering — totaal;

b)

gevolgen voor de klimaatverandering — fossiele brandstoffen;

c)

gevolgen voor de klimaatverandering — biogene emissies;

d)

gevolgen voor de klimaatverandering — landgebruik en verandering in landgebruik;

e)

aantasting van de ozonlaag;

f)

verzuringspotentieel;

g)

eutrofiëring van zoet water;

h)

eutrofiëring van zeewater;

i)

eutrofiëring van land;

j)

fotochemische ozon;

k)

abiotische uitputting — mineralen, metalen;

l)

abiotische uitputting — fossiele brandstoffen;

m)

watergebruik;

n)

vaste deeltjes;

o)

ioniserende straling, menselijke gezondheid;

p)

ecotoxiciteit, zoet water;

q)

toxiciteit voor de mens, kanker;

r)

toxiciteit voor de mens, niet kanker;

s)

effecten in verband met landgebruik.

De geharmoniseerde technische specificaties hebben voor zover mogelijk ook betrekking op de vooraf bepaalde essentiële milieukenmerken van het vermogen om koolstof tijdelijk te binden en van andere manieren om koolstof te verwijderen.


BIJLAGE III

Productvereisten

1.   Productvereisten ter waarborging van een goede werking en goede prestaties

1.1.

In overeenkomstig artikel 7, lid 1, vastgestelde geharmoniseerde technische specificaties kan, voor zover dat passend is voor de producten waarop die specificaties betrekking hebben, worden bepaald dat producten zodanig worden ontworpen, vervaardigd en verpakt dat, gedurende de levenscyclus van de producten, een of meer van de volgende functionele en prestatie-eisen worden aangepakt overeenkomstig de stand van de techniek en voor zover ze niet onder andere rechtshandelingen van de Unie vallen:

a)

het beoogde doel wordt op doeltreffende en betrouwbare wijze verwezenlijkt;

b)

de naleving van de aangegeven prestaties komt niet in het gedrang;

c)

de naleving van de overeenkomstig de punten 2.1 en 3.1 vastgestelde veiligheids- en milieueisen komt niet in het gedrang;

d)

de functionaliteit van de producten blijft behouden.

1.2.

In de in artikel 7, lid 3, bedoelde vrijwillige geharmoniseerde normen voor productvereisten en in gemeenschappelijke specificaties, die een vermoeden van conformiteit toekennen, wordt uiteengezet hoe aan de vereisten van punt 1.1 kan worden voldaan, bijvoorbeeld door middel van:

a)

het gebruik van specifieke materialen die ook in termen van hun chemische samenstelling kunnen worden gespecificeerd;

b)

de specifieke afmetingen en vormen van producten of de componenten ervan;

c)

het gebruik van bepaalde componenten die ook in termen van materialen, afmetingen en vormen kunnen worden gespecificeerd;

d)

het gebruik van bepaalde accessoires en de daarvoor geldende eisen;

e)

het gemak van installatie en de-installatie;

f)

het gemak van onderhoud of het feit dat er geen onderhoud nodig is gedurende de verwachte levensduur;

g)

de kenmerken van het product, waaronder de reinigbaarheid en de kras- en breukbestendigheid ervan, onder normale bedrijfsomstandigheden.

1.3.

Bij de vaststelling van de functionele vereisten en prestatievereisten van het product kunnen die vereisten door middel van geharmoniseerde technische specificaties worden gedifferentieerd aan de hand van hun prestatieklassen.

2.   Veiligheidseisen van het product

Veiligheid heeft betrekking op professionals (arbeidskrachten) en niet-professionals (consumenten, gebruikers, bewoners) terwijl zij het product vervoeren, installeren, onderhouden, gebruiken of demonteren, of terwijl zij het product voor het einde van de levenscyclus of voor hergebruik of recycling behandelen.

2.1.

In geharmoniseerde technische specificaties die zijn vastgesteld bij in artikel 7, lid 1, bedoelde gedelegeerde handelingen kan, voor zover dat passend is voor de producten waarop die specificaties betrekking hebben, worden bepaald dat producten zodanig worden ontworpen, vervaardigd en verpakt dat, gedurende de levenscyclus van de producten, een of meer van de volgende inherente veiligheidsrisico’s van het product worden aangepakt overeenkomstig de stand van de techniek en voor zover ze niet onder andere rechtshandelingen van de Unie vallen:

a)

chemische risico’s als gevolg van lekkage of uitspoeling;

b)

het risico dat onevenwichtig samengestelde stoffen leiden tot een gebrekkige werking van producten, waardoor de veiligheid in gevaar kan komen;

c)

mechanische risico’s;

d)

mechanische gebreken;

e)

fysieke gebreken;

f)

het risico op elektrische storingen;

g)

risico’s in verband met stroomuitval;

h)

risico’s in verband met onbedoelde op- of ontlading van elektriciteit;

i)

risico’s in verband met softwarestoringen;

j)

het risico op softwaremanipulatie;

k)

het risico op incompatibiliteit van stoffen of materialen;

l)

risico’s in verband met de incompatibiliteit van verschillende items, waarvan er ten minste één een product is;

m)

het risico dat producten niet presteren zoals beoogd, waardoor de veiligheid in gevaar kan komen;

n)

het risico dat gebruiksaanwijzingen op gebieden die van invloed zijn op gezondheid en veiligheid verkeerd worden begrepen;

o)

het risico op onbedoeld onjuiste installatie of onbedoeld verkeerd gebruik;

p)

het risico op opzettelijk verkeerd gebruik.

2.2.

In vrijwillige geharmoniseerde normen en in gemeenschappelijke specificaties, die een vermoeden van conformiteit toekennen, wordt uiteengezet hoe aan de vereisten van punt 2.1 kan worden voldaan, bijvoorbeeld door middel van:

a)

het bepalen van de stand van de techniek op het gebied van de mogelijke risicobeperking met betrekking tot de desbetreffende productcategorie, met inbegrip van het risico van incompatibiliteit van verschillende items, waarvan er ten minste één een product is;

b)

het bieden van technische oplossingen ter vermijding van veiligheidsgerelateerde risico’s, of

c)

indien risico’s niet kunnen worden vermeden, het verlagen en beperken van de risico’s door ze aan te pakken met behulp van waarschuwingen op het product, op de verpakking en in de gebruiksaanwijzingen.

2.3.

Bij de vaststelling van de veiligheidseisen van het product kunnen die eisen door middel van geharmoniseerde technische specificaties worden gedifferentieerd aan de hand van hun prestatieklassen.

3.   Milieueisen van producten

De term “milieu” houdt verband met de winning en vervaardiging van de materialen, de vervaardiging van het product, het vervoer van materialen en producten, het onderhoud van het product, het vermogen ervan om zo lang mogelijk te blijven bestaan binnen een circulaire economie en het einde van de levenscyclus van het product.

3.1.

In geharmoniseerde technische specificaties die zijn vastgesteld bij in artikel 7, lid 1, bedoelde gedelegeerde handelingen kan, voor zover dat passend is voor de producten waarop die specificaties betrekking hebben, worden bepaald dat producten zodanig worden ontworpen, vervaardigd en verpakt dat, gedurende de levenscyclus van de producten, een of meer van de volgende inherente milieuaspecten van het product worden aangepakt, waar mogelijk zonder de producten minder veilig te maken of door de nadelige milieueffecten te compenseren, en voor zover ze niet onder andere rechtshandelingen van de Unie vallen:

a)

het zo veel mogelijk vergroten van de duurzaamheid en betrouwbaarheid van het product of de componenten ervan, zoals dat tot uiting komt in de vermelding op het product van informatie over de technische levensduur van het product bij werkelijk gebruik, de belastingbestendigheid of verouderingsmechanismen van het product, en in termen van de verwachte gemiddelde levensduur, de minimale levensduur onder de slechtste realistische omstandigheden, en in termen van de eisen met betrekking tot de minimale levensduur, alsook het voorkomen van voortijdige veroudering;

b)

het tot een minimum beperken van de uitstoot van broeikasgassen gedurende de gehele levenscyclus;

c)

het zo veel mogelijk verhogen van het gehalte aan hergebruikt en gerecycled materiaal en het gehalte aan materiaal van bijproducten;

d)

het kiezen van veilige, inherent duurzame en milieuvriendelijke stoffen;

e)

het energieverbruik en de energie-efficiëntie;

f)

het efficiënt gebruiken van hulpbronnen;

g)

de modulariteit;

h)

het vaststellen welk product of welke delen ervan na de-installatie kunnen worden hergebruikt (herbruikbaarheid), en in welke mate;

i)

upgradebaarheid;

j)

het gemak van reparatie gedurende de verwachte levensduur, alsook de compatibiliteit met algemeen beschikbare reserveonderdelen;

k)

het gemak van onderhoud en opknappen gedurende de verwachte levensduur;

l)

de recycleerbaarheid en herproduceerbaarheid;

m)

de mate waarin verschillende materialen of stoffen tijdens demontage- of recyclingprocedures kunnen worden gescheiden en teruggewonnen;

n)

de duurzame inkoop;

o)

het zo klein mogelijk maken van de verhouding tussen product en verpakking;

p)

de hoeveelheden geproduceerd afval, en met name gevaarlijk afval.

3.2.

In vrijwillige geharmoniseerde normen en in gemeenschappelijke specificaties, die een vermoeden van conformiteit toekennen, wordt uiteengezet hoe aan de vereisten van punt 3.1 kan worden voldaan, bijvoorbeeld door:

a)

de stand van de techniek te bepalen voor de aanpak van de milieuaspecten die betrekking hebben op de desbetreffende productcategorie, met inbegrip van het minimumgehalte aan gerecycled materiaal, de uitstoot van broeikasgassen tijdens de gehele levenscyclus, de hulpbronnenefficiëntie en de herbruikbaarheid;

b)

te voorzien in technische oplossingen ter vermijding van negatieve milieueffecten en -risico’s, waaronder de productie van afvalmaterialen, of, indien risico’s niet kunnen worden vermeden, de nadelige effecten en risico’s te verlagen en te beperken door die aan te pakken met behulp van waarschuwingen op het product, op de verpakking en in de gebruiksaanwijzingen.

3.3.

Bij de vaststelling van de milieueisen van het product kunnen die eisen door middel van geharmoniseerde technische specificaties worden gedifferentieerd aan de hand van hun prestatieklassen.

BIJLAGE IV

Algemene productinformatie, gebruiksaanwijzingen en veiligheidsinformatie

1.   Algemene productinformatie

1.1.

Identificatie van het product: unieke identificatiecode van het producttype.

1.2.

Productomschrijving:

a)

aangegeven gebruik;

b)

beoogde gebruikers;

c)

gebruiksvoorwaarden;

d)

geraamde gemiddelde en minimale levensduur bij het aangegeven gebruik (duurzaamheid);

e)

voornaamste toegepaste materialen.

1.3.

Contactgegevens van de fabrikant of gemachtigde:

a)

naam;

b)

postadres;

c)

telefoonnummer;

d)

e-mailadres;

e)

website, indien beschikbaar.

1.4.

Indien anders dan punt 1.3, contactgegevens van de fabrikant of gemachtigde die zich bezighoudt met:

a)

informatie over installatie, onderhoud, gebruik, ontmanteling en sloop;

b)

informatie over de risico’s;

c)

kennisgeving in geval van productgebreken.

1.5.

Contactgegevens van het productcontactpunt voor de bouw in de lidstaat waar het product op de markt wordt aangeboden.

2.   Gebruiksaanwijzingen en veiligheidsinformatie

2.1.

Veiligheid tijdens het vervoer, de installatie, de de-installatie, het onderhoud, de ontmanteling en de sloop:

a)

de potentiële risico’s die het product en elk redelijkerwijs voorzienbaar verkeerd gebruik ervan met zich meebrengen;

b)

aanwijzingen voor de montage, installatie en aansluiting, inclusief tekeningen, diagrammen en, indien relevant, de wijze van bevestiging aan andere producten en delen van bouwwerken;

c)

aanwijzingen voor veilige bediening en veilig onderhoud, met inbegrip van de beschermingsmaatregelen die tijdens die handelingen moeten worden getroffen;

d)

indien nodig, aanwijzingen voor de opleiding van de installateurs of gebruikers;

e)

informatie over wat er moet worden gedaan in geval van productgebreken of ongevallen.

2.2.

Compatibiliteit en integratie in systemen of kits:

a)

de compatibiliteit met andere materialen of producten, ongeacht of die onder deze verordening vallen;

b)

de elektrische en elektromagnetische compatibiliteit;

c)

de compatibiliteit van de software;

d)

de integratie in systemen of kits.

2.3.

Onderhoudsbehoeften met het oog op het behoud van de prestaties van het product gedurende de levensduur ervan:

a)

een beschrijving van de afstellings- en onderhoudswerkzaamheden die de gebruikers moeten verrichten, alsook de in acht te nemen preventieve onderhoudsmaatregelen;

b)

het type en de frequentie van de inspecties en onderhoudswerkzaamheden die om veiligheids- en duurzaamheidsredenen vereist zijn en, waar nodig, de onderdelen die aan slijtage onderhevig zijn en de criteria voor de vervanging ervan;

c)

informatie over wat er moet worden gedaan in geval van productgebreken of ongevallen.

2.4.

Veiligheid tijdens het gebruik:

a)

aanwijzingen inzake de door de gebruiker te nemen beschermingsmaatregelen, waaronder, indien passend, de persoonlijke-beschermingsuitrusting waarin moet worden voorzien;

b)

aanwijzingen voor een veilig gebruik van het product, met inbegrip van de beschermingsmaatregelen die bij het gebruik ervan moeten worden getroffen;

c)

informatie over wat er moet worden gedaan in geval van productgebreken of ongevallen tijdens het gebruik ervan.

2.5.

Opleiding en andere vereisten waaraan noodzakelijkerwijs moet worden voldaan voor een veilig gebruik.

2.6.

Risicobeperkingsmogelijkheden die verder gaan dan de punten 2.1 tot en met 2.5.

2.7.

Aanbevelingen voor:

a)

de reparatie van een product;

b)

de de-installatie van een product;

c)

het hergebruik van een product;

d)

de herproductie van een product;

e)

de recycling van een product;

f)

het veilig storten van een product.

2.8.

Indien toepasselijk, informatie over de prestaties van het product, gemeten aan de hand van de “gevolgen voor de klimaatverandering — totaal”, zoals bedoeld in bijlage II, punt a), en “toxiciteit voor de mens, kanker”, zoals bedoeld in bijlage II, punt q).

3.

De over de in punt 2 genoemde elementen verstrekte informatie volstaat, zowel kwantitatief als kwalitatief, om ervoor te zorgen dat potentiële kopers met kennis van zaken beslissingen kunnen nemen alvorens tot aankoop over te gaan, en omvat onder meer informatie over de benodigde hoeveelheid, de installatie, het gebruik, het onderhoud, de demontage, het hergebruik en de recycling van het desbetreffende product. De informatie kan alle tekeningen, diagrammen, beschrijvingen en toelichtingen bevatten die nodig zijn om de informatie te begrijpen.

In die informatie wordt, waar passend en voor zover mogelijk, rekening gehouden met de behoeften van de ontwerpers, bouwautoriteiten, bouwprofessionals, autoriteiten voor bouwtoezicht, consumenten en andere gebruikers, bewoners, beheerders en onderhoudsprofessionals.

4.

In overeenkomstig artikel 9, lid 2, afgegeven richtsnoeren en technische details wordt ook aanbevolen waar de desbetreffende informatie moet worden verstrekt. Dat gebeurt op een plaats waar de informatie het minst waarschijnlijk over het hoofd wordt gezien.

BIJLAGE V

De in artikel 15 (1) bedoelde prestatie- en conformiteitsverklaring

Naam van de fabrikant: …

Verklaringscode: … (2)

Versie nr.: … (3)

Datum versie: …

1.   

Productomschrijving

a)

unieke identificatiecode van het producttype en, indien beschikbaar, het partij- of serienummer;

b)

productcategorie zoals gedefinieerd in de geharmoniseerde technische specificaties of de Europese beoordelingsdocumenten;

c)

het aangegeven gebruik van het product, binnen het toepassingsgebied van de toepasselijke geharmoniseerde technische specificatie of het Europees beoordelingsdocument;

d)

de nominale afmetingen of indeling van het product;

e)

belangrijke onderdelen van het product, indien van toepassing;

f)

geraamde gemiddelde en minimale levensduur bij het aangegeven gebruik (duurzaamheid);

g)

eventuele varianten en hun omschrijvingen;

h)

ingeval het product eerder in een bouwwerk is geïnstalleerd, de datum en plaats van de laatste de-installatie.

2.   

Permalinks of gegevensdragers met betrekking tot het volgende, tenzij de informatie op grond van artikel 76 in het digitale productpaspoort is opgenomen:

a)

eventuele productregistraties van de fabrikant in databanken van de Unie;

b)

indien van toepassing, informatie die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1907/2006 moet worden verstrekt;

c)

algemene productinformatie, gebruiksaanwijzingen en veiligheidsinformatie in overeenstemming met bijlage IV.

3.   

Fabrikant:

a)

naam;

b)

geregistreerde handelsnaam;

c)

geregistreerde bedrijfszetel;

d)

postadres;

e)

telefoonnummer;

f)

e-mailadres;

g)

website.

4.   

Gemachtigde (indien van toepassing):

a)

naam;

b)

geregistreerde handelsnaam;

c)

geregistreerde bedrijfszetel;

d)

postadres;

e)

telefoonnummer;

f)

e-mailadres;

g)

website.

5.   

Aangemelde instantie of instanties (indien van toepassing):

a)

naam;

b)

identificatienummer;

c)

geregistreerde handelsnaam, indien beschikbaar;

d)

geregistreerde bedrijfszetel;

e)

postadres;

f)

telefoonnummer;

g)

e-mailadres;

h)

website.

6.   

Technischebeoordelingsinstantie (“TBI”) (indien van toepassing):

a)

naam;

b)

identificatienummer;

c)

geregistreerde handelsnaam, indien beschikbaar;

d)

bedrijfszetel;

e)

postadres;

f)

telefoonnummer;

g)

e-mailadres;

h)

website.

7.   

Verwijzing naar door aangemelde instanties en TBI’s afgegeven certificaten of valideringsverslagen.

8.   

Technische referentiedocumenten:

a)

toegepaste geharmoniseerde technische specificaties tot vaststelling van de essentiële kenmerken (referentienummer en datum van afgifte), of

b)

toegepast Europees beoordelingsdocument (referentienummer en datum van afgifte) en afgegeven Europese technische beoordeling (TBI, referentienummer en datum van afgifte).

9.   

Aangegeven prestaties en duurzaamheidskenmerken:

a)

de volledige lijst van essentiële kenmerken, zoals vastgesteld in de geharmoniseerde technische specificatie of het Europees beoordelingsdocument voor de desbetreffende productcategorie waarvoor een prestatie is aangegeven, en het beoordelings- en verificatiesysteem dat op die kenmerken van toepassing is;

b)

de prestaties van het product, aan de hand van berekende waarden, niveaus of klassen, of in een omschrijving. De desbetreffende waarden, niveaus of klassen worden in de prestatieverklaring zelf overgenomen en kunnen dus niet uitsluitend door middel van verwijzingen naar andere documenten worden opgenomen. Voor essentiële kenmerken waarvoor geen prestatie is aangegeven, wordt in plaats van de waarde het woord “NUL” ingevoerd. De prestatie wat het structureel gedrag van een product betreft, mag worden uitgedrukt door te verwijzen naar bijgevoegde productdocumentatie of berekeningen voor het structureel ontwerp;

c)

de aangeduide ecologische duurzaamheid van de toepasselijke essentiële kenmerken van de toepasselijke levenscyclusmodules, overeenkomstig artikel 15, lid 2;

d)

een verwijzing naar de versie van de gebruikte, door de Commissie verstrekte software.

10.   

De in geharmoniseerde technische specificaties vastgestelde toepasselijke productvereisten, het beoordelings- en verificatiesysteem dat daarop van toepassing is, en de verwijzing naar de toegepaste vrijwillige geharmoniseerde norm of de toegepaste gemeenschappelijke specificaties, of delen daarvan, met inbegrip van de datum.

Indien toepasselijk, informatie over de prestaties van het product, gemeten aan de hand van de productvereisten.

11.   

Verklaringen:

a)

de prestaties van het bovengenoemde product zijn in overeenstemming met de in punt 9 bedoelde aangegeven prestaties;

b)

de duurzaamheidsgegevens van het bovengenoemde product zijn correct berekend op basis van de voorschriften voor de productcategorie die daarop van toepassing zijn;

c)

het bovengenoemde product voldoet aan de in punt 10 vermelde eisen.

Ondertekend voor en namens de fabrikant door:

[naam, functie (4)]

Te … [plaats]

op … [datum van afgifte]

[handtekening]


(1)  Wanneer een prestatie- en conformiteitsverklaring wordt afgegeven met betrekking tot een product waarvoor de productvereisten die zijn vastgesteld bij gedelegeerde handelingen als bedoeld in artikel 7, lid 1, niet gelden, worden punt 10 en punt 11, c), weggelaten.

(2)  Er wordt slechts één unieke, ondubbelzinnige verklaringscode per producttype gebruikt, zelfs als er varianten zijn, aangezien varianten varianten van het producttype zijn en daarmee niet van invloed zijn op de prestaties of de conformiteit van het product.

(3)  Er kunnen verschillende versies worden afgegeven, bijvoorbeeld om fouten te corrigeren of aanvullende informatie toe te voegen.

(4)  De ondertekenaar moet uit hoofde van het nationale recht gemachtigd zijn om de fabrikant te vertegenwoordigen, hetzij op basis van een volmacht, hetzij op grond van zijn of haar rol als wettelijk vertegenwoordiger.


BIJLAGE VI

Procedure voor het verzoeken om een europese technische beoordeling en de vaststelling van een europees beoordelingsdocument

1.   Verzoek om een Europese technische beoordeling

1.1.

Indien een fabrikant een TBI een verzoek om een Europese technische beoordeling van een product voorlegt, legt de fabrikant de TBI (“verantwoordelijke TBI”), nadat de fabrikant en de verantwoordelijke TBI een overeenkomst inzake bescherming van het beroepsgeheim en de vertrouwelijkheid hebben ondertekend, tenzij de fabrikant anderszins besluit, een technisch dossier voor met een omschrijving van het product, het gebruik ervan zoals beoogd door de fabrikant, en details over de productiecontrole in de fabriek die hij voornemens is uit te voeren.

1.2.

Indien een groep fabrikanten of een organisatie van fabrikanten (de “groep”) een verzoek om een Europese technische beoordeling indient, richt zij het verzoek tot de organisatie van TBI’s, die de groep een TBI zal voorstellen die als verantwoordelijke TBI zal optreden. De groep kan de voorgestelde TBI aanvaarden of de organisatie van TBI’s verzoeken een alternatieve TBI voor te stellen. Zodra de groep de door de organisatie van TBI’s voorgestelde verantwoordelijke TBI heeft aanvaard, ondertekenen de leden van de groep, tenzij de groep anderszins beslist, met die TBI een overeenkomst inzake handelsgeheim en vertrouwelijkheid, en dient de groep bij de verantwoordelijke TBI een technisch dossier in waarin het product wordt omschreven, het door de groep beoogde gebruik alsook details over de productiecontrole in de fabriek die de leden van de groep beogen te gebruiken.

1.3.

Indien geen verzoek om een Europese technische beoordeling wordt ingediend, verstrekt de Commissie, wanneer zij begint met de ontwikkeling van een Europees beoordelingsdocument, aan de organisatie van TBI’s een technisch dossier met een omschrijving van het product, het gebruik ervan en details, dat van toepassing wordt. De organisatie van TBI’s kiest, samen met de Commissie, een TBI die als verantwoordelijke TBI moet optreden.

2.   Overeenkomst

Voor de in artikel 33, lid 1, punt c), bedoelde producten wordt binnen een maand na ontvangst van het technisch dossier, in de in de punten 1.1 en 1.2 bedoelde gevallen, een overeenkomst gesloten tussen respectievelijk de fabrikant of de groep en de verantwoordelijke TBI inzake de opstelling van de Europese technische beoordeling, waarin het werkprogramma voor de opstelling van het Europees beoordelingsdocument wordt vastgesteld, waaronder:

a)

de organisatie van de werkzaamheden in de organisatie van TBI’s;

b)

de samenstelling van de werkgroep die voor de desbetreffende productfamilie is aangewezen en binnen de organisatie van TBI’s moet worden opgericht, en

c)

de coördinatie van TBI’s.

In het in punt 1.3 bedoelde geval dient de verantwoordelijke TBI bij de Commissie het werkprogramma in voor de opstelling van het Europees beoordelingsdocument met dezelfde inhoud en binnen dezelfde termijn. Vervolgens heeft de Commissie dertig werkdagen om haar opmerkingen over het werkprogramma aan de verantwoordelijke TBI mee te delen en past de verantwoordelijke TBI dat werkprogramma dienovereenkomstig aan.

3.   Kennisgeving van het werkprogramma

In de in de punten 1.1 en 1.2 bedoelde gevallen stelt de organisatie van TBI’s, nadat een overeenkomst is gesloten met respectievelijk de fabrikant en de groep, de Commissie in kennis van het werkprogramma voor de opstelling van het Europees beoordelingsdocument en van de uitvoeringstermijnen daarvoor, met vermelding van het beoordelingsprogramma. Die kennisgeving doet zij binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek om een Europese technische beoordeling van een TBI, waarna de TBI de in de punten 1.1 en 1.2 neergelegde procedure inleidt.

In het in punt 1.3 bedoelde geval stelt de organisatie van TBI’s de Commissie in kennis van het werkprogramma voor de opstelling van het Europees beoordelingsdocument met dezelfde inhoud en binnen dezelfde termijn als de in de vorige alinea vermelde termijn. Vervolgens deelt de Commissie de organisatie van TBI’s binnen 30 werkdagen haar opmerkingen over het werkprogramma mee. Nadat de verantwoordelijke TBI en de organisatie van TBI’s in de gelegenheid zijn gesteld om opmerkingen te maken, past de verantwoordelijke TBI het werkprogramma dienovereenkomstig aan.

4.   Het ontwerp van Europees beoordelingsdocument

De organisatie van TBI’s legt, via de werkgroep die door de verantwoordelijke TBI wordt gecoördineerd, de laatste hand aan een ontwerp van Europees beoordelingsdocument en deelt dat aan de betrokken partijen mee binnen zes maanden na de datum waarop de Commissie in de in de punten 1.1 en 1.2 bedoelde gevallen op de hoogte is gebracht van het werkprogramma of na de datum waarop de Commissie in het in punt 1.3 bedoelde geval haar opmerkingen over het werkprogramma aan de verantwoordelijke TBI heeft meegedeeld.

5.   Deelname van de Commissie

Een vertegenwoordiger van de Commissie kan als waarnemer aan alle onderdelen van de uitvoering van het werkprogramma deelnemen. De Commissie kan de organisatie van TBI’s te allen tijde verzoeken de ontwikkeling van een bepaald Europees beoordelingsdocument stop te zetten of te wijzigen indien de ontwikkeling niet in overeenstemming is met deze verordening of indien de aanpak niet efficiënt of doeltreffend is wat betreft middelen en definitieve toepasbaarheid. De Commissie kan de organisatie van TBI’s te allen tijde verzoeken parallelle processen voor de ontwikkeling van Europese beoordelingsdocumenten samen te voegen of één proces in twee delen op te splitsen om het ontwikkelingsproces of de toekomstige toepassing van het desbetreffende beoordelingsdocument te verduidelijken of de efficiëntie ervan te waarborgen.

Indien de betrokken TBI’s binnen de gestelde termijnen niet tot overeenstemming zijn gekomen over een Europees beoordelingsdocument, legt de organisatie van TBI’s die kwestie voor aan de Commissie om een oplossing te vinden, onder meer door de organisatie van TBI’s instructies te geven over de manier waarop zij haar werk moet voltooien.

6.   Raadpleging van de lidstaten

In het in punt 1.3 bedoelde geval stelt de Commissie de lidstaten in kennis van de ontwikkeling van het Europees beoordelingsdocument nadat het werkprogramma is afgerond. Waar passend kunnen de lidstaten desgevraagd deelnemen aan de uitvoering ervan. Opmerkingen van de lidstaten worden meegedeeld aan en behandeld door de Commissie. De organisatie van TBI’s wordt door de Commissie in kennis gesteld van elke door de Commissie verlangde en goedgekeurde wijziging in het werkprogramma binnen de termijn waarbinnen de Commissie opmerkingen kan maken over het werkprogramma alvorens met de ontwikkeling van het Europees beoordelingsdocument te beginnen.

7.   Verlenging en vertraging

Elke vertraging ten opzichte van de in de punten 1 tot en met 4 van deze bijlage vastgestelde termijnen wordt door de werkgroep aan de organisatie van TBI’s en de Commissie meegedeeld.

Indien een verlenging van de termijnen voor de ontwikkeling van het Europees beoordelingsdocument kan worden gerechtvaardigd, met name omdat de Commissie geen besluit heeft genomen over het op het product van toepassing zijnde beoordelings- en verificatiesysteem of omdat een nieuwe testmethode moet worden ontwikkeld, stelt de Commissie de termijn van de verlenging vast.

8.   Wijzigingen en vaststelling van een ontwerp van Europees beoordelingsdocument

8.1.

In de in de punten 1.1 en 1.2 bedoelde gevallen deelt de verantwoordelijke TBI het ontwerp van Europees beoordelingsdocument mee aan respectievelijk de fabrikant of de groep, die vervolgens twintig werkdagen de tijd heeft om erop te reageren. Daarna gaat de organisatie van TBI’s als volgt te werk:

a)

indien toepasselijk deelt zij de fabrikant of de groep mee op welke wijze met de reacties rekening is gehouden;

b)

zij stelt het ontwerp van Europees beoordelingsdocument vast;

c)

zij zendt de Commissie daarvan een afschrift toe.

8.2.

In het in punt 1.3 bedoelde geval gaat de verantwoordelijke TBI als volgt te werk:

a)

zij stelt het ontwerp van Europees beoordelingsdocument vast;

b)

zij zendt de Commissie daarvan een afschrift toe.

9.   Beoordeling door de Commissie van ontwerpen van Europese beoordelingsdocumenten

De Commissie beoordeelt het ingediende ontwerp van Europees beoordelingsdocument en deelt binnen 30 werkdagen na ontvangst ervan haar opmerkingen mee aan de organisatie van TBI’s. Na in de gelegenheid te zijn gesteld om opmerkingen te maken, wijzigt de organisatie van TBI’s het ontwerp dienovereenkomstig en zendt zij opnieuw afschriften van het gewijzigde ontwerp van Europees beoordelingsdocument overeenkomstig punt 8.1, c), en punt 8.2, b).

10.   Vaststelling en bekendmaking van het definitieve Europese beoordelingsdocument

De organisatie van TBI’s stelt het definitieve Europese beoordelingsdocument vast en zendt de Commissie daarvan een afschrift toe, samen met een vertaling van de titel van het Europees beoordelingsdocument in alle officiële talen van de Unie, opdat het referentienummer daarvan onverwijld in het Publicatieblad van de Europese Unie kan worden bekendgemaakt.

De organisatie van TBI’s maakt het Europees beoordelingsdocument binnen 90 dagen na de datum van vaststelling in een of meer talen van de Unie bekend en zorgt er ten minste voor dat het toegankelijk blijft totdat geen enkele daarop gebaseerde Europese technische beoordeling nog geldig is.


BIJLAGE VII

Lijst van productfamilies

CODE

PRODUCTFAMILIE

1

GEPREFABRICEERDE NORMALE/LICHTE/AUTOCLAAFGEHARDE CELBETONNEN PRODUCTEN

2

DEUREN, RAMEN, LUIKEN, POORTEN EN BIJBEHOREND HANG- EN SLUITWERK

3

MEMBRANEN, WAARONDER IN VLOEIBARE TOEPASSINGEN EN KITS (WATER- EN/OF DAMPREMMEND)

4

PRODUCTEN VOOR THERMISCHE ISOLATIE; SAMENGESTELDE ISOLATIEKITS/-SYSTEMEN

5

DRAGENDE OPLEGGINGEN; CONSTRUCTIEVE PENVERBINDINGEN

6

SCHOORSTENEN, ROOKKANALEN EN SPECIFIEKE PRODUCTEN

7

GIPSPRODUCTEN

8

GEOTEXTIEL, GEOMEMBRANEN EN AANVERWANTE PRODUCTEN

9

VLIESGEVELS/BEKLEDING/VERLIJMDE BEGLAZINGSSYSTEMEN

10

VASTE BRANDBESTRIJDINGSSYSTEMEN (BRANDALARM- EN DETECTIESYSTEMEN, VASTE BRANDBESTRIJDINGSSYSTEMEN, BRANDBEVEILIGINGS- EN ANTIROOKSYSTEMEN EN EXPLOSIEBEVEILIGINGSPRODUCTEN)

11

SANITAIR

12

VERKEERSINRICHTINGEN: WEGENUITRUSTING

13

HOUTPRODUCTEN VOOR DE BOUW EN TOEBEHOREN

14

PLATEN EN ELEMENTEN OP HOUTBASIS

15

CEMENT, BOUWKALK EN ANDERE HYDRAULISCHE BINDMIDDELEN

16

WAPENINGSSTAAL EN VOORSPANSTAAL VOOR BETON EN TOEBEHOREN; VOORSPANSYSTEMEN

17

METSELWERK EN TOEBEHOREN; METSELWERKELEMENTEN, MORTEL EN TOEBEHOREN

18

RIOLERINGSPRODUCTEN

19

VLOERAFWERKINGEN

20

METAALCONSTRUCTIEPRODUCTEN EN TOEBEHOREN

21

IN- EN UITWENDIGE AFWERKINGEN VOOR WANDEN EN PLAFONDS; KITS VOOR SCHEIDINGSWANDEN

22

DAKBEDEKKINGEN, DAKLICHTEN, DAKRAMEN EN TOEBEHOREN; KITS VOOR DAKEN

23

PRODUCTEN VOOR DE WEGENBOUW

24

TOESLAGMATERIALEN

25

BOUWLIJM

26

PRODUCTEN VOOR BETON, MORTEL EN INJECTIESPECIE

27

VOORZIENINGEN VOOR RUIMTEVERWARMING

28

BUIZEN, RESERVOIRS EN TOEBEHOREN DIE NIET IN CONTACT KOMEN MET VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE BESTEMD WATER

29

BOUWPRODUCTEN DIE IN CONTACT KOMEN MET VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE BESTEMD WATER

30

VLAKGLAS, GEPROFILEERD GLAS EN GLASBLOKKEN

31

STROOM-, BESTURINGS- EN COMMUNICATIEKABELS

32

VOEGMIDDELEN

33

BEVESTIGINGEN

34

BOUWKITS, BOUWEENHEDEN, GEPREFABRICEERDE ELEMENTEN

35

PRODUCTEN MET BRANDVERTRAGENDE, BRANDWERENDE EN TEGEN BRAND AFDICHTENDE EIGENSCHAPPEN; BRANDVERTRAGENDE PRODUCTEN

36

VERANKERDE LADDERS


BIJLAGE VIII

Eisen voor TBI’s

TBI’s moeten in staat zijn de volgende taken en eisen te vervullen:

Competentie

Taakomschrijving

Eis

1.

Risicoanalyse

De potentiële risico’s en voordelen van het gebruik van innovatieve producten identificeren zonder te beschikken over gedegen/geconsolideerde technische informatie over de prestaties ervan wanneer ze in bouwwerken worden gebruikt

Er wordt een TBI naar nationaal recht opgericht, die rechtspersoonlijkheid heeft. Zij moet onafhankelijk zijn van de belanghebbenden en van alle bijzondere belangen.

Het personeel van de TBI:

a)

is objectief en heeft een gedegen technisch oordeel;

b)

heeft een grondige kennis van de in de lidstaat waarin de instantie is aangewezen geldende regelgeving en andere eisen met betrekking tot de productfamilies waarvoor de instantie wordt aangewezen;

c)

heeft een algemeen inzicht in de bouwpraktijken en grondige technische kennis van de productfamilies waarvoor de instantie wordt aangewezen;

d)

heeft een grondige kennis van de specifieke risico’s en de technische aspecten van het bouwproces;

e)

heeft een grondige kennis van de bestaande geharmoniseerde normen en testmethoden voor de productfamilies waarvoor de instantie wordt aangewezen;

f)

heeft een grondige kennis van deze verordening;

g)

heeft passende taalvaardigheden.

De vergoeding van het personeel van de TBI hangt niet af van het aantal uitgevoerde beoordelingen of van de resultaten daarvan.

2.

Vaststelling van technische criteria

De resultaten van de risicoanalyse omzetten in technische criteria voor de beoordeling van het gedrag en de prestaties van de producten in verband met de naleving van de toepasselijke nationale eisen;

de benodigde technische informatie verstrekken aan de deelnemers aan het bouwproces als potentiële gebruikers van de producten (fabrikanten, ontwerpers, aannemers, installateurs)

3.

Vaststelling van beoordelingsmethoden

Passende methoden (tests of berekeningen) ontwerpen en valideren om de prestaties met betrekking tot essentiële kenmerken van producten te beoordelen, rekening houdend met de huidige stand van de techniek

4.

Vaststelling van de specifieke productiecontrole in de fabriek

Het fabricageproces van het specifieke product begrijpen en evalueren om passende maatregelen vast te stellen ter waarborging van de bestendigheid van het product via het fabricageproces in kwestie

Het personeel van de TBI heeft een passende kennis van de relatie tussen de fabricageprocessen en de productkenmerken in verband met de productiecontrole in de fabriek.

5.

Beoordeling van het product

De prestaties met betrekking tot essentiële kenmerken van producten beoordelen op basis van geharmoniseerde methoden tegen geharmoniseerde criteria

Naast de in de punten 1, 2 en 3 gestelde eisen moet de TBI toegang hebben tot de benodigde middelen en uitrusting voor de beoordeling van de prestaties met betrekking tot essentiële kenmerken van producten uit de productfamilies waarvoor zij is aangewezen.

6.

Algemeen beheer

Zorgen voor consistentie, betrouwbaarheid, objectiviteit en traceerbaarheid door de constante toepassing van passende beheersmethoden

De TBI beschikt over:

a)

bewijs van correct bestuurlijk gedrag;

b)

een beleid met bijbehorende procedures ter waarborging van de vertrouwelijkheid en bescherming van gevoelige informatie bij de TBI zelf en bij al haar partners;

c)

een documentcontrolesysteem ter waarborging van de registratie, de traceerbaarheid, de bewaring, de bescherming en de archivering van alle relevante documenten;

d)

een mechanisme voor de interne controle en beoordeling van het beheer ter waarborging van regelmatig toezicht op de naleving van de passende beheersmethoden;

e)

een procedure voor de objectieve behandeling van beroepen en klachten.


BIJLAGE IX

Beoordelings- en verificatiesystemen

De fabrikant bepaalt overeenkomstig artikel 22, lid 1, het juiste producttype en past de bijbehorende productcategorie toe op basis van de toepasselijke geharmoniseerde technische specificatie of het toepasselijke Europese beoordelingsdocument. Indien een aangemelde instantie bij de beoordeling en verificatie wordt betrokken, verifieert zij overeenkomstig artikel 55, lid 1, of het producttype correct werd bepaald en of de bijbehorende productcategorie correct werd toegepast.

1.   Systeem 1+

Volledige controle door de aangemelde instantie, met inbegrip van steekproeven tijdens controles

a)

De fabrikant voert de volgende taken uit:

i)

de productiecontrole in de fabriek;

ii)

het verder testen van in de productie-installatie genomen monsters volgens het voorgeschreven testprogramma;

iii)

de opstelling van technische documentatie die bewijs bevat van de correcte toepassing van deze verordening met betrekking tot de beoordeling van de prestaties;

iv)

de opstelling van technische documentatie die bewijs bevat van conformiteit met de toepasselijke productvereisten uit hoofde van deze verordening.

b)

De aangemelde instantie neemt een besluit over de afgifte, beperking, schorsing of intrekking van het certificaat van prestatiebestendigheid en van conformiteit van het product op basis van:

i)

een bevestiging dat het producttype en de productcategorie correct werden bepaald;

ii)

een beoordeling van de prestaties van het product op basis van typeonderzoek (met inbegrip van monstername van de items die representatief zijn voor het type), een typeberekening, tabelwaarden of documentatie waarin het product wordt omschreven;

iii)

de initiële inspectie van de productie-installatie en van de productiecontrole in de fabriek;

iv)

permanent toezicht op en permanente beoordeling en evaluatie van de productiecontrole in de fabriek, met inbegrip van periodieke inspecties van de productie-installatie;

v)

de steekproefsgewijze controle van monsters voordat het product in de handel wordt gebracht;

vi)

de verificatie van de in punt a), iii) en iv), bedoelde taken.

2.   Systeem 1

Volledige controle door de aangemelde instantie, zonder steekproeven tijdens controles

a)

De fabrikant voert de volgende taken uit:

i)

de productiecontrole in de fabriek;

ii)

het verder testen van door de fabrikant in de productie-installatie genomen monsters volgens het voorgeschreven testprogramma;

iii)

de opstelling van technische documentatie die bewijs bevat van de correcte toepassing van deze verordening met betrekking tot de beoordeling van de prestaties;

iv)

de opstelling van technische documentatie die bewijs bevat van conformiteit met de toepasselijke productvereisten uit hoofde van deze verordening.

b)

De aangemelde instantie neemt een besluit over de afgifte, beperking, schorsing of intrekking van het certificaat van prestatiebestendigheid en van conformiteit van het product op basis van:

i)

een bevestiging dat het producttype en de productcategorie correct werden bepaald;

ii)

een beoordeling van de prestaties van het product op basis van typeonderzoek (met inbegrip van monstername van een of meer items die representatief zijn voor het type), een typeberekening, tabelwaarden of documentatie waarin het product wordt omschreven;

iii)

de initiële inspectie van de productie-installatie en van de productiecontrole in de fabriek;

iv)

permanent toezicht op en permanente beoordeling en evaluatie van de productiecontrole in de fabriek, met inbegrip van periodieke inspecties van de productie-installatie;

v)

de verificatie van de in punt a), iii) en iv), bedoelde taken.

3.   Systeem 2+

De aangemelde instantie concentreert zich op de productiecontrole in de fabriek

a)

De fabrikant voert de volgende taken uit:

i)

de beoordeling van de prestaties van het product op basis van tests (met inbegrip van monstername van een of meer items die representatief zijn voor het type), een typeberekening, tabelwaarden of documentatie waarin dat product wordt omschreven;

ii)

de productiecontrole in de fabriek;

iii)

het testen van in de fabriek genomen monsters volgens het voorgeschreven testprogramma;

iv)

de opstelling van technische documentatie die bewijs bevat van de correcte toepassing van deze verordening met betrekking tot de beoordeling van de prestaties;

v)

de opstelling van technische documentatie die bewijs bevat van conformiteit met de toepasselijke productvereisten uit hoofde van deze verordening.

b)

De aangemelde instantie neemt een besluit over de afgifte, beperking, schorsing of intrekking van het conformiteitscertificaat van de productiecontrole in de fabriek op basis van:

i)

een bevestiging dat het producttype en de productcategorie correct werden bepaald, en dat de prestaties van het product correct werden beoordeeld op basis van de bestudering van de documentatie van het product;

ii)

de initiële inspectie van de productie-installatie en van de productiecontrole in de fabriek;

iii)

permanent toezicht op en permanente beoordeling en evaluatie van de productiecontrole in de fabriek, met inbegrip van periodieke inspecties van de productie-installatie;

iv)

de verificatie van de in punt a), iv) en v), bedoelde taken.

4.   Systeem 3+

Controle van de beoordeling van de ecologische duurzaamheid door de aangemelde instantie

a)

De fabrikant voert de volgende taken uit:

i)

de beoordeling van de prestaties van het product op basis van gegevensverzameling voor inputwaarden, aannamen en modellen;

ii)

de productiecontrole in de fabriek.

b)

De aangemelde instantie neemt een besluit over de afgifte, beperking, schorsing of intrekking van het valideringsverslag op basis van:

i)

de validering van de inputwaarden, de gemaakte aannamen en de naleving van de toepasselijke generieke of productcategoriespecifieke regels;

ii)

de validering van de beoordeling van de fabrikant;

iii)

de validering van het bij de totstandbrenging van die beoordeling gehanteerde proces;

iv)

de validering van het correcte gebruik van software die geschikt is voor de beoordeling;

v)

de initiële inspectie van de productie-installatie ter validering van eventuele bedrijfsspecifieke gegevens.

5.   Systeem 3

De aangemelde instantie concentreert zich op de bepaling van het producttype

a)

De fabrikant voert de volgende taken uit:

i)

de verdere beoordeling van de prestaties van het product op basis van tests (met inbegrip van monstername van de items die representatief zijn voor het type), een typeberekening, tabelwaarden of documentatie waarin het betreffende product wordt omschreven;

ii)

de productiecontrole in de fabriek;

iii)

de opstelling van technische documentatie die bewijs bevat van de correcte toepassing van deze verordening met betrekking tot de beoordeling van de prestaties;

iv)

de opstelling van technische documentatie die bewijs bevat van conformiteit met de toepasselijke productvereisten uit hoofde van deze verordening.

b)

De aangemelde instantie neemt een besluit over de afgifte, beperking, schorsing of intrekking van het prestatie- en conformiteitscertificaat van het product op basis van:

i)

een beoordeling van de prestaties op basis van door een aangemeld laboratorium uitgevoerde tests (gebaseerd op een door de fabrikant uitgevoerde monstername), een berekening, tabelwaarden of documentatie waarin het product wordt omschreven;

ii)

een bevestiging dat het producttype en de productcategorie correct werden bepaald.

6.   Systeem 4

Zelfverificatie en zelfcertificering door de fabrikant

a)

De fabrikant voert de volgende taken uit:

i)

de beoordeling van de prestaties van het product op basis van tests (met inbegrip van monstername van de items die representatief zijn voor het type), een typeberekening, tabelwaarden of documentatie waarin het betreffende product wordt omschreven;

ii)

de bepaling van het producttype en de productcategorie op basis van typeonderzoek, typeberekening of tabelwaarden;

iii)

de productiecontrole in de fabriek;

iv)

de opstelling van technische documentatie die bewijs bevat van de correcte toepassing van deze verordening met betrekking tot de beoordeling van de prestaties;

v)

de opstelling van technische documentatie die bewijs bevat van conformiteit met de toepasselijke productvereisten uit hoofde van deze verordening.

b)

Er is geen taak voor de aangemelde instantie.

7.

De volgende horizontale regels met betrekking tot sommige van de of alle bovengenoemde systemen zijn van toepassing:

a)

Indien een systeem een inspectie van de productie-installatie door een aangemelde instantie omvat, bestrijkt die inspectie alle locaties waar significante productieprocessen plaatsvinden en omvat zij ten minste een verificatie van de volgende elementen:

i)

de productiecontrole in de fabriek, waarbij de maatregelen en de frequenties worden gespecificeerd die voorzien zijn om de bestendigheid van de prestaties te waarborgen, met inbegrip van de parameters die van kritiek belang zijn voor de prestaties;

ii)

een overzicht van de beoogde productiecontrole in de fabriek.

b)

Indien een systeem productiecontrole in de fabriek omvat, beslaat die controle het productieproces vanaf het moment waarop de grondstoffen en componenten zijn ontvangen tot het moment waarop het product wordt verzonden (“gate-to-gate”-benadering), zodra de productie is begonnen, en omvat zij ten minste de volgende elementen:

i)

de waarborging dat de producten in overeenstemming zijn met het producttype en daarmee de in de prestatie- en conformiteitsverklaring aangegeven prestaties bereiken, alsook dat die voldoen aan de vereisten die in of overeenkomstig deze verordening zijn vastgesteld;

ii)

de toepassing van de technische details die nodig zijn voor de uitvoering van het beoordelings- en verificatiesysteem of de beoordelings- en verificatiesystemen, zoals gedefinieerd in geharmoniseerde technische specificaties, Europese beoordelingsdocumenten en vrijwillige geharmoniseerde normen, met inbegrip van, ten minste, de parameters die van kritiek belang zijn voor de prestaties.

c)

Indien een systeem verdere tests van monsters omvat, geldt het volgende:

i)

bij de tests wordt onder meer een toereikend aantal producten getest, zoals gedefinieerd in geharmoniseerde technische specificaties, Europese beoordelingsdocumenten en vrijwillige geharmoniseerde normen, op conformiteit met het producttype;

ii)

indien de tests niet geschikt zijn voor het product, kan het producttype worden gedefinieerd aan de hand van de toepasselijke uitgebreide toepassingsregels zoals bedoeld in de geharmoniseerde technische specificaties, Europese beoordelingsdocumenten en vrijwillige geharmoniseerde normen, indien beschikbaar, en bevestigen aangemelde instanties dat het producttype correct werd bepaald en dat de desbetreffende uitgebreide toepassingsvoorschriften correct werden toegepast;

iii)

overeenkomstig de artikelen 59 en 62 mogen resultaten worden gebruikt van tests die door een andere fabrikant of aangemelde instantie zijn uitgevoerd.

d)

In het geval van systemen die betrekking hebben op ecologische duurzaamheid bestaat de validering uit de validering van berekeningen en inputgegevens, in de context waarvan de aangemelde instantie valideert of de modellen en inputgegevens die overeenkomstig de geharmoniseerde technische specificatie of het Europees beoordelingsdocument van toepassing zijn, de prestaties van het product weerspiegelen, en het gebruik van de door de Commissie verstrekte software, samen met alle gebruikte gegevens, waarbij met name de betrouwbaarheid van eventuele gebruikte bedrijfsspecifieke gegevens wordt gevalideerd.

e)

Aangemelde instanties en fabrikanten beschouwen de voor het product in kwestie afgegeven Europese technische beoordeling als de beoordeling van de prestaties van dat product. Fabrikanten die bewijs aantreffen van het feit dat, of er door de aangemelde instantie van in kennis worden gesteld dat, de prestaties van het product niet in overeenstemming zijn met de Europese technische beoordeling, brengen het product in overeenstemming met die beoordeling, onder meer door waar relevant te voldoen aan de in artikel 22, lid 11, neergelegde verplichtingen.


BIJLAGE X

Essentiële kenmerken van horizontale aard

De volgende groepen zijn groepen essentiële kenmerken van horizontale aard, die op basis van de bijlagen I en II voor de toepassing van deze verordening zijn ontwikkeld.

1.

Brandgedrag

2.

Brandwerendheid

3.

Prestaties bij een brand vanaf de buitenzijde

4.

Geluidsabsorptie

5.

Het vrijkomen en vasthouden van gevaarlijke stoffen

6.

Ecologische duurzaamheid


BIJLAGE XI

Concordantietabellen

Tabel 1: Verordening (EU) nr. 305/2011 > deze verordening

Verordening (EU) nr. 305/2011

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4, lid 4

Artikel 4

Artikel 13

Artikel 5

Artikel 14

Artikel 6

Artikel 15

Artikel 7

Artikel 16

Artikel 8

Artikel 17

Artikel 9

Artikel 18

Artikel 10

Artikel 72

Artikel 11

Artikelen 20 en 22

Artikel 12

Artikelen 20 en 23

Artikel 13

Artikelen 20 en 24

Artikel 14

Artikelen 20 en 25

Artikel 15

Artikelen 20 en 26

Artikel 16

Artikel 20

Artikel 17

Artikel 5

Artikel 18

Artikel 5

Artikel 19

Artikel 31

Artikel 20

Artikel 32

Artikel 21

Artikel 33

Artikel 22

Artikel 34

Artikel 23

Artikel 24

Artikel 35

Artikel 25

Artikel 36

Artikel 26

Artikel 37

Artikel 27

Artikel 5, leden 5 en 6

Artikel 28

Artikel 10

Artikel 29

Artikel 39

Artikel 30

Artikel 40

Artikel 31

Artikel 41

Artikel 32

Artikel 41

Artikel 33

Artikel 41

Artikel 34

Artikel 41

Artikel 35

Artikel 36

Artikel 59

Artikel 37

Artikel 60

Artikel 38

Artikel 61

Artikel 38 bis

Artikel 85

Artikel 38 ter

Artikel 86

Artikel 38 quater

Artikel 87

Artikel 38 quinquies

Artikel 88

Artikel 39

Artikel 42

Artikel 40

Artikel 43

Artikel 41

Artikel 44

Artikel 42

Artikel 43

Artikel 46

Artikel 44

Artikel 47

Artikel 45

Artikel 48

Artikel 46

Artikel 49

Artikel 47

Artikel 50

Artikel 48

Artikel 51

Artikel 49

Artikel 52

Artikel 50

Artikel 53

Artikel 51

Artikel 54

Artikel 52

Artikel 55

Artikel 53

Artikel 56

Artikel 54

Artikel 45

Artikel 55

Artikel 58

Artikel 56

Artikel 65

Artikel 57

Artikel 66

Artikel 58

Artikel 67

Artikel 59

Artikel 65

Artikel 60

Artikel 89

Artikel 61

Artikel 89

Artikel 62

Artikel 89

Artikel 63

Artikel 89

Artikel 64

Artikel 90

Artikel 65

Artikel 94

Artikel 66

Artikel 95

Artikel 67

Artikel 93

Artikel 68

Artikel 96


Tabel 2: deze verordening > Verordening (EU) nr. 305/2011

Deze verordening

Verordening (EU) nr. 305/2011

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 2

Artikel 4

Artikel 3

Artikel 5

Artikelen 17, 18 en 27

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 28

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 4

Artikel 14

Artikel 5

Artikel 15

Artikel 6

Artikel 16

Artikel 7

Artikel 17

Artikel 8

Artikel 18

Artikel 9

Artikel 19

Artikel 20

Artikelen 11, 12, 13, 14, 15 en 16

Artikel 21

Artikel 22

Artikel 11

Artikel 23

Artikel 12

Artikel 24

Artikel 13

Artikel 25

Artikel 14

Artikel 26

Artikel 15

Artikel 27

Artikel 28

Artikel 29

Artikel 30

Artikel 31

Artikel 19

Artikel 32

Artikel 20

Artikel 33

Artikel 21

Artikel 34

Artikel 22

Artikel 35

Artikel 24

Artikel 36

Artikel 25

Artikel 37

Artikel 26

Artikel 38

Artikel 39

Artikel 29

Artikel 40

Artikel 30

Artikel 41

Artikelen 31-34

Artikel 42

Artikel 39

Artikel 43

Artikel 40

Artikel 44

Artikel 41

Artikel 45

Artikel 54

Artikel 46

Artikel 43

Artikel 47

Artikel 44

Artikel 48

Artikel 45

Artikel 49

Artikel 46

Artikel 50

Artikel 47

Artikel 51

Artikel 48

Artikel 52

Artikel 49

Artikel 53

Artikel 50

Artikel 54

Artikel 51

Artikel 55

Artikel 52

Artikel 56

Artikel 53

Artikel 57

Artikel 58

Artikel 55

Artikel 59

Artikel 36

Artikel 60

Artikel 37

Artikel 61

Artikel 38

Artikel 62

Artikel 63

Artikel 64

Artikel 65

Artikelen 56 en 59

Artikel 66

Artikel 57

Artikel 67

Artikel 58

Artikel 68

Artikel 69

Artikel 70

Artikel 71

Artikel 72

Artikel 10

Artikel 73

Artikel 74

Artikel 75

Artikel 76

Artikel 77

Artikel 78

Artikel 79

Artikel 80

Artikel 81

Artikel 82

Artikel 83

Artikel 84

Artikel 85

Artikel 38 bis

Artikel 86

Artikel 38 ter

Artikel 87

Artikel 38 quater

Artikel 88

Artikel 38 quinquies

Artikel 89

Artikelen 60-63

Artikel 90

Artikel 64

Artikel 91

Artikel 92

Artikel 93

Artikel 67

Artikel 94

Artikel 65

Artikel 95

Artikel 66

Artikel 96

Artikel 68


ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/3110/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)