19.6.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 179/31


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 667/2014 VAN DE COMMISSIE

van 13 maart 2014

ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad met procedureregels betreffende door de Europese Autoriteit voor effecten en markten aan transactieregisters opgelegde geldboeten, met inbegrip van bepalingen inzake het recht van verweer en termijnbepalingen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (1), en met name artikel 64, lid 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 648/2012 is aan de Commissie de bevoegdheid verleend om procedureregels vast te stellen met het oog op de uitoefening van de bevoegdheid van de Europese Autoriteit voor effecten en markten (European Securities and Markets Authority — ESMA) tot het opleggen van geldboeten en dwangsommen aan transactieregisters en bij transactieregisters betrokken personen. Overeenkomstig deze verordening dient rekening te worden gehouden met de in Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) vastgestelde organisatorische regels, waaronder met name de delegatie van bepaalde welomschreven taken en besluiten aan interne comités of panels in overeenstemming met artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1095/2010, met volledige inachtneming van het recht van verweer van personen op wie het onderzoek betrekking heeft, en van het collegialiteitsbeginsel dat van toepassing is op de activiteiten van de ESMA.

(2)

Het recht van verweer is erkend in het Handvest van de grondrechten. Om het recht van verweer van transactieregisters en van andere personen tegen wie de ESMA een procedure heeft ingesteld, te eerbiedigen en ervoor te zorgen dat de ESMA bij de vaststelling van handhavingsbesluiten met alle relevante feiten rekening houdt, dient de ESMA de betrokken transactieregisters en eventuele andere betrokkenen te horen. Personen op wie het onderzoek betrekking heeft, dienen derhalve het recht te verkrijgen om schriftelijke opmerkingen te maken naar aanleiding van mededelingen van bevindingen door de onderzoeksfunctionaris en de ESMA, inclusief in geval van materiële wijziging van de aanvankelijke mededeling van bevindingen.

(3)

Nadat het transactieregister de onderzoeksfunctionaris schriftelijke opmerkingen heeft doen toekomen, wordt het volledige dossier, met inbegrip van deze opmerkingen, aan de ESMA voorgelegd. Het kan echter gebeuren dat sommige elementen van de door het transactieregister aan de onderzoeksfunctionaris of de ESMA voorgelegde schriftelijke opmerkingen niet duidelijk of gedetailleerd genoeg zijn, zodat zij door het transactieregister nader moeten worden toegelicht. Indien dit naar het oordeel van de onderzoeksfunctionaris of de ESMA het geval is, kan het transactieregister of de personen die op wie het onderzoek betrekking heeft, verzocht worden deze elementen tijdens een hoorzitting te verduidelijken.

(4)

Het recht van eenieder om inzage te krijgen in het hem betreffende dossier, met inachtneming van het gerechtvaardigde belang van de vertrouwelijkheid en het beroeps- en het zakengeheim, is erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. In artikel 64, lid 5, en artikel 67 van Verordening (EU) nr. 648/2012 is bepaald dat personen die betrokken zijn bij ESMA-procedures, gerechtigd zijn toegang tot het dossier van de ESMA te verkrijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen en van hun persoonsgegevens. Het recht op toegang tot het dossier dient niet van toepassing te zijn op vertrouwelijke informatie.

(5)

Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (3) voorziet in nadere voorschriften inzake verjaringstermijnen voor gevallen waarin de Commissie krachtens artikel 101 of artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie boeten kan opleggen aan ondernemingen. Ook de wetgeving van de lidstaten voorziet, in het kader van ofwel het specifieke effectenrecht, ofwel het algemene bestuursrecht, in voorschriften inzake verjaringstermijnen. Het is derhalve aangewezen de regels inzake verjaringstermijnen te baseren op gemeenschappelijke kenmerken die uit deze nationale voorschriften en uit de Uniewetgeving zijn afgeleid.

(6)

In Verordening (EU) nr. 648/2012 en in deze verordening wordt naar termijnen en data verwezen. Dit is onder meer het geval in bepalingen waarin verjaringstermijnen worden vastgesteld voor de oplegging en tenuitvoerlegging van sancties. Met het oog op een correcte berekening van deze termijnen is het raadzaam om voorschriften toe te passen die in de wetgeving van de Unie reeds van toepassing zijn op besluiten van de Raad en de Commissie, zoals bedoeld in Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad (4).

(7)

In artikel 68, lid 4, van Verordening (EU) nr. 648/2012 is bepaald dat de door de ESMA overeenkomstig de artikelen 65 en 66 van deze verordening genomen besluiten tot oplegging van geldboeten en dwangsommen een executoriale titel vormen en dat de tenuitvoerlegging geschiedt volgens de bepalingen van burgerlijke rechtsvordering die van kracht zijn in de staat op het grondgebied waarvan deze plaatsvindt. De overeenkomstige bedragen worden toegewezen aan de algemene begroting van de Europese Unie.

(8)

In het belang van een onmiddellijke uitoefening van doeltreffende toezicht- en handhavingsactiviteiten dient deze verordening zo snel mogelijk in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden procedureregels vastgesteld met betrekking tot geldboeten en dwangsommen die door de Europese Autoriteit voor effecten en markten (European Securities and Markets Authority — ESMA) moeten worden opgelegd aan transactieregisters en andere personen die aan een onderzoeks- en handhavingsprocedure van de ESMA zijn onderworpen, met inbegrip van bepalingen betreffende het recht van verweer en de verjaringstermijnen.

Artikel 2

Het recht om door de onderzoeksfunctionaris te worden gehoord

1.   Na beëindiging van het onderzoek en alvorens het dossier overeenkomstig artikel 3, lid 1, aan de ESMA voor te leggen, stelt de onderzoeksfunctionaris de aan het onderzoek onderworpen persoon schriftelijk in kennis van zijn bevindingen en stelt hij hem in de gelegenheid schriftelijke opmerkingen in te dienen overeenkomstig lid 3. In deze mededeling van bevindingen worden de feiten vermeld die het aannemelijk maken dat één of meer van de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 648/2012 vermelde inbreuken zijn gepleegd, met inbegrip van eventuele verzwarende of verzachtende omstandigheden.

2.   In de mededeling van bevindingen wordt een redelijke termijn vastgesteld waarbinnen de aan het onderzoek onderworpen persoon schriftelijke opmerkingen kan indienen. De onderzoeksfunctionaris is niet verplicht rekening te houden met schriftelijke opmerkingen die zijn ontvangen nadat deze termijn is verstreken.

3.   In zijn schriftelijke opmerkingen kan de aan het onderzoek onderworpen persoon alle feiten uiteenzetten waarvan hij kennis heeft en die dienstig kunnen zijn voor zijn verweer. Hij legt alle relevante documenten tot staving van de aangevoerde feiten over. Hij kan voorstellen dat de onderzoeksfunctionaris andere personen hoort die de in zijn opmerkingen uiteengezette feiten kunnen bevestigen.

4.   De onderzoeksfunctionaris kan een aan een onderzoek onderworpen persoon tot wie hij een mededeling van bevindingen heeft gericht, eveneens uitnodigen deel te nemen aan een hoorzitting. Aan een onderzoek onderworpen personen kunnen zich laten bijstaan door hun advocaten of door andere, door de onderzoeksfunctionaris aanvaarde, gekwalificeerde personen. De hoorzitting is niet openbaar.

Artikel 3

Het recht om door de ESMA te worden gehoord met betrekking tot geldboeten en toezichtmaatregelen

1.   Het volledige, door de onderzoeksfunctionaris aan de ESMA voor te leggen dossier bevat ten minste de volgende documenten:

een kopie van de door de onderzoeksfunctionaris tot het transactieregister of de aan het onderzoek onderworpen persoon gerichte mededeling van bevindingen,

een kopie van de schriftelijke opmerkingen van het transactieregister of de aan het onderzoek onderworpen persoon,

notulen van eventuele hoorzittingen.

2.   Indien de ESMA van oordeel is dat het door de onderzoeksfunctionaris voorgelegde dossier onvolledig is, stuurt zij het dossier aan de onderzoeksfunctionaris terug met een met redenen omkleed verzoek om aanvullende documenten.

3.   Indien de ESMA op basis van het volledige dossier van oordeel is dat de in de mededeling van bevindingen beschreven feiten geen inbreuk vormen als bedoeld in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 648/2012, sluit zij de zaak en stelt zij de aan het onderzoek onderworpen personen in kennis van dit besluit.

4.   Indien de ESMA niet instemt met de bevindingen van de onderzoeksfunctionaris, legt zij de aan het onderzoek onderworpen personen een nieuwe mededeling van bevindingen voor.

In de mededeling van bevindingen wordt een redelijke termijn vastgesteld waarbinnen de aan het onderzoek onderworpen personen schriftelijke opmerkingen kunnen indienen. Wanneer de ESMA een besluit neemt over het bestaan van een inbreuk en over het instellen van toezichtmaatregelen of het opleggen van een geldboete als bedoeld in de artikelen 65 en 73 van Verordening (EU) nr. 648/2012, is zij niet verplicht rekening te houden met schriftelijke opmerkingen die na het verstrijken van deze termijn zijn ontvangen.

De ESMA kan een aan een onderzoek onderworpen persoon tot wie hij een mededeling van bevindingen heeft gericht, eveneens uitnodigen deel te nemen aan een hoorzitting. Aan een onderzoek onderworpen personen kunnen zich laten bijstaan door hun advocaten of door andere, door de ESMA aanvaarde, gekwalificeerde personen. De hoorzitting is niet openbaar.

5.   Indien de ESMA geheel of gedeeltelijk instemt met de bevindingen van de onderzoeksfunctionaris, stelt zij de aan het onderzoek onderworpen personen daarvan in kennis. In deze kennisgeving wordt een redelijke termijn vastgesteld waarbinnen de aan het onderzoek onderworpen personen schriftelijke opmerkingen kunnen maken. Wanneer de ESMA een besluit neemt over het bestaan van een inbreuk en over het instellen van toezichtmaatregelen of het opleggen van een geldboete als bedoeld in de artikelen 65 en 73 van Verordening (EU) nr. 648/2012, is zij niet verplicht rekening te houden met schriftelijke opmerkingen die na het verstrijken van deze termijn zijn ontvangen.

De ESMA kan een aan een onderzoek onderworpen persoon tot wie hij een mededeling van bevindingen heeft gericht, eveneens uitnodigen deel te nemen aan een hoorzitting. Aan een onderzoek onderworpen personen kunnen zich laten bijstaan door hun advocaten of door andere, door de ESMA aanvaarde, gekwalificeerde personen. De hoorzitting is niet openbaar.

6.   Indien de ESMA besluit dat de aan een onderzoek onderworpen persoon één of meer van de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 648/2012 vermelde inbreuken heeft gepleegd, en zij een besluit tot oplegging van een geldboete overeenkomstig artikel 65 van deze verordening heeft genomen, stelt zij de aan het onderzoek onderworpen persoon onmiddellijk in kennis van dit besluit.

Artikel 4

Het recht om door de ESMA te worden gehoord met betrekking tot dwangsommen

Alvorens overeenkomstig artikel 66 van Verordening (EU) nr. 648/2012 een besluit tot oplegging van een dwangsom te nemen, legt de ESMA de aan de procedure onderworpen persoon een mededeling van bevindingen voor met de redenen voor het opleggen van een dwangsom en de hoogte van het bedrag van de dwangsom per dag van niet-naleving. In de mededeling van bevindingen wordt een termijn vastgesteld waarbinnen de betrokken persoon schriftelijke opmerkingen kan indienen. Wanneer de ESMA een besluit neemt over een dwangsom, is zij niet verplicht rekening te houden met schriftelijke opmerkingen die na het verstrijken van die termijn zijn ontvangen.

Zodra het transactieregister of de betrokken persoon voldoet aan het desbetreffende besluit bedoeld in artikel 66, lid 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012, kan geen dwangsom meer worden opgelegd.

Het besluit tot oplegging van een dwangsom maakt melding van de rechtsgrond en de motieven voor het besluit, het bedrag en aanvangsdatum van de dwangsom.

De ESMA kan de aan de procedure onderworpen persoon eveneens uitnodigen deel te nemen aan een hoorzitting. Aan een onderzoek onderworpen personen kunnen zich laten bijstaan door hun advocaten of door andere, door de ESMA aanvaarde, gekwalificeerde personen. De hoorzitting is niet openbaar.

Artikel 5

Toegang tot het dossier en gebruik van documenten

1.   Op verzoek verleent de ESMA toegang tot het dossier aan de partijen aan wie de onderzoeksfunctionaris of de ESMA een mededeling van bevindingen heeft gezonden. De toegang tot het dossier wordt verleend na kennisgeving van een mededeling van bevindingen.

2.   De documenten van het dossier waartoe overeenkomstig lid 1 toegang is verkregen, kunnen alleen worden gebruikt voor gerechtelijke of administratieve procedures met betrekking tot de toepassing van Verordening (EU) nr. 648/2012.

Artikel 6

Verjaringstermijnen voor de oplegging van sancties

1.   De aan de ESMA verleende bevoegdheid tot oplegging van geldboeten en dwangsommen aan transactieregisters verjaart na vijf jaar.

2.   De in lid 1 bedoelde verjaringstermijn gaat in op de dag na die waarop de inbreuk is gepleegd. Bij voortgezette of herhaalde inbreuken gaat deze verjaringstermijn echter pas in op de dag waarop de inbreuk is beëindigd.

3.   De verjaring voor de oplegging van geldboeten en dwangsommen wordt gestuit door elke handeling van de ESMA ter instructie of vervolging van een inbreuk op Verordening (EU) nr. 648/2012. De stuiting van de verjaring treedt in op de dag waarop van de handeling kennis wordt gegeven aan het transactieregister of aan de persoon die aan het onderzoek of de procedure is onderworpen met betrekking tot een inbreuk op Verordening (EU) nr. 648/2012.

4.   Na elke stuiting begint de verjaringstermijn opnieuw te lopen. De verjaring treedt echter uiterlijk in op de dag waarop een termijn gelijk aan tweemaal de verjaringstermijn is verstreken zonder dat de ESMA een geldboete of een dwangsom heeft opgelegd. Deze termijn wordt verlengd met de periode gedurende welke de verjaring in overeenstemming met lid 5 wordt geschorst.

5.   De verjaring voor de oplegging van geldboeten en dwangsommen wordt geschorst zolang het besluit van de ESMA het voorwerp vormt van een procedure bij de bezwaarcommissie overeenkomstig artikel 58 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 of bij het Hof van Justitie van de Europese Unie overeenkomstig artikel 69 van Verordening (EU) nr. 648/2012.

Artikel 7

Verjaringstermijnen voor de tenuitvoerlegging van sancties

1.   De bevoegdheid van de ESMA tot tenuitvoerlegging van op grond van de artikelen 65 en 66 van Verordening (EU) nr. 648/2012 genomen besluiten verjaart na vijf jaar.

2.   De in lid 1 bedoelde termijn van vijf jaar gaat in op de dag na die waarop het besluit definitief wordt.

3.   De verjaring voor de tenuitvoerlegging wordt gestuit door:

a)

een kennisgeving door de ESMA aan het transactieregister of een andere betrokken persoon van een besluit waarbij het oorspronkelijke bedrag van de geldboete of de dwangsom wordt gewijzigd;

b)

elke handeling van de ESMA of van een autoriteit van een lidstaat die op verzoek van de ESMA handelt, tot invordering van de geldboete of de dwangsom of tot handhaving van de aan de betaling daarvan gestelde voorwaarden.

4.   Na elke stuiting begint de verjaringstermijn opnieuw te lopen.

5.   De verjaring voor de tenuitvoerlegging van sancties wordt geschorst:

a)

zolang een betalingstermijn is toegestaan;

b)

zolang de tenuitvoerlegging is opgeschort op grond van een lopende procedure bij de bezwaarcommissie van de ESMA overeenkomstig artikel 58 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 of bij het Hof van Justitie van de Europese Unie overeenkomstig artikel 69 van Verordening (EU) nr. 648/2012.

Artikel 8

Inning van geldboeten en dwangsommen

De bedragen van door de ESMA geïnde geldboeten en dwangsommen worden op een door de rekenplichtige van de ESMA geopende rentedragende rekening gestort totdat zij definitief worden. Deze bedragen worden niet in de begroting van de ESMA opgenomen of als begrotingsposten geregistreerd.

Zodra de rekenplichtige op basis van de uitkomst van alle mogelijke juridische beroepsprocedures vaststelt dat de geldboeten en/of dwangsommen definitief zijn, draagt hij deze bedragen inclusief eventueel ontvangen rente over aan de Commissie. Deze bedragen worden vervolgens als algemene inkomsten in de begroting van de EU opgenomen.

De rekenplichtige van de ESMA brengt regelmatig verslag uit aan de rekenplichtige van DG MARKT over de bedragen van de opgelegde geldboeten en dwangsommen en de status daarvan.

Artikel 9

Berekening van termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden

Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 is van toepassing op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden als vastgesteld in deze verordening.

Artikel 10

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 maart 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).

(3)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).

(4)  Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden (PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1).