16.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 359/1 |
RICHTLIJN 2014/107/EU VAN DE RAAD
van 9 december 2014
tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 115,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Parlement,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Grensoverschrijdende belastingfraude en belastingontduiking zijn de afgelopen jaren een steeds groter probleem geworden, dat inmiddels zowel in de Unie als op mondiaal niveau hoog op de agenda staat. Niet-aangegeven en onbelaste inkomsten leiden tot een aanzienlijke derving van nationale belastingopbrengsten, en daarom moet de belastinginning dringend efficiënter en doelmatiger worden georganiseerd. Het automatisch uitwisselen van inlichtingen kan hierin een belangrijke rol spelen, en de Commissie heeft in haar mededeling van 6 december 2012, die een actieplan ter versterking van de strijd tegen belastingfraude en belastingontduiking bevat, dan ook beklemtoond dat de automatische uitwisseling van gegevens sterk moet worden bevorderd als de toekomstige Europese en internationale standaard voor transparantie en uitwisseling van inlichtingen in belastingzaken. |
(2) |
Ook op internationaal niveau (G20 en G8) is onlangs erkend dat het automatisch uitwisselen van inlichtingen een belangrijk instrument in de strijd tegen grensoverschrijdende belastingfraude en belastingontduiking is. De Verenigde Staten van Amerika hebben met verschillende andere landen, waaronder alle lidstaten, bilaterale overeenkomsten onderhandeld over de bilaterale automatische uitwisseling van inlichtingen, ter uitvoering van de United States' Foreign Account Tax Compliance Act (algemeen bekend als „FATCA”); aansluitend hierop heeft de G20 de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) opdracht gegeven om, uitgaande van deze overeenkomsten, één mondiale standaard voor de automatische uitwisseling van fiscale inlichtingen te ontwikkelen. |
(3) |
De Europese Raad heeft op 22 mei 2013 verzocht het toepassingsgebied van de automatische inlichtingenuitwisseling op Unieniveau en op mondiaal niveau te verruimen met het oog op de bestrijding van belastingfraude, belastingontduiking en agressieve fiscale planning, en tevens zijn waardering uitgesproken voor de inspanningen die in de G20, de G8 en de OESO worden geleverd om een mondiale standaard te ontwikkelen voor automatische uitwisseling van inlichtingen over financiële rekeningen in fiscale aangelegenheden. |
(4) |
In februari 2014 heeft de OESO de belangrijkste elementen van een mondiale standaard voor de automatische uitwisseling van inlichtingen over financiële rekeningen in fiscale aangelegenheden gepresenteerd, met name een model voor een overeenkomst tussen bevoegde autoriteiten en een gezamenlijke rapportagestandaard, die vervolgens door de ministers van Financiën van de G20 en de presidenten van de centrale banken zijn bekrachtigd. In juli 2014 heeft de Raad van de OESO de volledige mondiale standaard gepresenteerd, met inbegrip van de resterende elementen, met name de opmerkingen over het model voor een overeenkomst tussen bevoegde autoriteiten en de gezamenlijke rapportagestandaard en de informatietechnologische modaliteiten voor de implementatie van de mondiale standaard. Het volledige pakket betreffende de mondiale standaard is in september 2014 door de ministers van Financiën van de G20 en de presidenten van de centrale banken onderschreven. |
(5) |
Richtlijn 2011/16/EU van de Raad (2) voorziet al in de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen tussen lidstaten voor bepaalde categorieën van inkomsten en vermogen, vooral van niet-financiële aard, die belastingplichtigen hebben in andere lidstaten dan hun staat van verblijf. Zij omvat ook een stapsgewijze aanpak voor de versterking van de automatische uitwisseling van inlichtingen door de geleidelijke uitbreiding tot nieuwe inkomsten- en vermogenscategorieën en het schrappen van de voorwaarde dat de inlichtingen slechts hoeven te worden uitgewisseld als zij beschikbaar zijn. Vandaag de dag boeten de bestaande Unie- en internationale instrumenten voor administratieve samenwerking op het gebied van belastingen, gezien de toegenomen mogelijkheden om in het buitenland te investeren in een breed scala van financiële producten, in aan doeltreffendheid bij het bestrijden van grensoverschrijdende belastingfraude en belastingontduiking. |
(6) |
Zoals door het verzoek van de Europese Raad wordt benadrukt, behoort sneller werk te worden gemaakt van de uitbreiding van de automatische inlichtingenuitwisseling waarin artikel 8, lid 5, van Richtlijn 2011/16/EU reeds voorziet voor ingezetenen van andere lidstaten. Een initiatief van de Unie garandeert een coherente, consistente en alomvattende Uniebrede aanpak van de automatische inlichtingenuitwisseling op de interne markt, die bij zowel belastingdiensten als marktdeelnemers tot kostenbesparingen zou leiden. |
(7) |
Het feit dat de lidstaten met de Verenigde Staten van Amerika een overeenkomst in verband met Fatca hebben gesloten of weldra zullen sluiten, betekent dat die lidstaten in een verdergaande samenwerking in de zin van artikel 19 van Richtlijn 2011/16/EU voorzien of zullen voorzien, en de verplichting hebben of zullen hebben om die verdergaande samenwerking ook aan andere lidstaten te verlenen. |
(8) |
Het sluiten van parallelle en niet op elkaar afgestemde overeenkomsten door de lidstaten op basis van artikel 19 van Richtlijn 2011/16/EU zou kunnen leiden tot verstoringen die de goede werking van de interne markt zouden schaden. Met een nieuw systeem van uitgebreide automatische inlichtingenuitwisseling op basis van een Uniebreed rechtsinstrument zou het niet meer nodig zijn dat lidstaten op basis van dit artikel bilaterale of multilaterale overeenkomsten sluiten die, als er geen Uniewetgeving ter zake is, geschikt kunnen worden geacht. |
(9) |
Om de kosten te drukken en de administratieve lasten voor zowel de belastingdiensten als de marktdeelnemers te beperken, is het dan ook van cruciaal belang de uitbreiding van het toepassingsgebied van de automatische uitwisseling van inlichtingen binnen de Unie af te stemmen op internationale ontwikkelingen. Met het oog daarop moeten de lidstaten hun financiële instellingen regels inzake rapportage en due diligence opleggen die geheel consistent zijn met de regels van de door de OESO ontwikkelde gezamenlijke rapportagestandaard. Voorts moet het toepassingsgebied van artikel 8 van Richtlijn 2011/16/EU zo worden uitgebreid dat het dezelfde inlichtingencategorieën omvat als het model voor de overeenkomst tussen bevoegde autoriteiten en de gezamenlijke rapportagestandaard van de OESO. Verwacht wordt dat elke lidstaat slechts één lijst van op nationaal niveau gedefinieerde niet-rapporterende financiële instellingen en uitgezonderde rekeningen zal hebben, en deze zowel bij de uitvoering van deze richtlijn als bij de toepassing van andere overeenkomsten ter uitvoering van de mondiale standaard zal gebruiken. |
(10) |
De categorieën rapporterende financiële instellingen en te rapporteren rekeningen die door deze richtlijn worden bestreken, zijn bedoeld om de belastingplichtigen minder gelegenheid te geven om rapportage te vermijden door hun activa te verplaatsen naar financiële instellingen, of te investeren in financiële producten die buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. Bepaalde financiële instellingen en rekeningen met een laag risico om voor belastingontduiking te worden gebruikt, zijn evenwel van het toepassingsgebied van deze richtlijn uitgesloten. Over het algemeen dienen er geen drempels te worden opgenomen in deze richtlijn, aangezien deze gemakkelijk kunnen worden omzeild door rekeningen over verschillende financiële instellingen te splitsen. De financiële inlichtingen die moeten worden gerapporteerd en uitgewisseld dienen niet alleen betrekking te hebben op alle relevante inkomsten (interesten, dividenden en vergelijkbare soorten inkomsten), maar ook op het saldo van de rekeningen en de opbrengsten van de verkoop van financiële activa, zodat situaties kunnen worden aangepakt waarin een belastingplichtige tracht vermogen te verbergen dat inkomsten of activa vertegenwoordigt waarover belasting is ontdoken. Daarom is de verwerking van inlichtingen uit hoofde van deze richtlijn noodzakelijk en toereikend om de belastingdiensten van de lidstaten in staat te stellen correct en ondubbelzinnig te bepalen om welke belastingplichtigen het gaat, hun belastingwetgeving in grensoverschrijdende situaties toe te passen en te handhaven, te beoordelen hoe waarschijnlijk belastingontduiking is en onnodig verder onderzoek te vermijden. |
(11) |
Rapporterende financiële instellingen kunnen hun verplichtingen inzake het verstrekken van inlichtingen aan individuele te rapporteren personen nakomen door de nadere regelingen inzake verstrekking, met inbegrip van de frequentie daarvan, te volgen waarin op grond van hun interne procedures overeenkomstig hun nationale recht is voorzien. |
(12) |
Rapporterende financiële instellingen, verzendende lidstaten en ontvangende lidstaten mogen, in hun hoedanigheid van verantwoordelijke voor de verwerking, de overeenkomstig deze richtlijn verwerkte inlichtingen niet langer bewaren dan nodig is voor de toepassing van deze richtlijn. Gezien de verschillen in de wetgevingen van de lidstaten moet de maximale bewaartermijn worden vastgesteld op basis van de voorschriften inzake verjaring waarin is voorzien in de nationale belastingwetgeving van elke verantwoordelijke voor de verwerking. |
(13) |
Teneinde te garanderen dat deze richtlijn in heel de Unie consequent wordt toegepast moeten de lidstaten bij het implementeren uitgaan van het door de OESO ontwikkelde commentaar over het model voor de overeenkomst tussen bevoegde autoriteiten en de gezamenlijke rapportagestandaard, die zij ter illustratie of interpretatie kunnen gebruiken. De Unie dient in haar optreden in dit verband met name rekening te houden met toekomstige ontwikkelingen op OESO-niveau. |
(14) |
De in artikel 8, lid 1, van Richtlijn 2011/16/EU vastgestelde voorwaarde dat de automatische uitwisseling afhankelijk kan zijn van de beschikbaarheid van de gevraagde inlichtingen dient niet te gelden voor de nieuwe bestanddelen die door deze richtlijn in Richtlijn 2011/16/EU zijn ingevoerd. |
(15) |
De verwijzing naar een minimumbedrag in artikel 8, lid 3, van Richtlijn 2011/16/EU dient te worden geschrapt, aangezien een dergelijk minimumbedrag in de praktijk niet werkbaar lijkt. |
(16) |
De evaluatie van de beschikbaarheidsvoorwaarde die in 2017 moet worden uitgevoerd, dient te worden uitgebreid tot alle vijf in artikel 8, lid 1, van Richtlijn 2011/16/EU vermelde categorieën, zodat kan worden onderzocht of uitwisseling van inlichtingen door alle lidstaten voor al deze categorieën zinvol is. |
(17) |
Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, met inbegrip van het recht op bescherming van persoonsgegevens. |
(18) |
Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk een doeltreffende administratieve samenwerking tussen de lidstaten onder voorwaarden die verenigbaar zijn met de goede werking van de interne markt, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar wegens de vereiste uniformiteit en doeltreffendheid beter op Unieniveau kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. |
(19) |
Gezien de bestaande structurele verschillen moet het aan Oostenrijk worden toegestaan om voor het eerst op 30 september 2018 in plaats van op 30 september 2017 automatisch krachtens deze richtlijn inlichtingen uit te wisselen. |
(20) |
Richtlijn 2011/16/EU moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Richtlijn 2011/16/EU wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 3 wordt punt 9 vervangen door:
. |
2) |
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
In artikel 20, wordt lid 4 vervangen door: „4. Bij de automatische inlichtingenuitwisseling in de zin van artikel 8 wordt gebruikgemaakt van het door de Commissie volgens de procedure van artikel 26, lid 2, vastgestelde geautomatiseerde standaardformaat, dat dergelijke automatische uitwisseling moet vergemakkelijken, en gebaseerd is op het bestaande geautomatiseerde formaat in de zin van artikel 9 van Richtlijn 2003/48/EG dat bij elke vorm van automatische inlichtingenuitwisseling moet worden gebruikt.” . |
4) |
Artikel 21, lid 2, wordt vervangen door: „2. De Commissie heeft tot taak het CCN-netwerk in die zin aan te passen dat die inlichtingen tussen de lidstaten kunnen worden uitgewisseld en voor de beveiliging van het CCN-netwerk te zorgen. De lidstaten hebben tot taak hun systemen zodanig aan te passen dat die inlichtingen met behulp van het CCN-netwerk kunnen worden uitgewisseld en voor de beveiliging van hun systemen te zorgen. De lidstaten zorgen ervoor dat elke individuele te rapporteren persoon in kennis wordt gesteld van een schending van de beveiliging van zijn gegevens wanneer die schending afbreuk kan doen aan de bescherming van zijn persoonsgegevens of persoonlijke levenssfeer. De lidstaten zien af van iedere eis tot terugbetaling van de uit de toepassing van deze richtlijn voortvloeiende kosten, behalve, in voorkomend geval, de kosten van aan deskundigen betaalde vergoedingen.” . |
5) |
Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
De bijlagen I en II, waarvan de tekst is opgenomen in de bijlage bij deze richtlijn, worden ingevoegd. |
Artikel 2
1. De lidstaten dienen uiterlijk op 31 december 2015 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.
Zij passen die maatregelen toe vanaf 1 januari 2016.
Wanneer de lidstaten die maatregelen vaststellen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. Niettegenstaande lid 1, punt 2, onder b), van artikel 1 en lid 1 van dit artikel, past Oostenrijk de bepalingen van deze richtlijn toe vanaf 1 januari 2017, met betrekking tot de belastingtijdvakken vanaf die datum.
3. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 3
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 9 december 2014.
Voor de Raad
De voorzitter
P. C. PADOAN
(1) PB C 67 van 6.3.2014, blz. 68.
(2) Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG (PB L 64 van 11.3.2011, blz. 1).
BIJLAGE
BIJLAGE I
RAPPORTAGE- EN DUE DILIGENCE-REGELS VOOR INLICHTINGEN OVER FINANCIËLE REKENINGEN
Deze bijlage bevat de regels inzake rapportage en due diligence die rapporterende financiële instellingen moeten toepassen teneinde de lidstaten in staat te stellen de in artikel 8, lid 3 bis, van deze richtlijn bedoelde inlichtingen automatisch te verstrekken. Voorts worden in deze bijlage de regels en administratieve procedures omschreven die de lidstaten met het oog op de doeltreffende implementatie en naleving van de onderstaande rapportage- en due diligence-procedures moeten invoeren.
DEEL I
ALGEMENE RAPPORTAGEVOORSCHRIFTEN
A. |
Onverminderd de onderdelen C tot en met E moet iedere rapporterende financiële instelling aan de bevoegde autoriteit van haar lidstaat de volgende inlichtingen verstrekken met betrekking tot elke van haar te rapporteren rekeningen:
|
B. |
In de gerapporteerde inlichtingen wordt vermeld in welke valuta elk bedrag is uitgedrukt. |
C. |
Niettegenstaande onderdeel A, punt 1, hoeven het fiscaal identificatienummer/de fiscale identificatienummers of de geboortedatum ter zake van bestaande rekeningen die te rapporteren rekeningen zijn, niet te worden gemeld indien dit fiscaal identificatienummer/deze fiscale identificatienummers en deze geboortedatum niet in het dossier van de rapporterende financiële instelling voorhanden zijn, en de rapporterende financiële instelling niet anderszins uit hoofde van nationale wetgeving of enig rechtsinstrument van de Unie verplicht is deze gegevens te verzamelen. Rapporterende financiële instellingen zijn echter wel verplicht redelijke inspanningen te doen om ter zake van bestaande rekeningen aan het einde van het tweede kalenderjaar volgend op het jaar waarin bestaande rekeningen als te rapporteren rekeningen worden aangemerkt, het fiscaal identificatienummer/de fiscale identificatienummers en de geboortedatum te verkrijgen. |
D. |
Niettegenstaande onderdeel A, punt 1, hoeft het fiscaal identificatienummer niet te worden gerapporteerd indien de betrokken lidstaat of ander(e) rechtsgebied(en) waarvan de te rapporteren persoon een ingezetene is geen fiscale identificatienummers afgeeft. |
E. |
Niettegenstaande onderdeel A, punt 1, hoeft de geboorteplaats niet te worden gerapporteerd tenzij:
|
DEEL II
ALGEMENE DUE DILIGENCE-VOORSCHRIFTEN
A. |
Een rekening wordt behandeld als een te rapporteren rekening met ingang van de datum waarop zij als zodanig krachtens de due diligence-procedures van deel II tot en met VII wordt aangemerkt; behoudens andersluidende bepalingen, moeten inlichtingen met betrekking tot een te rapporteren rekening jaarlijks worden gerapporteerd in het kalenderjaar volgend op het jaar waarop de inlichtingen betrekking hebben. |
B. |
Het saldo of de waarde van een rekening wordt bepaald per de laatste dag van het kalenderjaar of van een andere relevante periode waarover gerapporteerd dient te worden. |
C. |
Indien een saldo- of waardegrens dient te worden bepaald per de laatste dag van het kalenderjaar, moet het betreffende saldo of de betreffende waarde worden bepaald per de laatste dag van de periode waarover gerapporteerd dient te worden die eindigt met of in dat kalenderjaar. |
D. |
Elke lidstaat kan rapporterende financiële instellingen toestaan gebruik te maken van dienstverleners teneinde te voldoen aan de aan deze instellingen volgens het nationale recht opgelegde verplichtingen inzake rapportage en due diligence, maar de verantwoordelijkheid voor deze verplichtingen rust onverminderd bij de rapporterende financiële instellingen. |
E. |
Elke lidstaat kan rapporterende financiële instellingen toestaan de due diligence-procedures voor nieuwe rekeningen op bestaande rekeningen toe te passen, en de due diligence-procedures voor hogewaarderekeningen op lagewaarderekeningen toe te passen. Indien een lidstaat toestaat dat due diligence-procedures voor nieuwe rekeningen op bestaande rekeningen worden toegepast, blijven de anderszins voor bestaande rekeningen geldende regels van toepassing. |
DEEL III
DUE DILIGENCE VOOR BESTAANDE REKENINGEN VAN NATUURLIJKE PERSONEN
A. |
Inleiding. De volgende procedures gelden om na te gaan welke bestaande rekeningen van natuurlijke personen als te rapporteren rekeningen moeten worden beschouwd. |
B. |
Lagewaarderekeningen. De volgende procedures zijn van toepassing met betrekking tot lagewaarderekeningen.
|
C. |
Uitgebreide controleprocedures voor hogewaarderekeningen. De onderstaande uitgebreide controleprocedures zijn van toepassing op hogewaarderekeningen.
|
D. |
De controle van bestaande hogewaarderekeningen van natuurlijke personen moet uiterlijk op 31 december 2016 worden voltooid. De controle van bestaande lagewaarderekeningen van natuurlijke personen moet uiterlijk op 31 december 2017 worden voltooid. |
E. |
Elke bestaande rekening van een natuurlijk persoon die is aangemerkt als een te rapporteren rekening overeenkomstig dit deel, moet alle daaropvolgende jaren worden behandeld als een te rapporteren rekening, tenzij de rekeninghouder ophoudt een te rapporteren persoon te zijn. |
DEEL IV
DUE DILIGENCE VOOR NIEUWE REKENINGEN VAN NATUURLIJKE PERSONEN
De volgende procedures gelden om na te gaan welke nieuwe rekeningen van natuurlijke personen moeten worden beschouwd als te rapporteren rekeningen.
A. |
Met betrekking tot nieuwe rekeningen van natuurlijke personen moet de rapporterende financiële instelling, bij het openen van een rekening, een eigen verklaring van de rekeninghouder verkrijgen die deel kan uitmaken van de documentatie betreffende de opening van de rekening, waarmee de rapporterende financiële instelling de fiscale verblijfplaats(en) van de rekeninghouder kan nagaan en de redelijkheid kan bevestigen van de verklaring op basis van de informatie die de rapporterende financiële instelling heeft verkregen in verband met de opening van de rekening, met inbegrip van alle stukken die zijn verzameld op grond van de AML/KYC-procedures. |
B. |
Indien uit de eigen verklaring van de rekeninghouder blijkt dat deze fiscaal een ingezetene is van een lidstaat, moet de rapporterende financiële instelling de rekening behandelen als een te rapporteren rekening en moet de verklaring tevens het fiscaal identificatienummer van de rekeninghouder met betrekking tot deze lidstaat bevatten (onder voorbehoud van onderdeel D van deel I en zijn geboortedatum. |
C. |
Indien zich een verandering van omstandigheden met betrekking tot een nieuwe rekening van een natuurlijke persoon voordoet op basis waarvan de rapporterende financiële instelling weet, of redenen heeft om te weten, dat de oorspronkelijke eigen verklaring van de rekeninghouder onjuist of onbetrouwbaar is, kan de rapporterende financiële instelling zich niet beroepen op de oorspronkelijke verklaring en moet zij een geldige verklaring verkrijgen waarin de fiscale verblijfplaats(en) van de rekeninghouder staat/staan. |
DEEL V
DUE DILIGENCE VOOR BESTAANDE ENTITEITSREKENINGEN
De volgende procedures gelden om na te gaan welke bestaande entiteitsrekeningen moeten worden beschouwd als te rapporteren rekeningen.
A. |
Entiteitsrekeningen die niet hoeven te worden gecontroleerd, geïdentificeerd of gerapporteerd. Tenzij de rapporterende financiële instelling anders besluit, hetzij voor alle bestaande entiteitsrekeningen tezamen hetzij voor elke duidelijk omschreven groep van dat soort rekeningen afzonderlijk, hoeft een bestaande entiteitsrekening met een geaggregeerd saldo of een geaggregeerde waarde van, per 31 december 2015, niet meer dan een in de nationale valuta van elke lidstaat uitgedrukt bedrag dat overeenstemt met 250 000 USD, niet te worden onderzocht, geïdentificeerd of gerapporteerd als een te rapporteren rekening totdat het geaggregeerde saldo of de geaggregeerde waarde hoger is dan dat bedrag op de laatste dag van een volgend kalenderjaar. |
B. |
Entiteitsrekeningen die moeten worden gecontroleerd. Een bestaande entiteitsrekening met een geaggregeerd saldo of een geaggregeerde waarde van, per 31 december 2015, meer dan een in de nationale valuta van elke lidstaat uitgedrukt bedrag dat overeenstemt met 250 000 USD, en een bestaande entiteitsrekening die dat bedrag per 31 december 2015 niet overschrijdt maar waarvan het totale saldo of de totale waarde op de laatste dag van een volgend kalenderjaar hoger is dan dat bedrag, moet worden gecontroleerd overeenkomstig de procedures omschreven in onderdeel D. |
C. |
Entiteitsrekeningen die gerapporteerd moeten worden. Met betrekking tot bestaande entiteitsrekeningen omschreven in onderdeel B worden alleen rekeningen die worden aangehouden door een of meer entiteiten die te rapporteren personen zijn, of door passieve NFE's met één of meer uiteindelijk belanghebbenden die te rapporteren personen zijn, behandeld als te rapporteren rekeningen. |
D. |
Controleprocedures voor het identificeren van entiteitsrekeningen die gerapporteerd dienen te worden. Voor bestaande entiteitsrekeningen omschreven in onderdeel B moet een rapporterende financiële instelling de volgende controleprocedures toepassen teneinde vast te stellen of de rekening wordt aangehouden door een of meer te rapporteren personen of door passieve NFE's met een of meer uiteindelijk belanghebbenden die te rapporteren personen zijn:
|
E. |
Tijdstippen voor controles en aanvullende procedures die van toepassing zijn op bestaande entiteitsrekeningen
|
DEEL VI
DUE DILIGENCE VOOR NIEUWE ENTITEITSREKENINGEN
De volgende procedures gelden om na te gaan welke nieuwe entiteitsrekeningen moeten worden beschouwd als te rapporteren rekeningen.
Controleprocedures voor het identificeren van entiteitsrekeningen die gerapporteerd dienen te worden. Voor nieuwe entiteitsrekeningen dient een rapporterende financiële instelling de volgende controleprocedures toe te passen teneinde vast te stellen of de rekening wordt aangehouden door een of meer te rapporteren personen of door passieve NFE's met een of meer uiteindelijk belanghebbenden die te rapporteren personen zijn:
1. |
Vaststellen of de entiteit een te rapporteren persoon is.
|
2. |
Vaststellen of de entiteit een passieve NFE is met een of meer uiteindelijk belanghebbenden die te rapporteren personen zijn. Ten aanzien van een houder van een nieuwe entiteitsrekening (met inbegrip van een entiteit die een te rapporteren persoon is), moet de rapporterende financiële instelling vaststellen of de rekeninghouder een passieve NFE is met een of meer uiteindelijk belanghebbenden die te rapporteren personen zijn. Indien een van de uiteindelijk belanghebbenden van een passieve NFE een te rapporteren persoon is, moet de rekening worden behandeld als een te rapporteren rekening. Bij deze vaststellingen moet de rapporterende financiële instelling de leidraden volgen in onderdeel A, punt 2, onder a) tot en met c), in de onder de gegeven omstandigheden meest geschikte volgorde.
|
DEEL VII
BIJZONDERE REGELS INZAKE DUE DILIGENCE
De volgende aanvullende regels zijn van toepassing bij de uitvoering van de eerder omschreven due diligence-procedures:
A. |
Vertrouwen op eigen verklaringen van rekeninghouders en bewijsstukken. Een rapporterende financiële instelling mag niet vertrouwen op een eigen verklaring van een rekeninghouder of bewijsstukken indien zij weet of redenen heeft om te weten dat de verklaring of bewijsstukken onjuist of onbetrouwbaar zijn. |
B. |
Alternatieve procedures voor financiële rekeningen van individuele begunstigden van een kapitaalverzekering of lijfrenteverzekering en voor groepskapitaalverzekeringen of groepslijfrenteverzekeringen. Een rapporterende financiële instelling mag veronderstellen dat een individuele begunstigde (niet zijnde de eigenaar) van een kapitaalverzekering of een lijfrenteverzekering die een uitkering bij overlijden ontvangt geen te rapporteren persoon is en mag een dergelijke financiële rekening behandelen als een andere dan een te rapporteren rekening tenzij de financiële instelling daadwerkelijk weet of redenen heeft om te weten dat de begunstigde een te rapporteren persoon is. Een rapporterende financiële instelling heeft redenen om te weten dat een begunstigde van een kapitaalverzekering of een lijfrenteverzekering een te rapporteren persoon is als de door de rapporterende financiële instelling verzamelde informatie over de begunstigde indicatoren bevat zoals omschreven in onderdeel B van deel III. Indien een rapporterende financiële instelling daadwerkelijk weet of redenen heeft om te weten dat de begunstigde een te rapporteren persoon is, moet de rapporterende financiële instelling de procedures van onderdeel B van deel III volgen. Een rapporterende financiële instelling kan een financiële rekening die een belang is van een lid in een groepskapitaalverzekering of een groepslijfrenteverzekering behandelen als een financiële rekening die geen te rapporteren rekening is, tot de datum waarop een bedrag betaalbaar wordt aan de werknemer/certificaathouder of begunstigde, als de financiële rekening die een belang is van een lid in een groepskapitaalverzekering of een groepslijfrenteverzekering, voldoet aan de volgende eisen:
Een „groepskapitaalverzekering” is een kapitaalverzekering die: i) dekking biedt aan natuurlijke personen die zijn aangesloten via een werkgever, beroepsvereniging, vakbond of andere vereniging of groep, en ii) voor ieder lid van de groep (of lid van een categorie in de groep) een premie in rekening brengt die wordt bepaald onafhankelijk van andere individuele gezondheidskenmerken dan leeftijd, geslacht en rookgedrag van het lid (of categorie leden) van de groep. Een „groepslijfrenteverzekering” is een lijfrenteverzekering waarvan de rechthebbenden personen zijn die zijn aangesloten via een werkgever, beroepsvereniging, vakbond of een andere vereniging of groep. |
C. |
Voorschriften voor de aggregatie van saldi en valuta
|
DEEL VIII
BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
De volgende definities zijn van toepassing:
A. Rapporterende financiële instelling
1. |
Onder „rapporterende financiële instelling” wordt verstaan elke financiële instelling van een lidstaat die geen niet-rapporterende financiële instelling is. Onder „financiële instelling van een lidstaat” wordt verstaan: i) elke financiële instelling die een ingezetene is van een lidstaat, maar uitgezonderd een filiaal van een dergelijke financiële instelling dat zich buiten die lidstaat bevindt, en ii) elk filiaal van een financiële instelling die geen ingezetene is van een lidstaat, indien dat filiaal zich in die lidstaat bevindt. |
2. |
Onder „financiële instelling in een deelnemend rechtsgebied” wordt verstaan: i) elke financiële instelling die een ingezetene is van een deelnemend rechtsgebied, maar uitgezonderd een filiaal van die financiële instelling dat zich buiten dat deelnemend rechtsgebied bevindt, en ii) elk filiaal van een financiële instelling die geen ingezetene is van een deelnemend rechtsgebied, indien dat filiaal zich in dat deelnemend rechtsgebied bevindt. |
3. |
Onder „financiële instelling” wordt verstaan een bewaarinstelling, een instelling die deposito's neemt, een beleggingsentiteit of een omschreven verzekeringsmaatschappij. |
4. |
Onder „bewaarinstelling” wordt verstaan een entiteit die voor rekening van derden financiële activa in bewaring houdt als een wezenlijk deel van haar bedrijfsactiviteiten. Een instelling houdt financiële activa voor rekening van derden als wezenlijk deel van haar bedrijfsactiviteiten, wanneer haar bruto-inkomsten die verband houden met het houden van financiële activa en het verlenen van de bijbehorende financiële diensten gelijk is aan of groter is dan 20 % van de bruto-inkomsten van de entiteit gedurende: i) de periode van drie jaar die eindigt op 31 december (of de laatste dag van het boekjaar indien dat niet gelijk loopt met het kalenderjaar) voorafgaand aan het jaar waarin de vaststelling geschiedt, of ii) de bestaansperiode van de entiteit, indien deze korter is. |
5. |
Onder „een instelling die deposito's neemt” wordt verstaan een entiteit die opvorderbare gelden verkrijgt in het kader van de normale uitoefening van het bankbedrijf of een daarmee vergelijkbaar bedrijf. |
6. |
Onder „beleggingsentiteit” wordt verstaan een entiteit
Een entiteit wordt gezien als een entiteit met als bedrijfsactiviteit voornamelijk het uitvoeren van een of meer van de in onderdeel A, onder punt 6, onder a), omschreven activiteiten, of haar bruto-inkomen is hoofdzakelijk toe te rekenen aan beleggen, herbeleggen of handel in financiële activa voor de in onderdeel A, punt 6, onder b), bedoelde doelen, als de bruto-inkomsten van de entiteit die verband houden met deze activiteiten gelijk zijn aan of groter zijn dan 50 % van de bruto-inkomsten van de entiteit gedurende: i) de periode van drie jaar die eindigt op 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de vaststelling geschiedt, of ii) de bestaansperiode van de entiteit, indien deze korter is. De term „beleggingsentiteit” heeft niet betrekking op een entiteit die een actieve NFE is omdat die entiteit voldoet aan een van de criteria vermeld in onderdeel D, punt 8, onder d) tot en met g). Deze paragraaf wordt uitgelegd op een wijze die verenigbaar is met de gelijkwaardige bewoordingen vervat in de definitie van „financiële instelling” in de aanbevelingen van de Financial Action Task Force. |
7. |
De term „financiële activa” omvat effecten (bijvoorbeeld een aandeel in een vennootschap; partnerschap of uiteindelijk belang in een breed opgezet of een beursgenoteerd samenwerkingsverband of een trust; waardepapier, obligatie, schuldbewijs of andere bewijzen van schuldenlast), partnerschapsbelang, commodity, swap (bijvoorbeeld renteswaps, valutaswaps, basisswaps, interest rate caps, interest rate floors, commodity swaps, equity swaps, equity index swaps en soortgelijke overeenkomsten), verzekeringscontract of lijfrenteverzekering of enig belang (inclusief een termijncontract of optie) in een zekerheid, partnerschapsbelang, commodity, swap, verzekeringscontract of lijfrenteverzekering. De term „financiële activa” omvat niet een direct belang, buiten de vreemd vermogenssfeer, in een onroerend goed. |
8. |
Onder „omschreven verzekeringsmaatschappij” wordt verstaan een entiteit die een verzekeringsmaatschappij is (of de houdstermaatschappij van een verzekeringsmaatschappij) die een kapitaalverzekering of lijfrenteverzekering aanbiedt of verplicht is tot het betalen van uitkeringen uit hoofde van een kapitaalverzekering of lijfrenteverzekering. |
B. Niet-rapporterende financiële instelling
1. |
Onder „niet-rapporterende financiële instelling” wordt verstaan een financiële instelling die:
|
2. |
Onder „overheidsinstantie” wordt verstaan de regering van een lidstaat of ander rechtsgebied, een staatkundig onderdeel van een lidstaat of ander rechtsgebied (voor alle duidelijkheid, met inbegrip van een staat, provincie, district of gemeente), of een agentschap of instantie van een lidstaat of ander rechtsgebied of van een of meer van de voorgaande overheidsinstanties dat/die volledig daartoe behoort/behoren. Deze categorie bestaat uit de integrale delen, entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, en de staatkundige onderdelen van een lidstaat of ander rechtsgebied.
|
3. |
Onder „internationale organisatie” wordt verstaan iedere internationale organisatie of een agentschap of instantie daarvan dat/die daar volledig toe behoort. Tot deze categorie behoort iedere intergouvernementele organisatie (en ook een supranationale organisatie): i) die voornamelijk bestaat uit regeringen, ii) die daadwerkelijk een hoofdzetelovereenkomst of soortgelijke overeenkomst heeft met de lidstaat, en iii) waarvan de inkomsten niet ten goede komen van particulieren. |
4. |
Onder „centrale bank” wordt verstaan een instelling die bij wet of bij goedkeuring van de overheid de belangrijkste autoriteit is, naast de regering van de lidstaat zelf, die middelen uitgeeft die bedoeld zijn om te circuleren als geld. Een dergelijke instelling kan ook een instantie omvatten die los staat van de regering van de lidstaat en al dan niet geheel of gedeeltelijk tot de lidstaat behoort. |
5. |
Onder „uittredingsfonds met brede deelname” wordt verstaan een fonds opgericht ten behoeve van pensioen-, invaliditeits- of overlijdensuitkeringen, of een combinatie daarvan, aan begunstigden die huidige of voormalige werknemers zijn (of personen die door de werknemers zijn aangewezen) van een of meer werkgevers, als tegenprestatie voor de geleverde diensten, op voorwaarde dat het fonds:
|
6. |
Onder „pensioenfonds met beperkte deelname” wordt verstaan een fonds opgericht ten behoeve van pensioen-, invaliditeits- of overlijdensuitkeringen aan begunstigden die huidige of voormalige werknemers zijn (of personen die door de werknemers zijn aangewezen) van een of meer werkgevers, als tegenprestatie voor geleverde diensten, op voorwaarde dat:
|
7. |
Onder „pensioenfonds van een overheidsinstantie, een internationale organisatie of een centrale bank” wordt verstaan een fonds dat is opgericht door een overheidsinstantie, een internationale organisatie of een centrale bank en pensioen-, invaliditeits- of overlijdensuitkeringen uitkeert aan begunstigden of deelnemers die huidige of voormalige werknemers zijn (of personen die door de werknemers zijn aangewezen), of die geen huidige of voormalige werknemers zijn, indien de uitkeringen aan die begunstigden of deelnemers gebaseerd zijn op persoonlijke diensten verricht ten behoeve van de overheidsinstantie, internationale organisatie of centrale bank. |
8. |
Onder „gekwalificeerde uitgever van een creditcard” wordt verstaan een financiële instelling die voldoet aan de volgende eisen:
|
9. |
Onder „vrijgesteld collectief beleggingsvehikel” wordt verstaan een beleggingsentiteit die wordt gereguleerd als een vehikel voor collectieve beleggingen, op voorwaarde dat alle belangen in het collectief beleggingsvehikel worden gehouden door of via personen of entiteiten die geen te rapporteren personen zijn, behalve een passieve NFE met uiteindelijk belanghebbenden die te rapporteren personen zijn. Een beleggingsentiteit die wordt gereguleerd als een vehikel voor collectieve beleggingen, schiet niet krachtens onderdeel B, punt 9, tekort als vrijgesteld collectief beleggingsvehikel alleen omdat het vehikel fysieke aandelen aan toonder heeft uitgegeven, op voorwaarde dat:
|
C. Financiële rekening
1. |
Onder „financiële rekening” wordt verstaan een rekening aangehouden door een financiële instelling en omvat de depositorekening, de bewaarrekening, en:
De term „Financiële rekening” omvat geen uitgezonderde rekeningen. |
2. |
De term „depositorekening” omvat elke bedrijfsrekening, betaalrekening, spaarrekening, termijnrekening of spaarrekening bij een spaar- of nutsbank of een rekening waarvoor een depositobewijs, een stortingsbewijs, een beleggingscertificaat of een schuldbewijs is overgelegd of een ander daarmee vergelijkbaar instrument aangehouden door een financiële instelling in het kader van de uitoefening van het bankbedrijf of een daarmee vergelijkbaar bedrijf. Onder een depositorekening wordt voorts verstaan een bedrag aangehouden door een verzekeringsmaatschappij uit hoofde van een contract dat terugbetaling van de hoofdsom garandeert of een vergelijkbare overeenkomst voor het betalen of ontvangen van interest over dat bedrag. |
3. |
Onder „bewaarrekening” wordt verstaan een rekening (anders dan een verzekeringsovereenkomst of lijfrenteverzekering) die één of meer financiële activa houdt ten gunste van een derde. |
4. |
Onder „aandelenbelang” wordt verstaan, in het geval van een samenwerkingsverband dat een financiële instelling is, een kapitaalbelang of een winstaandeel in het samenwerkingsverband. In het geval van een trust die een financiële instelling is, wordt een aandelenbelang geacht te worden aangehouden door degene die optreedt als insteller of begunstigde van de volledige trust of een deel ervan of door een derde natuurlijke persoon die uiteindelijk de feitelijke zeggenschap uitoefent over de trust. Een te rapporteren persoon wordt behandeld als begunstigde van een trust indien de te rapporteren persoon gerechtigd is rechtstreeks of middellijk (bijvoorbeeld via een vertegenwoordiger) een verplichte uitkering te ontvangen of rechtstreeks of middellijk een discretionaire uitkering kan ontvangen uit de trust. |
5. |
Onder „verzekeringsovereenkomst” wordt verstaan een overeenkomst (anders dan een lijfrenteverzekering) uit hoofde waarvan de uitgevende instantie zich verplicht een bedrag uit te keren indien zich een omschreven gebeurtenis voordoet aangaande overlijden, ziekte, ongeval, aansprakelijkheid of vermogensrisico's. |
6. |
Onder „lijfrenteverzekering” wordt verstaan een overeenkomst uit hoofde waarvan de uitgevende instantie zich verplicht uitkeringen te verstrekken gedurende een tijdvak dat geheel of gedeeltelijk wordt vastgesteld op basis van de levensverwachting van een of meer natuurlijke personen. De term omvat voorts een overeenkomst die in overeenstemming met de wet- of regelgeving of in de praktijk in de lidstaat of ander rechtsgebied waar de overeenkomst werd gesloten wordt aangemerkt als lijfrenteverzekering en uit hoofde waarvan de uitgevende instantie zich verplicht gedurende een aantal jaren uitkeringen te verstrekken. |
7. |
Onder „kapitaalverzekering” wordt verstaan een verzekeringsovereenkomst (anders dan een herverzekeringsovereenkomst gericht op schadeloosstelling tussen twee verzekeringsmaatschappijen) met een geldswaarde. |
8. |
Onder „geldswaarde” wordt verstaan: i) het bedrag waarop de houder van de polis aanspraak kan maken bij afkoop of beëindiging van de overeenkomst (vastgesteld zonder aftrek van een annuleringsvergoeding of polisbelening), of ii) het bedrag dat de polishouder kan lenen uit hoofde van of ter zake van de overeenkomst, indien dat groter is dan het eerste bedrag. Niettegenstaande het voorgaande is „geldswaarde” niet een bedrag dat verschuldigd is uit hoofde van een verzekeringspolis:
|
9. |
Onder „bestaande rekening” wordt verstaan:
|
10. |
Onder „nieuwe rekening” wordt verstaan een financiële rekening, aangehouden door een rapporterende financiële instelling, geopend op of na 1 januari 2016 tenzij de rekening wordt behandeld als een bestaande rekening krachtens onderdeel C, punt 9, onder b). |
11. |
Onder „bestaande rekening van een natuurlijke persoon” wordt verstaan een bestaande rekening die door één of meer natuurlijke personen wordt aangehouden. |
12. |
Onder „nieuwe rekening van een natuurlijke persoon” wordt verstaan een nieuwe rekening die door één of meer natuurlijke personen wordt aangehouden. |
13. |
Onder „bestaande entiteitsrekening” wordt verstaan een bestaande rekening die door één of meer entiteiten wordt aangehouden. |
14. |
Onder „lagewaarderekening” wordt verstaan een bestaande rekening van een natuurlijke persoon met een totaal saldo of een totale waarde per 31 december 2015 van niet meer dan een in de nationale valuta van elke lidstaat uitgedrukt bedrag dat overeenstemt met 1 000 000 USD. |
15. |
Onder „hogewaarderekening” wordt verstaans een bestaande rekening van een natuurlijke persoon met een totaal saldo of een totale waarde, per 31 december 2015 of 31 december van daaropvolgende jaren, van meer dan een in de nationale valuta van elke lidstaat uitgedrukt bedrag dat overeenstemt met 1 000 000 USD. |
16. |
Onder „nieuwe entiteitsrekening” wordt verstaan een nieuwe rekening die door één of meer entiteiten wordt aangehouden. |
17. |
Onder „uitgezonderde rekening” wordt verstaan een van onderstaande rekeningen:
|
D. Te rapporteren rekening
1. |
Onder „te rapporteren rekening” wordt verstaan een financiële rekening die wordt aangehouden door een rapporterende financiële instelling van een lidstaat en wordt aangehouden door één of meer te rapporteren personen of een passieve NFE met een of meer uiteindelijk belanghebbenden die een te rapporteren persoon is, mits de rekening als zodanig is aangemerkt op grond van de due diligence-procedures omschreven in de delen II tot en met VII. |
2. |
Onder „te rapporteren persoon” wordt verstaan een persoon van een lidstaat, niet zijnde: i) een onderneming waarvan de aandelen regelmatig worden verhandeld op één of meer erkende effectenbeurzen, ii) een onderneming die een gelieerde entiteit is van een onderneming omschreven onder i), iii) een overheidsinstantie, iv) een internationale organisatie, v) een centrale bank, of vi) een financiële instelling. |
3. |
Onder „persoon van een lidstaat” wordt verstaan met betrekking tot elke lidstaat een natuurlijke persoon of een entiteit die een ingezetene is van een andere lidstaat onder de fiscale wetgeving van die andere lidstaat, of een nalatenschap van een erflater die een ingezetene was van een andere lidstaat. Voor dit doel wordt een entiteit zoals een samenwerkingsverband, een samenwerkingsverband met beperkte aansprakelijkheid of een soortgelijke juridische constructie zonder fiscale woonplaats, behandeld als een ingezetene van het rechtsgebied waar de plaats van de werkelijke leiding ervan is gelegen. |
4. |
Onder „deelnemend rechtsgebied” wordt verstaan met betrekking tot elke lidstaat:
|
5. |
Onder „uiteindelijk belanghebbenden” worden verstaan de natuurlijke personen die zeggenschap uitoefenen over een entiteit. In het geval van trusts worden hieronder verstaan de insteller(s) van een trust, de trustees, de eventuele protector(en), de begunstigde(n) of categorie(ën) begunstigden en eventuele andere natuurlijke personen die de uiteindelijke feitelijke zeggenschap uitoefenen over de trust en in het geval van andere juridische overeenkomsten dan een trust worden hieronder verstaan personen in dezelfde of een vergelijkbare positie. De uitdrukking „uiteindelijk belanghebbenden” wordt uitgelegd op een wijze die verenigbaar is met de aanbevelingen van de Financial Action Task Force. |
6. |
Onder „NFE” wordt verstaan een entiteit die geen financiële instelling is. |
7. |
Onder „passieve NFE” wordt verstaan: i) een NFE die geen actieve NFE is, of ii) een beleggingsentiteit omschreven in onderdeel A, punt 6, onder b), die geen financiële instelling in een deelnemend rechtsgebied is. |
8. |
Onder „actieve NFE” wordt verstaan een NFE die voldoet aan een van de volgende criteria:
|
E. Diversen
1. |
Onder „rekeninghouder” wordt verstaan de persoon die door de financiële instelling die de rekening beheert is geregistreerd of wordt geïdentificeerd als de houder van een financiële rekening. Een persoon, niet zijnde een financiële instelling die als gevolmachtigde, bewaarder, vertegenwoordiger, ondertekenaar, beleggingsadviseur of tussenpersoon een financiële rekening houdt namens of voor rekening van een derde, wordt voor de toepassing van deze richtlijn niet aangemerkt als de houder van de rekening, maar die derde wordt aangemerkt als de houder van de rekening. In het geval van een kapitaalverzekering of een lijfrenteverzekering wordt als rekeninghouder aangemerkt de persoon die gerechtigd is tot de geldswaarde of tot wijziging van de begunstigde van de polis. Indien niemand gerechtigd is tot de geldswaarde of de begunstigde kan wijzigen, is de houder van de polis een ieder die in de polis genoemd wordt als eigenaar alsmede eenieder met een verworven recht op uitkering krachtens de polisvoorwaarden. Aan het eind van de looptijd van een kapitaalverzekering of lijfrenteverzekering wordt elke persoon die recht heeft op een uitkering volgens de polis aangemerkt als rekeninghouder. |
2. |
Onder „AML/KYC-procedures” worden verstaan de due diligence-procedures voor klanten van een rapporterende financiële instelling uit hoofde van vereisten ter bestrijding van het witwassen van geld of daarmee vergelijkbare vereisten die van toepassing zijn op de rapporterende financiële instelling. |
3. |
Onder „entiteit” wordt verstaan een rechtspersoon of een juridische overeenkomst, zoals een vennootschap, samenwerkingsverband, trust of stichting. |
4. |
Een entiteit is een „gelieerde entiteit” van een andere entiteit indien: i) een van de entiteiten de andere beheerst, of ii) indien beide entiteiten onder een gemeenschappelijk zeggenschap vallen, of iii) de twee entiteiten beleggingsentiteiten zijn, omschreven in onderdeel A, punt 6, onder b), onder een gemeenschappelijk beheer staan, en een dergelijk beheer voldoet aan de due diligence-verplichtingen van de beleggingsentiteiten. Daartoe wordt onder zeggenschap mede verstaan de directe of indirecte eigendom van meer dan 50 % van het aantal stemmen en het vermogen in een entiteit. |
5. |
Onder „TIN” wordt verstaan het fiscaal identificatienummer (of een functioneel equivalent bij gebreke van een fiscaal identificatienummer). |
6. |
Onder „Bewijsstukken” worden verstaan:
Met betrekking tot een bestaande entiteitsrekening, mogen rapporterende financiële instellingen als bewijsstuk gebruiken iedere indeling in de dossiers van de rapporterende financiële instelling met betrekking tot de rekeninghouder, vastgesteld op basis van een gestandaardiseerd bedrijfscoderingssysteem, dat werd vastgesteld door de rapporterende financiële instelling in overeenstemming met haar normale handelspraktijken voor de toepassing van AML/KYC-procedures of andere regelgevende doeleinden (andere dan voor fiscale doeleinden) en dat werd uitgevoerd door de rapporterende financiële instelling vóór de datum van indeling van de financiële rekening als een bestaande rekening, op voorwaarde dat de rapporterende financiële instelling niet weet of geen redenen heeft om te weten dat deze indeling onjuist of onbetrouwbaar is. Een „gestandaardiseerd bedrijfscoderingssysteem” is een codering voor het indelen van bedrijven per bedrijfssoort voor andere doeleinden dan fiscale doeleinden. |
DEEL IX
DOELTREFFENDE UITVOERING
Overeenkomstig artikel 8, lid 3 bis, van deze richtlijn, moeten de lidstaten regels en de administratieve procedures hebben om te zorgen voor doeltreffende uitvoering en naleving van de rapportage- en due diligence-procedures zoals hierboven omschreven, met inbegrip van:
1. |
voorschriften om te voorkomen dat financiële instellingen, personen of tussenpersonen praktijken instellen gericht op het omzeilen van de rapportage- en due diligence-procedures; |
2. |
regels voor de rapporterende financiële instellingen om registers bij te houden van de stappen die zijn gezet en eventuele bewijzen die zijn aangevoerd voor de uitvoering van voornoemde procedures en adequate maatregelen om die registers te verkrijgen; |
3. |
administratieve procedures om na te gaan of de rapporterende financiële instellingen zich houden aan de rapportage- en due diligence-procedures, en administratieve procedures die met een rapporterende financiële instelling worden gevolgd als er ongedocumenteerde rekeningen worden gerapporteerd; |
4. |
administratieve procedures om voor de entiteiten en rekeningen die in de nationale wetgeving worden gedefinieerd als niet rapporterende financiële instellingen en uitgezonderde rekeningen, te garanderen dat een laag risico blijft bestaan dat zij worden gebruikt voor belastingontduiking, en |
5. |
doeltreffende handhavingsbepalingen om niet-naleving aan te pakken. |
DEEL X
UITVOERINGSDATA MET BETREKKING TOT RAPPORTERENDE FINANCIËLE INSTELLINGEN DIE ZICH IN OOSTENRIJK BEVINDEN
Voor rapporterende financiële instellingen die zich in Oostenrijk bevinden moeten alle verwijzingen naar 2016 en 2017 in deze bijlage worden gelezen als verwijzingen naar respectievelijk 2017 en 2018.
Voor bestaande rekeningen gehouden door rapporterende financiële instellingen die zich in Oostenrijk bevinden moeten alle verwijzingen naar 31 december 2015 in deze bijlage worden gelezen als verwijzingen naar 31 december 2016.
BIJLAGE II
AANVULLENDE RAPPORTAGE- EN DUE DILIGENCE-REGELS VOOR INFORMATIE OVER FINANCIËLE REKENINGEN
1. Wijziging in de omstandigheden
Een „wijziging in de omstandigheden” is onder meer een wijziging die leidt tot de toevoeging van relevante informatie over de status van een persoon of die op enige andere wijze in strijd is met de status van die persoon. Bovendien omvat een wijziging in de omstandigheden elke wijziging van, of toevoeging van informatie aan, de rekening van de Rekeninghouder (met inbegrip van de toevoeging, vervanging of andere wijziging van een Rekeninghouder) of elke wijziging van, of toevoeging van informatie aan, een rekening die gelieerd is met de rekening (met toepassing van de aggregatieregels omschreven in onderdeel C, onder punten 1 tot en met 3, van deel VII van bijlage I als de verandering of toevoeging van informatie van invloed is op de status van de Rekeninghouder.
Indien een rapporterende financiële instelling zich heeft gebaseerd op de toets inzake het woonadres omschreven in onderdeel B, punt 1 van deel III van bijlage I en er is sprake van een verandering in de omstandigheden waardoor de rapporterende financiële instelling weet of redenen heeft om te weten dat de oorspronkelijke bewijsstukken (of andere gelijkwaardige documentatie) onjuist of onbetrouwbaar zijn, moet de rapporterende financiële instelling uiterlijk op de laatste dag van het desbetreffende kalenderjaar of een andere geschikte rapportageperiode, of 90 dagen na de bekendmaking of de ontdekking van een dergelijke wijziging in de omstandigheden, indien dit later is, een verklaring en nieuwe bewijsstukken verkrijgen voor het bepalen van de fiscale woonplaats(en) van de rekeninghouder. Indien de rapporterende financiële instelling de verklaring en de nieuwe bewijsstukken niet uiterlijk op die datum kan verkrijgen, moet de rapporterende financiële instelling de elektronische zoekprocedure gebruiken zoals omschreven in onderdeel B, onder punten 2 tot en met 6 van deel III van bijlage I.
2. Verklaring voor nieuwe entiteitsrekeningen
Met betrekking tot nieuwe entiteitsrekeningen kan een rapporterende financiële instelling, om vast te stellen of een uiteindelijk belanghebbende bij een passieve NFE een te rapporteren persoon is, zich uitsluitend baseren op een verklaring van de rekeninghouder of de uiteindelijk belanghebbende.
3. Vestigingsplaats van een financiële instelling
Een financiële instelling is een „ingezetene” van een lidstaat, indien zij is onderworpen aan de jurisdictie van die lidstaat (d.w.z. dat de lidstaat rapportage door de financiële instelling kan afdwingen). In het algemeen geldt dat, wanneer een financiële instelling voor fiscale doeleinden een ingezetene is van een lidstaat, zij onderworpen is aan de jurisdictie van die lidstaat, en dus een financiële instelling van de lidstaat is. In het geval van een trust die een financiële instelling is (ongeacht of zij voor fiscale doeleinden een ingezetene is van een lidstaat) wordt de trust geacht onder de jurisdictie van een lidstaat te vallen indien een of meer van de trustees ingezetenen zijn van deze lidstaat, tenzij de trust alle informatie die krachtens deze richtlijn met betrekking tot te rapporteren rekeningen van de trust moet worden vermeld, aan een andere lidstaat verstrekt omdat zij voor fiscale doeleinden een ingezetene is van die andere lidstaat. Wanneer een financiële instelling (anders dan een trust) echter geen fiscale vestigingsplaats heeft (bv. omdat zij wordt behandeld als fiscaal transparant, of gevestigd is in een rechtsgebied dat geen inkomstenbelasting kent), wordt zij geacht onder de jurisdictie van een lidstaat te vallen en is zij dus een financiële instelling van een lidstaat indien:
a) |
zij is opgericht in overeenstemming met de wetten van de lidstaat; |
b) |
haar leiding (inclusief de werkelijke leiding) zich in de lidstaat bevindt, of |
c) |
zij valt onder het financieel toezicht in de lidstaat. |
Wanneer een financiële instelling (anders dan een trust) een ingezetene is van twee of meer lidstaten, is die financiële instelling onderworpen aan de rapportage- en due diligence-verplichtingen van de lidstaat waar zij de financiële rekening/rekeningen aanhoudt.
4. Aangehouden rekening
In het algemeen wordt een rekening geacht te worden aangehouden door de volgende financiële instelling:
a) |
in het geval van een bewaarrekening, door de financiële instelling die het beheer heeft over de activa op de rekening (met inbegrip van een financiële instelling die activa aanhoudt namens een rekeninghouder in die instelling); |
b) |
in het geval van een depositorekening, door de financiële instelling die verplicht is tot het doen van betalingen met betrekking tot de rekening (met uitzondering van een gevolmachtigde van een financiële instelling, ongeacht of die gevolmachtigde een financiële instelling is); |
c) |
in het geval van aandelen in of schuldvorderingen op een financiële instelling die een financiële rekening vormen, door die financiële instelling; |
d) |
in het geval van een kapitaalverzekering of een lijfrenteverzekering, door de financiële instelling die verplicht is tot het doen van betalingen met betrekking tot de verzekering. |
5. Trusts die passieve NFE's zijn
Een entiteit zoals een samenwerkingsverband, een samenwerkingsverband met beperkte aansprakelijkheid of een soortgelijke juridische constructie zonder fiscale vestigingsplaats, overeenkomstig onderdeel D, punt 3, van deel VIII van bijlage I, wordt behandeld als een ingezetene van het rechtsgebied waar de plaats van de werkelijke leiding ervan is gelegen. In dit verband wordt een rechtspersoon of juridische constructie gezien als „soortgelijk” aan een samenwerkingsverband en een samenwerkingsverband met beperkte aansprakelijkheid, wanneer deze in een lidstaat niet worden behandeld als een fiscale eenheid volgens de belastingwetgeving van die lidstaat. Om dubbele rapportage te vermijden (gelet op de ruime reikwijdte van de term „uiteindelijk belanghebbende” in het geval van trusts), kan een trust die een passieve NFE is, echter niet worden gezien als een soortgelijke juridische constructie.
6. Adres van het hoofdkantoor van de Entiteit
Een van de vereisten bedoeld in onderdeel E, punt 6, onder c), van deel VIII van bijlage I is dat, met betrekking tot een entiteit, de officiële documentatie het adres bevat van het hoofdkantoor van de entiteit in de lidstaat of ander rechtsgebied waarvan zij stelt een ingezetene te zijn of in de lidstaat of andere rechtsgebied waar de entiteit is opgericht of georganiseerd. Het adres van het hoofdkantoor van de entiteit is in het algemeen de plaats waar zich de werkelijke leiding ervan bevindt. Het adres van een financiële instelling waar de entiteit een rekening heeft, een postbusadres, of een adres dat uitsluitend wordt gebruikt als postadres is niet het adres van het hoofdkantoor van de entiteit, tenzij dit adres het enige adres is dat door de entiteit wordt gebruikt en dat in de statutaire documenten van de entiteit staat vermeld als haar geregistreerde adres. Verder is een adres dat wordt opgegeven als poste-restanteadres niet het adres van het hoofdkantoor van de entiteit.